Democratie & totalitarisme – Claude Lefort
De democratie staat wereldwijd onder druk. Steeds meer mensen lijken een autocratie te verkiezen boven de democratie. Dat zagen en zien we in Turkije met Tayyip Erdoğan, in Hongarije met Viktor Orbán en in de Verenigde Staten met Donald Trump. Andere landen doen zich voor als schijndemocratieën met leiders die verkiezingen flagrant vervalsen of mogelijke opponenten uit de weg ruimen. Denk aan Venezuela met Nicolás Maduro, Nicaragua met Daniel Ortega, Rusland met Vladimir Poetin en Wit-Rusland met Aleksandr Loekasjenko. Verder blijven er regelrechte dictaturen bestaan zoals Syrië met Bashar al-Assad, Cuba met Miguel Díaz-Canel, China met Xi Jinping, Noord-Korea met Kim Jong-un en tal van Arabische en Afrikaanse landen. Sinds het jaar 2010 is het aantal democratieën stelselmatig gedaald. Volgens de democratie-index van The Economist leefde in 2023 amper 8 procent van de bevolking in een volwaardige democratie en bijna 40 procent in een autocratie.
Ook binnen de Europese Unie zien we opnieuw sterke tendensen naar meer autoritarisme zoals in Hongarije, zie hierboven vermeld, maar ook in Vlaanderen, Nederland, Frankrijk, Italië, Zweden, Finland, Polen en Servië. Hoe kunnen we ons verdedigen tegen die verontrustende evolutie? En vooral, wat maakt de democratie zo kwetsbaar en tegelijk voor velen ook nog steeds aantrekkelijk, want voor die laatsten is het nog steeds de minst slechtste staatsvorm zoals Winston Churchill ons voorhield? Een van de felste verdedigers van de democratische rechtsstaat was de Franse filosoof Claude Lefort die in zijn geschriften ook wees op een voortdurend inherent gevaar van een omslag van democratie naar totalitarisme. Over deze kwestie verscheen een interessant boek met zes essays van Lefort samengesteld door de docenten Pol Van De Wiel en Bart Verheijen, en met een voorwoord van hoogleraar Bastiaan Rijpkema, onder de titel Democratie & totalitarisme dat verscheen bij Boom Klassiek.
Claude Lefort (1924-2010) werd beïnvloed door de fenomenologie van zijn leermeester Maurice Merleau-Ponty. Hij was eerst een trotskist, maar keerde zich al in 1947 af van het marxisme. De lectuur van De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn zorgde voor een schok die zijn wereldbeeld deed kantelen. Vanaf dan uitte hij (tegen de tijdsgeest in Frankrijk die werd gedomineerd door Sartre en Merleau-Ponty) felle kritiek op het totalitair karakter van het Sovjetregime en van de Oostbloklanden. Zijn onderzoek naar de wortels van het totalitarisme leidde hem naar een liefde voor de democratie. De totalitaire samenleving kenmerkt zich volgens Lefort niet door een overmatige politisering, maar juist door een complete depolitisering. Het publieke domein wordt er vernietigd, conflicten ontkend en gesmoord, tegenstemmen gedrukt noch gehoord, opposanten gevangen of vermoord. Alleen een democratie garandeert de rechten en vrijheden van het individu, aldus Lefort in zijn hoofdwerk L'Invention démocratique, in het Nederlands verschenen als Het democratisch tekort.
‘De democratie is de enige samenlevingsvorm die het onophefbare sociale conflict dat aan de basis van elke maatschappij ligt, erkent. Meer nog, ze leeft van dat conflict. Het is haar bron van energie en vernieuwing. Conflictualiteit kan in een democratie noch worden opgeheven, noch te boven gekomen, noch geëlimineerd,’ zo vat Luuk Van Middelaar de centrale boodschap van Lefort samen.[1] Daarmee staat de democratie regelrecht tegenover totalitaire systemen, zoals het marxisme, het stalinisme, het fascisme en het nationaalsocialisme, die afwijkende meningen niet toelaten en met geweld bekamp(t)en. Al deze systemen gebruikten concentratiekampen om er de vermeende vijanden van het volk of van ‘de Partij’ op te sluiten en te vermoorden. In een democratische samenleving blijft de plaats van de macht onvermijdelijk ‘leeg’, niemand kan ze definitief voor haar opeisen of bezetten. Dit verschilt van een totalitair rechts of links systeem dat steeds probeert een illusie van eenheid te vormen van het zogenaamde ‘ware volk’ en dat zich richt tegen de anderen die ze beschouwen als saboteurs, ordeverstoorders en parasieten. Wie die vijanden zijn, daarover beslist de almachtige leider – de Egocraat, zoals Lefort hem benoemt.
Lefort keert zich met zijn pleidooi voor de democratie ook tegen het historicisme, de opvatting dat de geschiedenis een voorspelbare en onvermijdelijke richting volgt. Zo spiegelde Hitler zijn aanhangers een ‘Duizendjarig Rijk’ voor en Stalin voorspelde een ‘stralende toekomst’ die alle, ook inhumane acties van het systeem zou rechtvaardigen. Op weg naar die toekomst onttrekt het systeem zich ook aan elke wettelijke controle waardoor de burgers geen enkele rechtsgrond of zekerheid hebben en overgeleverd worden aan een nietsontziend staatsapparaat. Daar tegenover staat de democratie die de onbepaaldheid omarmt en de rechten en vrijheden van de burgers beschermt. Wel waarschuwt Lefort dat de diverse politieke partijen en leden van het parlement dan wel het algemeen belang moeten dienen en niet zozeer bezig zijn met ‘hun eigen voortbestaan of uitbreiding van hun macht’. Daarnaast leeft een democratie niet enkel van een louter politieke vertegenwoordiging, maar ook van inspraak van ‘vakbonden, uiteenlopende verenigingen, georganiseerde minderheden’.
In zijn essay Mensenrechten & Politiek haalt Lefort hard uit naar Marx en het marxisme die het principe van de mensenrechten ondergeschikt ma(a)kten aan een totalitair maatschappijmodel. In die zin kon hij de rechtvaardiging door tal van (vooral Franse) intellectuelen van het stalinisme niet begrijpen. ‘Het totalitarisme wordt gebouwd op de puinhopen van de mensenrechten,’ schrijft hij. Lefort citeert ook Alexis de Tocqueville dat elke mens ‘bij zijn geboorte een gelijk en onvervreemdbaar recht mee[krijgt] om onafhankelijk van zijn medemensen te leven in alles wat op hemzelf betrekking heeft, en zijn eigen lotsbestemming te regelen naar eigen goeddunken’. De democratie garandeert essentiële vrijheden, zoals de vrijheid van vergadering en meningsuiting, de tolerantie en het kiesrecht. Maar juist daar ligt het gevaar dat dit kan leiden tot het tegendeel van de democratie en de rechtsstaat. Zeker in tijden van economische en sociale en onzekerheid, wanneer men de vrije meningsuiting, tolerantie en kiesrecht misbruikt om de democratie te ondermijnen. Want dat kan snel leiden tot een roep om een sterke man die ‘orde op zaken zet’.
Karl Popper waarschuwde reeds voor de paradox van de tolerantie: ‘Als we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die zelf intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie.’[2] We moeten dus beducht blijven voor diegenen die de democratie willen ondermijnen door misbruik te maken van de rechten en vrijheden die de democratie hen biedt. Een democratie vereist de acceptatie van onzekerheid en voortdurende discussie. Die kwetsbaarheid is ook juist haar kracht, aldus Lefort. Dit boek is, gezien de opmars van antidemocratische en illiberale systemen, bijzonder actueel en verdient dan ook om breed gelezen te worden.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Claude Lefort, Democratie & totalitarisme, Boom Klassiek, 2014
[1] Luuk van Middelaar, Politicide, Historische Uitgeverij, 2011, p. 195.
[2] Karl Popper, De open samenleving en haar vijanden (1945), Lemniscaat, 2009, p. 628.