Het paleis van de sterrenwachter – Violet Moller

Het paleis van de sterrenwachter – Violet Moller

Men veronderstelt nogal eens dat de moderne wetenschap begint in de 17de eeuw bij Descartes en Bacon die hun wetenschapspraktijk baseerden op de observatie van natuurverschijnselen. Maar het was Paracelsus (Theofrastus Bombastus von Hohenheim 1493-1541) die schreef dat wie in kennis was geïnteresseerd niet het boek der mensen maar het boek der natuur moest lezen. Moller beschouwt drie datums als cruciaal voor de wetenschapstransformatie in de 15de en 16de eeuw: 1450 toen Gutenberg de boekdrukkunst uitvond, 1492 toen Columbus de archipel van de Bahama’s binnenvoer en 1517 toen Luther zijn 95 stellingen aan een kerkdeur spijkerde. In kort bestek schetst historicus en schrijver Violet Moller ons de zestiende eeuw waarin het wemelt van de uomo universales.

We beginnen in 1471 in Neurenberg en komen daar al snel Johannes Regiomontanus aan die op 11-jarige leeftijd aan de universiteit in Leipzig studeerde om drie jaar later naar Wenen te verhuizen. Hij studeerde Grieks, wiskunde en astronomie. In Spanje hielden Ferdinand en Isabella huis om er hun monolithisch katholicisme te vestigen en zij spanden zich in om alle tekenen van Arabische en Hebreeuwse invloeden te verwijderen. Boekverbrandingen waren aan de orde van de dag. Hoeveel schoonheid en kennis werd niet verwoest? In die jaren werd ook Albrecht Dürer geboren in Neurenberg, die al snel een imperium zou opbouwen en internationale roem vergaarde.

Er ontstond behoefte aan iets wat een patronagesysteem zou worden ter financiering van alle plannen en activiteiten van wetenschappers en kunstenaars. In Augsburg ontstonden in die jaren financieringsinstituten zoals van de familie Fugger. Er ontstonden zogeheten Kunstkammer. De Fuggers waren overal in Europa actief en beschikten zodoende over een buitengewoon krachtig netwerk. Zij waren onder meer actief in de extreem lucratieve mijnindustrie en hielden zich ook bezig met het aanleggen van wegen door heel Europa. Ook Antwerpen zou tot grote bloei komen.  Toen kwam Luther, de reformatie zou zijn intrede doen en het Habsburgse rijk zou afbrokkelen doordat steeds meer keizerlijke steden de nieuwe godsdienst zouden omarmen.

Dan volgt de beschrijving van de universiteitsstad Leuven waar Gemma Frisius (1508-1555) werkte als wiskundige m, hoogleraar in de geneeskunde en praktiserend arts, als astroloog en astronoom en hij vond ook nog de tijd om globes te vervaardigen waar enorm veel belangstelling voor bestond. Hij publiceerde een nieuwe uitgave van de Cosmographia en ontwierp en passant ook nog de planimeter. Onvoorstelbaar, zulke alleskunners, zo een uomo universale! Frisius werd overigens niet ouder dan 47 jaar. Nog zo’n intellectuele krachtpatser, in de leer bij Frisius, was Gerard Mercator (1512-1594). Mercator, die begon als filosoof, astronoom en wiskundige, was instrumentmaker en cartograaf.

Ook Leuven werd aangedaan, zelfs bedreigd door de nieuwe religie van Luther. Het was gedaan met de feodale structuur van de katholieke kerk die ook nog eens uitblonk in corruptie. De Spaanse overheersers hadden het er maar knap moeilijk mee. Mercator was een van hen die werden aangemerkt als ketter. Hij werd al spoedig opgepakt en pas na maanden weer op vrije voeten gesteld.

We reizen door naar Mortlake in Londen waar John Dee (1527-1608) woonde en werkte. Hij sprak er ook met engelen hetgeen zijn reputatie geen goed deed. Dat lijkt me logisch en terecht. Dee importeerde kennis en techniek vanuit de Lage Landen in Engeland. Hij had zich bekwaamd in wiskunde, astronomie en navigatie. Dee keerde fluks terug naar de katholieke kerk, dat was wel zo veilig en liet zich overhaast tot priester wijden. In 1555 werd hij gearresteerd wegens het trekken van horoscopen. Later zou hij naar Praag verhuizen en aldaar probeerde hij een betrekking aan het hof van Rudolf II te krijgen. Dat mislukte en hij raakte daarna snel aan lagerwal.

Kassel kennen wij nog slechts van de kunst biënnale maar in de zestiende eeuw was de stad een belangrijk centrum van astronomie en wiskunde. Luther en Melanchton waren hier de baas en zij waren een bepalende factor in het academisch onderwijs. Het is opmerkelijk hoe in de vijftiende eeuw wetenschapsbeoefening hand in hand ging met het ontwikkelen en bouwen van nieuwe instrumenten en instrumentarium. Wilhelm, een van de zonen van Filips I, Landgraaf van Hessen-Kassel, zou hier een belangrijke rol vervullen als astronoom en wiskundige. Helaas is Moller niet erg scheutig met exacte naamaanduidingen en ook ontbreken overal de geboorte- en sterfdatums van de ten tonele gevoerde wetenschappers, een serieus gemis. In deze wereld komen we ook een zekere Johann Tiele tegen die werkzaam was als landmeter, schrijnwerker, timmerman, architect, wapensmid, kuiper en instrumentmaker. Kom daar vandaag de dag nog maar eens om!

Terug echter naar Wilhelm die als eerste statistische gegevens van zijn regio verzamelde om daarmee zicht te krijgen op de economische status van het gebied. Behalve als astronoom en wiskundige zou hij ook roem vergaren als botanist en consultant voor tuinaanleg. Onvoorstelbaar hoe efficiënt dit soort wetenschappers met de toch ook voor hen beperkte tijd wisten om te gaan. En bedenk daarbij dat Wilhelm ook nog een zware bestuurs- en regeringstaak vervulde!

We zijn aangeland op Hven, een klein eiland in de Sont dat wereldfaam zou verwerven dankzij de astronoom Tycho Brahe (1546-1601). Ook Brahe was astronoom, sterrenkijker en instrumentmaker. Hij vestigde zich op het eiland Hven waar hij de vermaarde sterrenwacht Uraniborg zou bouwen dat aan het einde van de eeuw helaas gesloopt zou worden nadat Brahe in onmin met de koning was geraakt.

Tegen het einde van de zestiende eeuw kwam Praag tot grote bloei. Rudolf II (1552-3612) stond aan het hoofd van het Heilige roomse Rijk. Hij had alleen belangstelling voor alchemie, magie en esoterie. Het was in die jaren dat de tulp naar Europa werd gebracht en niet zonder vileine humor merkt Moller op: “… en binnen een paar decennia was Holland in de ban van een manie waar de Nederlanders nooit van zijn bekomen.” Opvallend is, en dat geldt voor de hele zestiende eeuw, dat de wetenschappers een levendig netwerk door heel Europa opzetten en elkaar geregeld bezochten om kennis en vaardigheden uit te wisselen.

Rudolf II was een groot kunstliefhebber en legde in die jaren een ongekend grote verzameling schilderijen, kunstvoorwerpen en andere artefacten aan. Talloze kunstenaars werden aangetrokken en woonden en werkten aan het hof in Praag. Zelf bezat Rudolf meer dan drieduizend schilderijen. En hij had wel tweehonderd alchemisten in dienst. Niettemin lijkt het erop dat Rudolf niet gedreven werd door de wens uit metalen goud te kunnen maken maar veeleer door wetenschappelijke nieuwsgierigheid. John Dee duikt op in Praag maar werd uiteindelijk door Rudolf verbannen omdat hij niet gediend was van de zogenaamde gesprekken met engelen die Dee verklaarde te voeren.

Ook Tycho Brahe, die Denemarken moest ontvluchten sinds er een nieuwe koning aan de macht was gekomen, vestigde zich op verzoek van Rudolf in Praag, waar hij een nieuwe sterrenwacht bouwde. Ook Kepler kwam naar Praag. Met het overlijden van Rudolf kwam er een einde aan de Praagse bloei, toen de nieuwe keizer Matthias het hof naar Wenen verplaatste.

Wat onmiddellijk opvalt in deze studie van Moller is de wijdverbreide belangstelling voor de sterrenkunde, veelal in combinatie met wiskunde. Een dergelijk enthousiasme voor het universum heeft zich bij mijn weten sinds die zestiende eeuw nooit meer voorgedaan. Die belangstelling had zonder enige twijfel van doen met de Aristotelische visie op de aarde als het centrum van de kosmische versus de zienswijze van Copernicus die uitging van een heliocentrische opvatting van het heelal, gecombineerd met de positie die de katholieke kerk in dit debat innam. Hoe het ook zij, de vraag blijft waardoor destijds zoveel wetenschappers konden uitblinken in wat bepaald geen eenvoudige materie was.

In het laatste hoofdstuk, Atlantis, dat voornamelijk over Francis Bacon handelt, komen we de Hollander Cornelis Drebbel (1572-1633) tegen, ook weer zo’n uomo universale, getuige Mollers opsomming: “hij werkte met metalen, magneten, kleurstiften en glas, hij bestudeerde het weer en de effecten van water op de planeet, hij deed proeven met luchtdruk en spiegels, hij was een kundig glasblazer, hij vond een apparaat uit om lenzen te polijsten, een oven met thermostaat en een automatische bevochtiger, hij etste landkaarten, hij promootte het opzetten van een loterij, hij fabriceerde telescopen, een incubator, torpedo’s, een microscoop en een camera obscura en verwierf patenten voor een fontein, een eeuwig lopende klok en een innovatief schoorsteensysteem en ook bouwde hij een werkende onderzeeër.” Het spreekt voor zich dat hij ook nog vele boeken schreef. Hoe kan het dat ik nog nooit van deze Cornelis Drebbel had gehoord?

 

Recensie door Enno Nuy

Violet Moller, Het paleis van de sterrenwachter. Een reis langs zeven plekken in Noord-Europa die het hart vormden van de ontwikkeling van de wetenschap in de 16de eeuw, 2024, Meulenhoff, 278 pagina’s Vertaald door Theo Schoenmaker

Print Friendly and PDF
Democratie & totalitarisme – Claude Lefort

Democratie & totalitarisme – Claude Lefort