Schoon Schip. Confidenties van een onbesneden Jood – Joseph Pearce

Schoon Schip. Confidenties van een onbesneden Jood – Joseph Pearce

In zijn monumentale autobiografie Mijn Leven beschreef de joodse Pools-Duitse literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki dat hij zich op school, maar ook later tijdens zijn leven, steeds een Aussenseiter voelde, iemand die ‘erbuiten viel’. Ik moest eraan denken bij de lectuur van Schoon Schip. Confidenties van een onbesneden Jood, het levensverhaal van de schrijver Joseph Pearce, met zijn Vlaams-katholieke en Duits-joodse roots, maar die toch een Engelse naam meekreeg van zijn ouders. Dit is niet het eerste autobiografische werk van Pearce. Over zijn leven kon de lezer al veel vernemen in zijn indrukwekkende familiekroniek Land van Belofte, waarin hij beschrijft hoe hij pas op veertienjarige leeftijd te horen krijgt dat hij geen Brit is, maar een Duitser van joodse afkomst. Zijn vader Werner Peritz vluchtte kort voor de beruchte Kristallnacht van 1938 uit Duitsland naar Engeland en veranderde prompt zijn naam in Vernon Pearce. In zijn boek Tussen Oder en Zenne heeft Pearce het dan weer over de levens van zijn twee grootvaders, de ene een Jood die geboren werd en opgroeide in Breslau, een bloeiende stad aan de rivier de Oder in het uiterste oosten van het Duitse keizerrijk, de andere een pratikerende katholiek die in Vilvoorde woonde, een stadje aan de rivier de Zenne nabij Brussel, die zich aansluit bij het VNV dat uiteindelijk volop kiest voor de collaboratie.

Na het overlijden van zijn 92-jarige moeder in 2022 besloot Pearce om de balans van zijn leven op te maken en verscheen een derde boek dat, net zoals zijn vorige twee, veel meer is dan een gewone autobiografie. Het geeft de lezer een indringend beeld van de tijdgeest uit de jaren 50, 60 en 70 in Vlaanderen. Een tijd waarin de katholieke kerk de almacht had over de morele normen in de samenleving, waarin seks, voorbehoedsmiddelen en homoseksualiteit taboe waren, en het gezag van mijnheer pastoor, de leraar en de notaris onaantastbaar bleven. Daarin groeit Joseph op als een gehoorzame, gezagsgetrouwe en verlegen jongeman die, gebukt onder zondelast en schuldbesef, zijn seksuele geaardheid angstvallig verborgen houdt. Pearce beschrijft op een genadeloze manier de hypocrisie van die tijd zonder zichzelf daarbij te sparen. Zo liegt hij soms over zijn seksuele geaardheid waarop hij zichzelf ‘laf’ noemt. Zijn zelfspot zorgt niet alleen voor herkenning en authenticiteit, maar ook voor relativering en empathie. Je voelt als lezer hoezeer hij de kleine en grote ongemakken in zijn leven doorstaat zonder te vervallen in generalisaties en deducties. Hij discussieerde met zijn vader over de strijd van Israël tegen zijn belagers en sprak hem soms tegen, maar het Joodse vlammetje ontstak in hem waardoor zijn afkeer voor antisemitisme zijn tweede natuur werd.

Zijn kindertijd was zoals die van veel van zijn leeftijdsgenoten in het toenmalig katholieke Vlaanderen. ‘Meesters waren net als priesters en dokters halve goden. Hun woord was heilig, hun wil was wet,’ schrijft Pearce. Schoolkinderen werden toen nog afgetuigd met flinke meppen op hun vingerknokkels. Toch is hij redelijk positief over zijn schooltijd waarin orde en gehoorzaamheid centraal stonden. Tussen de lijnen lees je zijn kritiek op het huidige onderwijsbeleid. ‘Tijdens mijn schooltijd werd het geheugen aan het werk gezet', zo schrijft hij. ‘Engels, Duits of Frans drillen behoort tot het verleden.’ Maar zo gaat het ook met Nederlands en rekenen. Vandaag moet men bij wijze van spreken al spelend leren. Van het gezag van de leraar – ook algemeen maatschappelijk – blijft weinig over. ‘Klassenraden en deliberaties buigen zich nu vaker over de prestaties van de leerkracht dan over die van de leerling', aldus Pearce. Zelf studeerde hij Germaanse filologie in Leuven en werd leraar Nederlands-Engels aan het elitaire en conservatieve Onze-Lieve Vrouwcollege in Antwerpen. Op dit jezuïetencollege moest hij zich strikt houden aan een boekenlijst ‘die uitsluitend uit auteurs bestond die het imprimatur van het aartsbisdom Mechelen hadden gekregen’. In die jaren zaten er uitsluitend ‘blanke zielen’, nu zitten er leerlingen ‘met vierenzeventig verschillende nationaliteiten’.

Hij las graag. Zijn eerste contact met de gruwelijkheden van de nazi’s vloeide voort uit zijn lezing van Het boek der kampen van Ludo Van Eck. Later schreef hij voor De Morgen talloze boekenrecensies en mocht hij grootheden als Ian Kershaw, David Grossman en Aharon Appelfeld interviewen. Daarnaast schreef hij ook sportcolumns en toeristische reportages voor Het Nieuwsblad en De Standaard. Hij publiceerde zijn debuut Land van Belofte bij Leo de Haes, de schrandere en gedreven uitgever van Houtekiet. Daarna volgden een rits romans. Daarin demonstreert hij een grote verbeeldingskracht, een verfijnde stilistiek en een grote dosis humor. In zijn hilarische roman Voet bij stuk fileert hij de hele boekensector. Zowel uitgevers, redacteurs, schrijvers, recensenten, ‘journalisten’ van rommelblaadjes, maar ook van de ‘betere’ pers, en juryleden van literaire prijzen moeten het ontgelden. Verder is Pearce ook een anglofiel. In 1986 nam hij een sabbatical en trok naar Londen waar hij in contact kwam met interessante mensen uit de cultuursector. Hij voelde er zich veilig als ‘gay’ en bracht via een brief zijn ouders op de hoogte van zijn seksuele geaardheid. Het moet hem verlost hebben van een zwaar juk, al beseft hij hoezeer mensen dit tot vandaag blijven beschimpen, en hoe streng religieuze landen homoseksualiteit bestrijden, soms met de doodstraf.  

Pearce heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Dat merk je in zijn oordeel over de rampzalige politiek van Margaret Thatcher waar de zwakkeren het slachtoffer van werden. Ook in zijn vaststelling dat religieus fanatisme weer aan een opmars bezig is. En vooral zijn angst voor het antisemitisme dat weer overal de kop opsteekt. ‘Meer dan honderd leden van mijn Joodse familie zijn tijdens de Shoah vermoord', schrijft hij. Dat was zo in de jaren dertig, dat zien we weer vandaag, zeker door de gebeurtenissen in Gaza. Netanyahu wil blijkbaar ‘liever de geschiedenis ingaan als een oorlogsmisdadiger en massamoordenaar dan als vredestichter. Met het platbombarderen van Gaza en Libanon kweekt hij enkel een volgende generatie Hamas- en Hezbollahstrijders,’ aldus de auteur. Maar evenmin is het acceptabel dat velen al lang, en nu opnieuw, blindelings aandringen op de vernietiging van Israël. ‘Enkel overleg kan tot verzoening leiden', en dat is voor Pearce de oplossing. Een mooie gedachte, maar ik vrees dat dit niet mogelijk is met de moordende Hamas- en Hezbollah-milities enerzijds en de extreemrechtse en religieus fanatieke regering van Netanyahu anderzijds. Het zullen gematigde krachten langs beide zijden moeten zijn, die bereid zijn om de fundamentele mensenrechten van elke persoon te respecteren.

Na de gruwelijke gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog hebben verstandige mensen beseft dat alleen wederzijds respect en samenwerking kan leiden tot een betere wereld. Dankzij de Europese Unie leven we in onze contreien al tachtig jaar in vrede en toenemende welvaart. We hebben hier al die tijd geen oorlog gekend, we zijn allemaal godenkinderen! Dat leert ons dit imponerende en tegelijk ontroerende boek van Joseph Pearce. Al dagen aan de horizon opnieuw donkere wolken op, gestuwd door autocraten en dictators die geen belang hechten aan een mensenleven. We moeten daartegen in het verzet gaan. Want geen van de rechten en vrijheden waarvoor onze voorouders gestreden hebben, zijn definitief verworven. Pearce begrijpt dit als geen ander. ‘Ik heb een goed leven gehad', zegt zijn moeder kort voor haar dood. Mogen mensen van welk geloof of nationaliteit dit ook in de toekomst kunnen zeggen.

 

Recensie door Dirk Verhofstadt

Joseph Pearce, Schoon Schip. Confidenties van een onbesneden Jood, Manteau, 2025

Print Friendly and PDF
Moeten we wel meer uitgeven aan Europese defensie? – Paul De Grauwe

Moeten we wel meer uitgeven aan Europese defensie? – Paul De Grauwe

Make Belgium Great Again – Bert Cornelis

Make Belgium Great Again – Bert Cornelis