Eichmann in Jeruzalem - Hannah Arendt
In 1961 stond Adolf Eichmann terecht voor een rechtbank in Jeruzalem. De voormalige oorlogsmisdadiger leefde na de oorlog ondergedoken en wist met de steun van kerkelijke autoriteiten te ontsnappen naar Argentinië waar tal van nazi-kopstukken vanaf 1945 een veilig onderkomen vonden. Op de processen van Neurenberg viel de naam Eichmann regelmatig als organisator van de Endlösung en begon een wereldwijde zoektocht naar hem. In 1960 werd hij door de Israëlische geheime dienst opgespoord, gekidnapt en naar Israël gesmokkeld om er terecht te staan. Onder impuls van minister-president Ben-Goerion groeide het proces uit tot een wereldgebeuren waarin niet zozeer de individuele verantwoordelijkheid van de beklaagde maar wel de uitroeiing van het joodse volk centraal stond. Het proces diende om de wandaden van de Duitse en bevriende fascisten bekend te maken, het leed van het joodse volk aanschouwelijk te maken en de uniciteit van de judeocide te benadrukken. Het proces zelf werd gevolgd door talloze journalisten over gans de wereld. In opdracht van het tijdschrift The New Yorker woonde de joodse filosofe Hannah Arendt het Eichmannproces bij. Zij schetste niet alleen het dagelijks verloop van het proces, maar focuste op de grote ethische problemen als de essentie van de gerechtigheid, de houding van het joodse leiders onder het nazi-regime en het meest omstreden onderwerp: het wezen van het kwaad.
Hannah Arendt die theologie en filosofie studeerde, vluchtte na de machtsovername door de nazi’s naar Parijs en in 1941 naar de Verenigde Staten. In 1951 schreef ze haar meesterwerk The Origins of Totalitarism waarin ze het ware gelaat van het absolute kwaad beschreef. Toen Eichmann werd gearresteerd, was hij nog een volkomen onbekende voor het grote publiek maar Arendt besefte al snel dat de verdachte een centrale rol had gespeeld in de deportatie van de joden naar de vernietigingskampen. Haar boek Eichmann in Jeruzalem zorgde voor heel wat ophef omdat ze als ondertitel De banaliteit van het kwaad gebruikte. Terwijl de openbare aanklager Adolf Eichmann als het vleesgeworden kwaad afschilderde, zag Arendt dat de verdachte een doorsnee mens was, een kleine, maar ambitieuze bureaucraat die door een totalitaire staat werd verleid. Volgens zijn eigen verdediging was Eichmann slechts een ‘klein radertje’ dat alleen maar bevelen van hogerhand opvolgde. Een ambtenaar die niet alleen de bevelen volgde maar ook de wet. Alhoewel hij rechtstreeks de middelen aanreikte om miljoenen mensen de dood in te jagen, zag Eichmann zichzelf niet als een dader. Hij had immers gedaan wat van hem verwacht werd en zo goed mogelijk de hem opgelegde bevelen uitgevoerd. Deze stelling bleef overeind voor zover niet werd aangetoond dat kennelijk misdadige bevelen niet mogen worden opgevolgd. Hier ligt de kern van de zaak. Op luttele uitzonderingen na, beschouwden de Duitsers de wil van de Führer als onfeilbaar en dat deed ook Eichmann. Waarom vormde zijn geweten geen rem op dit machtsmisbruik?
Het beangstigende van de vaststellingen van Hannah Arendt was dat de daders geen sadisten of geperverteerden waren maar net normale mensen. Eichmann was er een prototype van, een eerzaam en ordelievend burger die lid werd van de NSDAP, niet uit overtuiging maar uit ambitie. Om deelachtig te zijn aan de grote historische verandering die de komst van het Derde Rijk voorspelde. Hij solliciteerde in 1934 bij de Sicherheitsdienst, een onderdeel van de SS en kreeg als eerste taak het catalogiseren van alle gegevens over de vrijmetselarij. Enkele maanden later werd hij overgeplaatst naar de afdeling die zich uitsluitend met de joden bezighield. Toen las hij het boek Judenstaat van Theodor Herzl en werd een overtuigd zionist in die zin dat hij mee op zoek ging naar oplossingen om de joden uit het Reich te verdrijven naar een land of plaats waar ze onder elkaar konden leven. En Eichmann, zo schrijft Arendt, deed dat met overtuiging en succes toen hij in Wenen verantwoordelijk was voor de forcierte Auswanderung van de joden in Oostenrijk. Op acht maanden tijd trokken 45.000 joden weg uit Oostenrijk. Daarvoor stuurde Eichmann joodse functionarissen naar het buitenland om geld los te krijgen van grote joodse organisaties. Arendt ziet hierin een grote paradox. ‘De man die als een der ergste beulen van het joodse volk de geschiedenis zou ingaan trad aanvankelijk op als een actief medewerker aan de redding van de joden uit Europa’.
De grote verandering kwam er met het begin van de oorlog waardoor emigratie zo goed als onmogelijk werd. Hierop kreeg Eichmann als ‘specialist’ in het verplaatsen van mensen de leiding over Referat IV-B-4 met als superieur Heinrich Müller die onder Reinhard Heydrich werkte, die op zijn beurt onder Heinrich Himmler stond, die dan weer de bevelen kreeg van Adolf Hitler. Binnen de nazihiërarchie stond Eichmann dus helemaal niet zo hoog. Hij vertelt zelf hoe hij voor het eerst over de Endlösung hoorde. Op het einde van de zomer 1941 werd hij bij Heydrich geroepen die hem zei: “Der Führer hat die physische Vernichtung der Juden befohlen”. Hij moest een speciale eed van geheimhouding afleggen en begon aan zijn ‘werk’. In feite beschouwde Eichmann zichzelf als een modelambtenaar. Iemand die correct zijn opdracht uitvoerde. Op die manier had hij de uitvoering van de jodenvervolging en deportatie tot in de puntjes georganiseerd en toegepast. Hij zorgde ervoor dat duizenden goederentreinen met joden gevuld raakten en doorheen de wirwar van spoorlijnen terecht kwamen in de vernietigingskampen in het Oosten. Hij inspecteerde de uitroeiingssystemen in Lublin waar men de joden in een huis opsloot en er dan de uitlaatgassen van een motor doorstuurde, in Chelmno waar men vergassingswagens gebruikte, in Treblinka waar joden te voet de gaskamers ingingen en natuurlijk in Auschwitz. Hij vergaderde meermaals met commandant Höss over de vernietigingscapaciteit van het kamp, dus hoeveel treinladingen Auschwitz per week kon ‘verwerken’. Hij wist dus wat er met zijn treinladingen gebeurde.
Toch voelde Eichmann zich niet schuldig. Op ieder punt van de vijftien aanklachten tijdens het proces antwoordde hij: ‘Im Sinne der Anklage nicht schuldig’. Hij had gehandeld binnen de wet zodat zijn handelingen in zijn ogen geen misdaden waren maar gewoon Staathandlungen. Meer nog, hij verklaarde publiekelijk dat hij nog nooit een jood had vermoord, noch een niet-jood en dat hij geen kwaad geweten had van zijn daden. Een kwaad geweten zou hij pas gehad hebben ‘als hij geweigerd had met onverdroten ijver en de grootst mogelijke nauwgezetheid miljoenen mannen, vrouwen en kinderen de dood in te sturen’, aldus Hannah Arendt. En ze legt uit hoe de Duitsers, normale mensen, bijna allemaal blind de wil van de Führer volgden, velen uit overtuiging, anderen uit schrik, de meeste uit onverschilligheid. De weinige uitzonderingen zijn bekend en dan heeft ze het niet zozeer over Van Stauffenberg en zijn handlangers die een mislukte moordpoging ondernamen op Hitler, want die deden dat niet wegens Hitlers optreden tegen de joden maar omwille van zijn oorlogspolitiek. Het gaat haar wel om de schrijver Friedrich Reck-Malleczewen, de wijsgeer Karl Jaspers, diverse politici die de grondwet bleven verdedigen, tal van arbeiders die joden verstopten, boerenzonen die de SS-eed weigerden af te leggen en natuurlijk het moedige openbare verzet van de vrienden van Hans Scholl, beter bekend als Die Weisse Rose. Dat waren de zeldzame mensen die weigerden te buigen voor de dictatuur en die dit vaak met hun leven bekochten.
Een andere controversiële stelling van Arendt was dat heel wat joden, ondermeer binnen de Joodse Raden, zelf medeplichtig waren aan de Endlösung, iets wat grote verontwaardiging veroorzaakte bij de joodse gemeenschap. Het was een betwistbare stelling in die zin dat de medeplichtigheid van een reeks joden van een andere orde was dan de wandaden die door de nazi’s en hun acolieten werden begaan. Arendt ging te snel voorbij aan het feit dat de joden fysiek bedreigd werden om mee te werken en dat velen onder hen die op een of andere manier meewerkten, doorgaans tegen hun eigen wil zoals de Sondercommando’s, uiteindelijk ook de dood werden ingejaagd. Dat neemt niet weg dat heel wat joodse raden de richtlijnen van Eichmann scrupuleus volgden. Voor Arendt was dit ongetwijfeld het somberste hoofdstuk van het hele gruwelverhaal. Het waren immers joden die de lijsten van personen en hun vermogens opstelden. In Nederland verliep die samenwerking zo vlot dat ruim 75% van de joden (ongeveer 110.000 mensen) werden gedeporteerd en vermoord. Het demonstreert de totale morele ineenstorting, ‘niet alleen onder de vervolgers, maar ook onder de vervolgden’, aldus de auteur. Toch waren er uitzonderingen zoals in Denemarken en Bulgarije waar men de orders van de Duisters saboteerde zodat de joden konden ontsnappen aan een gewisse dood.
Op het einde van de oorlog, in maart 1944, werd Eichmann overgeplaatst naar Hongarije. Een land met een enorm aantal joden die nog niet waren gedeporteerd. Het werd de laatste grote actie van de SS-Obersturmbannführer. Om de oprukkende Russen voor te zijn deporteerde hij de joden van oost naar west. ‘In minder dan twee maanden vetrokken uit Hongarije 147 treinen met in totaal 434.351 mensen’, zo schrijft Arendt, een aantal dat de gaskamers en crematoria van Auschwitz nauwelijks aankonden. In januari 1945 keerde Eichmann terug naar Duitsland en na de zelfmoord van Hitler voelde hij zich niet langer gebonden door zijn eed van trouw aan de Führer. Hij dook onder en vluchtte naar Argentinië waar hij 15 jaar later werd opgepakt door de Israëlische geheime dienst. Tijdens zijn proces bekende hij slechts één enkele ‘schuld’: zijn gehoorzaamheid. Op 31 mei 1961 werd Eichmann opgehangen. Nogmaals herhaalt Arendt dat de figuur Eichmann geen sadist of geperverteerde was maar juist een normale mens. ‘Deze ‘normaalheid’ (was) veel schrikwekkender dan alle gruwelen tezamen’, aldus de auteur. Dat de protagonist Eichmann toch een vorm van schuldbewustzijn had, bleek uit het feit dat hij in de laatste weken van het nazi-regime een vertwijfelde poging deed om de sporen van zijn misdaden uit te wissen. Maar tijdens het proces toonde de verdachte geen enkele vorm van medeleven of spijt.
Het boek van Hannah Arendt toont aan dat de collectiviteit aan mensen de mogelijkheid biedt om hun eigen moraal opzij te zetten en hun meest barbaarse instincten binnen de anonimiteit van de groep aan bod te laten komen. Dergelijke uitingen van barbaarsheid door individuen hebben we in naam van het collectief regelmatig gezien in de voorbije eeuw. Zoals bij de oorlogsmisdadigers Adolf Eichmann en Maurice Papon die in naam van het ‘hoger gezag’ de meest afschuwelijke wandaden begingen. Of van al die volkscommissarissen die in de Sovjet-Unie en China de meest absurde opdrachten gaven aan hun medeburgers omdat die overeenstemden met de richtlijn van de Partij. Hiermee wordt ook duidelijk hoe belangrijk het individualisme is. Juist het individualisme verheft de mens uit de groep en plaatst hem tegenover hemzelf. Daar kan hij zich niet verbergen achter de anonimiteit van het collectieve, de plichten van een Partij, de wensen van een Führer of de bepalingen van een ‘heilige tekst’. Individualisme betekent dat de mens zowel tegenover zichzelf als tegenover de anderen zijn geweten moet laten spelen en zich niet kan onttrekken aan zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Individualisme is derhalve geen gemakkelijke houding. Het verplicht immers tot het innemen van een duidelijke positie tegenover medemensen. Het verplicht elkeen om kleur te bekennen. Het verplicht ons om mens te zijn. Het is juist die boodschap die Arendt ons duidelijk maakt.
Hannah Arendt, Eichmann in Jeruzalem, Atlas, 2005
Recensie door Dirk Verhofstadt