Onwetendheid en desinformatie gecombineerd met geldbejag – Paul De Grauwe
In 2022 vaardigde president Joe Biden de Inflation Reduction Act (IRA) uit. In tegenstelling tot wat de titel van deze wet liet uitschijnen, had ze weinig te maken met inflatie. Die wet zette wel een massaal door de overheid gestuurd investeringsprogramma in gang ter bevordering van de energietransitie in de VS. De bedoeling van Biden was duidelijk: door subsidies en belastingverminderingen de industrie aanzetten om over te stappen van fossiele naar groene energie, en zo Amerika een leidende positie bezorgen in de strijd tegen de klimaatverandering.
Terecht maakte Europa zich zorgen. Zou het oude continent niet hopeloos achterop geraken met zijn industrie en zijn pogingen om een energietransitie uit de grond te stampen? Europa dreigde op twee domeinen in de verdrukking te komen. In de artificiële intelligentie, waar de VS een grote voorsprong hadden opgebouwd, maar nu ook in de energietransitie, waar Europa tot dan toe een voorsprong had op Amerika.
Maar dan kwam Trump. Met één pennentrek verwees hij Bidens IRA naar de prullenmand. Geen subsidies meer voor de vergroening van de energie in de VS, weg met de windmolens, geen cent meer voor batterijen. Integendeel, de bestaande beperkingen op het oppompen van olie en gas werden opgeheven. “Drill, baby, drill”, schreeuwde Trump bij zijn inauguratierede. Met veel jolijt duwt Trump Amerika een halve eeuw in de tijd terug: de VS zullen opnieuw massaal fossiele brandstoffen gaan gebruiken en, zo hoopt Trump, het land herindustrialiseren.
Megawinsten
Zelden is een Amerikaanse president erin geslaagd op zo een flagrante wijze onwetendheid en desinformatie te combineren met geldbejag. De olie-industrie is een van de belangrijkste actoren in de campagne van desinformatie over de gevaren van de klimaatverandering. Die campagne van desinformatie wordt door Trump nu beloond. De olie-industrie kan nu rustig genieten van megawinsten door het oppompen van een goedje dat de wereld onleefbaar dreigt te maken.
Er is in deze jammerlijke evolutie toch een lichtpunt. Een lichtpunt voor de Europese industrie. Die wordt al een tijdje, dankzij hoge gasprijzen, gedwongen te investeren in groene energie. En met succes. De Europese industrie heeft een voorsprong op de VS opgebouwd. Die voorsprong zal nu groter worden dankzij de beslissing van Trump.
De Amerikaanse industrie zal nu opnieuw meer gebruik gaan maken van verouderde, op fossiele brandstoffen gebaseerde technologieën. Dat zal die industrie weliswaar een tijdelijk voordeel verschaffen. Op termijn zal echter blijken dat dit een doodlopende straat is. Op dat moment zal ook duidelijk worden dat de Europese keuze om intensief in te zetten op groene technologieën de juiste keuze was. Een juiste keuze voor het klimaat, maar ook voor de competitiviteit van de Europese industrie.
Te veel regels
Toch moet in Europa een en ander veranderen. Het Europese klimaatbeleid is gebaseerd op twee pijlers. Een CO2-heffing en een zware regelgeving. De CO2-heffing heeft tot doel om bedrijven ertoe aan te zetten de CO2-uitstoot te verminderen. Als bedrijven te veel CO2 uitstoten, heeft een CO2-heffing tot gevolg dat ze zullen zoeken naar technologieën om minder CO2 uit te stoten. Hoe ze dat doen is hun zaak. Bedrijven zijn meestal beter geplaatst dan de overheid om te ontdekken hoe dat het best gebeurt.
Het probleem is nu dat de tweede pijler van het Europese beleid, de regelgeving, met de eerste pijler in conflict komt. Die regelgeving stuurt tot in de kleinste details instructies uit naar de bedrijven over de manier waarop ze de uitstoot moeten verminderen. Met andere woorden: die aanpak gaat ervan uit dat de Europese bureaucratie beter weet dan de bedrijven hoe de CO2-uitstoot te verminderen. Op die manier wordt het bedrijfsleven opgezadeld met overbodige regels die bovendien de productiekosten verhogen en de competitiviteit schaden. De tweede pijler is dus overbodig en schadelijk. Terecht klagen de bedrijfsleiders over de verstikkende regelgeving die van Brussel uitgaat.
De eerste pijler, een CO2-heffing, is voldoende als instrument van een Europees klimaatbeleid. Om dit klimaatbeleid sociaal aanvaardbaar te maken, moet het best gepaard gaan met een ‘klimaatdividend’. Dat is eigenlijk een taxshift waarbij de inkomsten van de CO2-heffing terugvloeien naar de gezinnen in de vorm van een CO2-dividend. Op die manier creëer je een sociaal draagvlak voor een klimaatbeleid dat onvermijdelijk is geworden.
Paul De Grauwe
De auteur is hoogleraar economie aan de London School of Economics