Leerlingen over ‘goed’ en ‘fout’ - Thyrza Zoons

Leerlingen over ‘goed’ en ‘fout’ - Thyrza Zoons

In navolging van namen als Greta Thunberg, Leonardo diCaprio en onze ‘eigen’ Boyan Slat, kiezen steeds meer jonge mensen ervoor om hun schoolloopbaan te wijden aan een leefbare wereld voor henzelf en de generaties die nog gaan komen. Aan de Universiteit Utrecht leren duurzaamheidsonderzoekers in spé over computermodellen die klimaatscenario’s kunnen ‘berekenen’, over stakeholder analyses die verschillende en dikwijls tegenstrijdige behoeften in kaart kunnen brengen en over meetmethoden om een ecosysteem te monitoren. Ik ben één van die onderzoekers in wording, maar zelfs na ruim vijf jaar met mijn neus in de studieboeken te hebben gezeten, heb ik me nooit afgevraagd: ‘Wat is het juiste om te doen?’ Dat is gek, want milieuproblematiek gaat over grens- en generatie overschrijdende uitdagingen die om complexe afwegingen vragen. Had iemand mij die vraag maar eens gesteld toen ik een studie moest kiezen en Greta Thunberg nog braaf naar school ging. Ik kreeg de kans om terug te gaan: naar Gymnasium Bernrode in Heeswijk-Dinther. Daar legde ik de vraag over wat goed en fout is voor aan leerlingen uit de vierde klas.

In steeds meer sectoren in de samenleving dringt het door: de oplossingsrichtingen waarmee we normaliter maatschappelijke uitdagingen benaderen, zijn misschien niet langer geschikt voor de schaal en complexiteit voor de wereldlijke zorgen van vandaag. Ze vereisen begrip van een globaal systeem dat een grote verscheidenheid aan deelgroeperingen en bijbehorende gezichtspunten rijk is, die tegelijkertijd steeds meer naar elkaar toegetrokken worden door de drijvende krachten van de geglobaliseerde samenleving: wetenschap, techniek en het kapitalisme, oftewel het ‘WTK-bestel’ zoals beschreven Etienne Vermeersch in zijn milieufilosofisch essay De ogen van de Panda (1988). Vermeersch betoogt hierin dat de wijze waarop deze drijfveren met elkaar verweven zijn leidt tot een onhoudbare, maar resolute drift tot ontwikkeling en vooruitgang, waarbij het middel (productie) tot doel (behoeften) is verheven. Recent gelekte stukken uit de zesde IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) rapportage van de Verenigde Naties bevestigen hoe dit WTK-bestel, resulterend in steeds toenemende broeikasgas emissies, ons naar zogenaamde ‘tipping points’ drijft – kantelpunten waarop ons systeem ‘aarde’ onherstelbaar beschadigd is en een staat van verval raakt. De noodzaak van verandering wordt steeds breder begrepen en gedragen, en vraagt ons om kritisch te kijken naar de aannames die voortvloeien uit de manier waarop we de samenleving hebben ingericht. Wat is het juiste om te doen als we duurzaamheidsproblemen effectief het hoofd willen bieden? Dit  is een normatieve vraag over wat goed is en wat fout is. Bovendien is dit een vraag die des te relevanter is voor de generaties die het antwoord moeten bewerkstelligen. Want in een wereld waar jij, als jong individu, nog het langste mee door moet, hoe zouden jij en je medemens daar om moeten gaan met natuur en milieu?

Op weg naar een wereldconferentie

De leerlingen van Gymnasium Bernrode behandelen aan het einde van hun vierde jaar biologie een module over ‘Mens en Milieu’. In deze lessen wordt beschreven wat voor impact de mens heeft op zijn omgeving en wat voor strategieën de mens bedacht heeft om dit te minderen, zoals recycling, of de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. Maar een beschrijving van ons handelen vraagt deze jonge mensen niks over wat zij denken dat júist handelen is. In twee gastlessen mocht ik de beschrijvende module aanvullen met een normatief element: milieu-ethiek. Als basis kregen de leerlingen drie ethische theorieën mee: het utilisme van John Stuart Mill, het Categorisch Imperatief van Immanuel Kant en de deugden van Aristoteles. Op deze manier maakten zij kennis met gevolgen-, plichten- en deugdenethiek als belangrijkste stromingen.

Het leukste is om daar natuurlijk zélf mee aan de slag te gaan, om zélf kritisch te kijken naar de wereld waar je als jong mens nog veel keuzes in moet maken. En om, bijvoorbeeld, zélf afwegingen te maken waar die kleurrijke Sustainable Development Goals tegenstrijdig kunnen zijn: hoe maak je dan de juiste keuze?

Deze laatste vraag was het uitgangspunt voor de ‘wereldconferentie’ waar de leerlingen aan het einde van de week zouden optreden. Net zoals verschillende zienswijzen elkaar tegenkomen bij de Verenigde Naties, was het nu aan de leerlingen om vanuit verschillende ethische stroming te discussiëren over een duurzaamheidsdilemma. In ‘delegaties’ vertegenwoordigden de leerlingen één van de drie landen: Millistan, Kantanië en de Staten van Aristoteles, waar respectievelijk het utilisme, het categorisch imperatief en deugdenethiek de leidraad vormde in de politieke ideologie. Deze landen vormden samen één eilandcontinent, waar hechte samenwerking de enige manier was om een stabiele energie-  en voedselvoorziening te garanderen. Deze twee onderwerpen boden dan ook de milieu-ethische dilemma’s waar de leerlingen, als staatshoofden, hun speech over schrijven. De delegaties die zich bogen over het voedselvraagstuk onderzochten de vraag of de inwoners van het eilandcontinent moesten overstappen op een vegetarisch of veganistisch dieet, om op die manier het tekort aan land voor veeteelt in te perken en een positieve impuls te geven aan dierenwelzijn en milieubescherming. De delegaties die verantwoordelijk waren voor de energievoorziening onderzochten de vraag of de staten van het eilandcontinent de laatste voorraden fossiele brandstoffen moesten gebruiken voor verdere groei van de economie, óf moesten sparen om verdere klimaatverandering tegen te gaan.

De wereldconferentie had een krap programma, want een lesuur in Heeswijk-Dinther duurt 45 minuten. Gelukkig was er nog ruimte voor een persmoment. Belangrijke multilaterale overleggen worden immers gevolgd door de internationale pers, dus ook die was vertegenwoordigd onder de leerlingen. Tijdens het persmoment na afloop van de speeches, werd de delegaties nog even het vuur aan de schenen gelegd over de morele verantwoording van hun oplossingsrichting. Want waarom is hun voorgestelde aanpak dan het juiste om te doen?

Staten aan het woord

Waar op maandagochtend nog niemand ooit gehoord had van milieu-ethiek, stonden de leerlingen aan het eind van de week met vellen vol aantekeningen klaar voor hun speeches en persvragen. Dat het conferentiekateder de vorm had van een losstaande gootsteen, met een microfoon in de vorm van een kraan, mocht de pret niet drukken. De dilemma’s waren menens en de leerlingen hadden hun oplossingen paraat.

De duidelijkste afwegingen kwamen van de vertegenwoordigers van Millistan, die vanuit het utilisme sterk konden uitleggen in welke oplossing het grootste geluk voor de meeste mensen lag. Of koeien. De leerlingen uit deze delegatie die zich bogen over het voedselvraagstuk, hadden beredeneerd dat het meeste geluk zat in een oplossing waarin juist vaak en veel vlees werd gegeten, omdat koeien het belangrijk zouden vinden dat ze op die manier hun functie in de vleesindustrie vervulde. Wellicht een wat absurd scenario, maar vanuit deze alternatieve waarheid beredeneerd, hebben de leerlingen goed laten zien waarom hun oplossing de meest ethisch verantwoord zou zijn. Het is en blijft een simulatie van een niet-bestaand continent.

Leerlingen die Kantanië vertegenwoordigden maakten de scherpe opmerking dat Kants categorisch imperatief alleen op mensen van toepassing zou zijn. ‘Houdt Kant ook rekening met dieren?’ Ondanks deze doortastendheid, leek deze stroming het minst grijpbaar te zijn. Het bleek knap lastig om vanuit Kants gedachtegoed met altijd geldende normen te komen. Natuurlijk waren er ook leerlingen die desondanks fanatiek hadden nagedacht over altijd geldende regels als oplossing voor hun duurzaamheidsdilemma. Het meest indrukwekkende plan kwam van een groep leerlingen die een 5-jaren plan hadden bedacht, waarin nieuwe algemene wetten werden aangenomen om energiedoelstellingen te behalen: boven de 20 graden gaat de verwarming uit, iedereen reist verplicht met de fiets en het openbaar vervoer, alle inwoners moeten overstappen op een inductieplaat in plaats van een gasfornuis en belastinggeld wordt niet meer geïnvesteerd in fossiele brandstoffen.

De vertegenwoordigers van de Staten van Aristoteles gooiden het over een minder rigide boeg, ‘want’, zeiden de leerlingen, ‘Aristoteles zou voor de gulden middenweg gaan’. Het beredeneren vanuit de deugden die Aristoteles essentieel achtte voor een goed mens, is iets wat de leerlingen lastig vonden, maar ze hadden goed begrepen dat de juistheid van een handeling afhankelijk is van de context en de beste uitkomst daarom midden tussen twee uitersten ligt. Zo legde één groep leerlingen uit dat het roekeloos zou zijn om in één keer te stoppen met het exploiteren van fossiele brandstoffen, met het oog op de negatieve economische gevolgen. Tegelijkertijd zou het, volgens de leerlingen, laf zijn om fossiele brandstoffen te gebruiken voor eigen gewin, zonder het op te nemen voor de toekomstige generaties die de nadelen ervan zouden ondervinden. Wellicht een wat platgeslagen afweging, ‘maar’, zo concludeerde deze vertegenwoordigers van de Staten van Aristoteles, ‘een moedig persoon neemt beide scenario’s in overweging en is zich bewust van wat er kan en wat er nodig is.’

Het wereldpubliek kijkt mee

Tussen de speeches door ontstonden er spanningen en vriendschappen tussen de staten, collega-delegaties op verschillende thema’s moedigden elkaar aan en op de achtergrond zat de internationale pers driftig mee te schrijven. Zo kwam een wereldconferentie tot leven in een klaslokaal. En dat was te merken, want voor een onervaren gastdocent als ik was het hier en daar een uitdaging om de ethische discussies centraal te houden.

Het persmoment zette iedereen weer op scherp. Vertegenwoordigers van de aanwezige staten snapten dat ze gedegen antwoord moesten geven op de kritische vragen van de pers, want deze jonge journalisten zouden op basis van de antwoorden een live verslag uitbrengen aan de rest van de wereld. Had de delegatie van Millistan wel nagedacht over de ontevredenheid die inwoners zouden ervaren door een verhoogde belasting om wind- en zonne-energie te kunnen bekostigen? Waarom dacht Kantanië dat je inwoners zomaar kon opleggen om over te stappen naar een inductieplaat? En als Kant zegt dat je mensen nooit slechts als middel mag zien, maar als doel, kun je mensen dan wel CO2-emissie ontzeggen omwille van het klimaat? Waarom denken de Staten van Aristoteles dat je beter mens bent als je minder vee houdt? En hoe rechtvaardig is het om je inwoners hogere belastingen te laten betalen om groene innovaties te bekostigen?

Na het persmoment was het aan de journalisten om onder hoge tijdsdruk – net zoals in het echt – een verhaal samen te stellen en het live verslag voor te bereiden. Van alle rollen bleek die van de internationale pers misschien nog wel het belangrijkst te zijn voor het succes van deze simulatie: de leerlingen distilleerden in een korte samenvattingen de belangrijkste verschillen in visie tussen staten en legden uit waarom deze wel of niet goed beargumenteerd was. De link met de filosoof die aan de wieg stond van de ethische stroming die een staat vertegenwoordigde, werd niet altijd even duidelijk aangehaald door de pers, maar dat mocht niet af doen aan hun concluderende woorden naar het wereldpubliek. In sommige klassen had de pers zelfs oog voor de mogelijkheden tussen staten om samen te werken of compromissen te sluiten en op die manier ethische dillema’s gezamenlijk te overkomen. De ‘echte’ staatshoofden in deze wereld zouden er een voorbeeld aan kunnen nemen.

De les die leerlingen mij leerde

Het is zeven jaar geleden sinds ik zelf mijn diploma haalde op Gymnasium Bernrode. Sindsdien heb ik van veel verschillende mensen, met en zonder academische expertise, ideeën opgedaan over hoe het verder moet met bijna 8 miljard mensen op een eindige wereld. Kennelijk is dat iets wat mij bezig houd, omdat ik denk dat ik daar wat aan bij kan dragen. Nu ben ik me er heel erg van bewust dat dit voor veel jonge mensen een ver-van-hun-bed-show is. En dan vooral die ingewikkelde computermodellen, politieke debatten met moeilijke woorden en de ivoren toren waar veel wetenschappers hun bureau hebben staan. Hoe nodigt dit anderen – jong en oud – uit om mee te denken, bij te dragen, onderdeel te zijn van de oplossing voor iedereen die na ons komt?

In eerste instantie was het de bedoeling dat ik, door me te verdiepen in milieu-ethiek, een beter begrip zou krijgen van waar verschillende perspectieven op duurzaamheidskwesties vandaan komen. Ik wilde, voorbij de principes meegekregen vanuit de maatschappij en studie, zélf kunnen oordelen over wat de juiste keuzes zijn in onze omgang met milieu en natuur. De gastlessen waren een oefening voor mijzelf om deze kennis en handvaten te delen met jonge mensen die nog midden in een fase zitten waarin ze zich een beeld van de wereld vormen. Zij hebben in deze lessen kort geproefd van verschillende duurzaamheidsthema’s, filosofen en concepten in de milieu-ethiek. Maar nog veel meer dan dat, zie ik nu, gaven deze lesuren hen de ruimte om positie te nemen in een debat dat met name hén aangaat; een debat dat in de kern over hun toekomst gaat. De ‘wereldconferentie’ is een uitnodiging waarvan ik zou wensen dat die veel wijdverbreider werd, omdat we júist de jonge en toekomstige generaties nodig hebben in het bepalen van de juist koers. De betrokkenheid en frisse blikken van de leerlingen onderstreept voor mij hoe de uitnodiging om na te denken over ethische vraagstukken de positie van jonge mensen in onze maatschappij bekrachtigt – of dit nu gaat over milieu, gezondheid of recht.

‘Mevrouw, wat wij nu doen is toch meer Maatschappijleer?’ vroeg een leerling mij tijdens de gastles, die in het kader van de biologielessen gegeven werd. Ik kon haar geen ongelijk geven: het gedachtegoed en de dilemma’s waar we over spraken, gaan over hoe we met elkaar willen samenleven. Dat komt expliciet naar voren in thema’s als politiek, geloof en onze rechtsstaat. Hierin worden ten slotte al bestaande raamwerken behandeld waarin een bepaalde set normen en waarden het uitgangspunt vormt. In die zin is het logisch om de ethische dimensie daarvan te kunnen doorgronden, maar ook vakgebieden waarin empirische kennis meer centraal staat kennen een ethische dimensie, die in veel gevallen minder gedefinieerd is. Dan denk ik aan onderwerpen als ‘de eigendomsstatus van roofkunst’ voor een vak als geschiedenis of kunst, ‘vaccineren voor groepsimmuniteit’ voor een vak als biologie en ‘het gebruik van modellen voor klimaatbeleid’ voor wiskunde en natuurkunde. Als we leerlingen willen stimuleren na te denken over hoe met elkaar en de wereld om te gaan, bieden deze disciplines minstens net zulke relevante vraagstukken om vanuit een ethisch perspectief te bestuderen.

Op verschillende manieren doen scholen al hun uiterste best om dit stukje ‘burgerschap’ onder leerlingen te stimuleren, wat sinds 2006 een verplicht leergebied is voor basis-  en middelbare scholen. In de sindsdien vijftien verstreken jaren is gebleken dit desondanks een lastige opdracht is. In een aangepast wetsvoorstel is deze burgerschapsopdracht verduidelijkt met inhoudelijke kaders die naar verwachting per 1 augustus gaan gelden. Ethiek kan hierin twee doelstellingen dienen. Ten eerste het herkennen van een ethische dimensie in een brede verscheidenheid aan disciplines en onderwerpen, wat dus per definitie relevant is voor iedere leerling en diens individuele interesses en ambities. Ten tweede stelt het leerlingen in staat om op zoek te gaan naar achterliggende aannames in hun redenaties, die kritisch te evalueren en daarmee te reflecteren op individuele keuzes en het collectieve gedrag van de mens. In het vormende karakter van onderwijs, dat jonge mensen zou moeten voorbereiden op de uitdagingen die de wereld ze te bieden heeft, is dit een fundamentele vaardigheid geworden. Het afwegen van goed en fout – het kunnen beredeneren van juist handelen – is daarmee essentieel geworden om de jonge generatie te betrekken in een debat over hún toekomst. Hiermee brengen we duurzaamheidsdilemma’s tot een gesprek waar je ook aan deel kan nemen als je geen politicus, modelleur of gastdocent bent. Een conferentie over milieuvraagstukken waarin alle leerlingen hun schoolbanken eens verruilen voor een écht kateder. Dat lijkt mij het juiste om in ieder geval te proberen.

 

Thyrza Zoons

Msc student Sustainable Development, Utrecht University

Print Friendly and PDF
Hoogmoed – Vincent Stuer

Hoogmoed – Vincent Stuer

Eric Hoffer en The True Believer - Astrid Elbers

Eric Hoffer en The True Believer - Astrid Elbers