Eric Hoffer en The True Believer - Astrid Elbers

Eric Hoffer en The True Believer - Astrid Elbers

Een gepassioneerde autodidact en een van Amerika’s grote creatieve denkers. Dat was Eric Hoffer (1898 of 1902 ­– 1983). Zijn non-conformistische werk, maar ook zijn enigmatische afkomst en levensloop maken dat hij nog steeds een bijzondere aantrekkingskracht uitoefent.

Wie was Eric Hoffer? Op die vraag moeten we het antwoord deels schuldig blijven. Zelf beweerde hij geboren te zijn in 1902 in New York City als zoon van Duitse geïmmigreerde arbeiders. Deze informatie werd echter nooit bevestigd. Het is waarschijnlijker dat Hoffer het levenslicht zag in 1898 en zelf een Duitse immigrant was. Hij zou via Mexico illegaal de Verenigde Staten hebben bereikt en daar nooit legaal verbleven hebben.

Ook over Hoffers jonge jaren weten we bijzonder weinig. Toen hij vijf jaar was, viel zijn moeder zogezegd van de trap met hem in zijn armen. Zij stierf twee jaar later aan de gevolgen van de val en Hoffer werd bijna volledig blind. Toen hij vijftien was, keerde zijn zicht op onverklaarbare wijze plots terug. Omdat hij zo bang was ooit weer blind te worden, begon hij als een bezetene te lezen. Maar ook dit relaas van Hoffer wordt niet door andere bronnen bevestigd. En oogartsen vinden het verhaal zeer onwaarschijnlijk.

Toen Hoffers vader, Knut, stierf in 1920 ­– wat we ook niet zeker weten – bleef zijn zoon berooid achter en verhuisde naar Californië. Vanaf dan zijn er meer bronnen over zijn leven. In Californië werkte hij tien jaar als landarbeider en gouddelver in de buurt van Nevada City. Later ging hij aan de slag als havenarbeider in de dokken van San Fransisco, een job die hij tot aan zijn pensioen op zijn zevenenzestig deed.

Hoffer leidde een ascetisch leven zonder auto, televisie of telefoon. Zijn werk aan de dokken gaf hem de nodige financiële zekerheid om in zijn vrije tijd te lezen en te schrijven. Ook leverde het hem de bijnaam de longeshoreman philosopher (de havenarbeider-filosoof) op.

In 1951 verscheen zijn eerste boek, tevens zijn magnum opus, The True Believer: Thoughts on the Nature of Mass Movements. Het boek oefende en oefent nog steeds een grote invloed uit op onder andere academici, politici en inlichtingendiensten. Het was een van de favoriete boeken van president Dwight D. Eisenhower. Deze bezat er een grote voorraad van die hij aan bezoekers uitdeelde. In 1967 stond de verkoopteller al op 500 000 exemplaren. Er volgden een stuk of dertig heruitgaven en verschillende vertalingen. De laatste uitgave dateert van 2019.  

Hoffer gaf slechts schoorvoetend toe aan de media-aandacht die de publicatie met zich meebracht, maar werd toch spoedig een publiek intellectueel. Hij kreeg niet lang voor zijn pensioen aan de dokken zelfs een baan aangeboden als adjunct-professor aan de University of California, Berkeley, hoewel hij amper formele scholing had genoten. Uiteindelijk klom hij er zelfs op tot senior onderzoeksprofessor.

In 1983, enkele maanden voor zijn dood, verleende president Ronald Reagan hem de Presidential Medal of Freedom, de hoogste onderscheiding die de regering van de Verenigde Staten aan burgers geeft. Reagan noemde Hoffer een voorbeeld van ‘zowel de mogelijkheden als de vitaliteit van de Amerikaanse manier van leven’.

In het jaar 1951 waarin Hoffers befaamde boek verscheen, verscheen ook The Origins of Totalitarianism, het magnum opus van de Duits-Amerikaanse politiek denker Hannah Arendt (1906 – 1975). Beide boeken kwamen tot stand in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en besteden uitvoerig aandacht aan het nazisme en het stalinisme, maar vanuit een heel andere invalshoek. Waar Arendt juist de eigenheid benadrukt van het nazisme en het stalinisme als totalitaire regimes, creëert Hoffer een kader om alle massabewegingen te analyseren.    

In 1955 kreeg ook Arendt een aanstelling in Berkeley. Maar ze hield er niet van de intellectuele sfeer, de humorloosheid van haar collega’s en de massa’s studenten waar ze elke dag les aan moest geven. Voor Arendt was de enige ‘oase’ in deze periode Eric Hoffer, met wie ze meteen bevriend werd. Een mooie getuigenis hiervan is de brief die Arendt op 13 maart schreef aan Hoffer waarin ze hem bedankt om haar rond te leiden in San Fransisco ‘zoals een koning zijn rijk toont’.

Niettegenstaande hun vriendschap hadden Arendt en Hoffer geen grote bewondering voor elkaars werk. Zo schreef Hoffer in een van zijn notitieboekjes dat Arendt ‘consequent fout in haar verklaringen en voorspellingen’ was. En Arendt vertelde aan haar echtgenoot, de Duitse filosoof Heinrich Blücher (1899 – 1970) dat ze Hoffer ‘charmant, maar niet erg snugger’ vond. 

Hoffer zou nog elf andere boeken en verschillende artikels schrijven, maar het was vooral The True Believer dat tot op de dag van vandaag een impact heeft.

Waarin ligt dan de kracht van The True Believer? Hoffer analyseert in dat werk wat mensen ertoe drijft om zich aan te sluiten bij een politieke, sociale of religieuze massabeweging. Bijzonder is dat hij daarbij niet focust op de ideologie van deze bewegingen, maar op het psychologische profiel van hun aanhangers. Bovendien breekt hij volledig met de dominante academische trends. Zo laat hij Freudiaanse verklaringen, waarop de Amerikaanse psychologie toen nog sterk gebaseerd was, achterwege.

De aanhanger van een massabeweging is volgens Hoffer gefrustreerd. Hij gelooft niet meer in zichzelf. En het geloof in een ‘heilige zaak’ is een substituut voor dat verloren geloof in zichzelf. Een massabeweging geeft de gefrustreerde weer hoop, hoop op verandering. Welke verandering dat dan ook mag zijn.

Cruciaal bij Hoffer is dat de inhoud van de ideologie van ondergeschikt belang is. Een fanaticus kan eender wat aanhangen. Daarom zijn massabewegingen inwisselbaar: een fanatieke communist kan zich bijvoorbeeld zonder problemen bekeren tot het fascisme en omgekeerd. Hoffer citeert de woorden van Hitler zelf die ooit zei dat kleinburgerlijke sociaaldemocraten en vakbondsbazen nooit echte nazi’s konden worden, maar communisten wel.

Om doeltreffend te zijn, moet een doctrine dus helemaal niet ‘juist’ zijn. Ze moet immers niet begrepen worden; er moet in geloofd worden. Geloven doen we in zaken die we absoluut zeker weten. En we kunnen alleen absoluut zeker zijn van dingen die we niet begrijpen. Wanneer een massabeweging begint te rationaliseren en haar doctrine begrijpelijk begint te maken, is ze over haar hoogtepunt heen, aldus Hoffer.

En om geloofd te worden, moet een doctrine het individu zo goed mogelijk isoleren van zichzelf, van zijn familie en van de wereld zoals die is. De beweging die overigens het best geslaagd is in het isoleren van het individu van zijn familie, is het vroeg Christendom, aldus Hoffer die atheïst was. Hij citeert de woorden van Jezus:

Want ik kom een wig drijven tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder. De vijanden van de mensen zijn hun eigen huisgenoten! Wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van mij, is mij niet waard, en wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van mij, is mij niet waard. (Mattheüs 10, 35-37)

Een belangrijke inspiratiebron van Hoffer was de Franse politiek filosoof, historicus en staatsman Alexis de Tocqueville (1805-1859). Om te verklaren wanneer een massabeweging de grootste kans heeft om zich te ontwikkelen, doet Hoffer een beroep op wat we nu kennen als het ‘Tocqueville-effect’: het verschijnsel dat de sociale frustratie sneller toeneemt naarmate de sociale omstandigheden en de kansen verbeteren. De Tocqueville stelde namelijk vast dat de regeerperiode van Lodewijk XVI de meest voorspoedige was van het ancien régime, maar dat die toestand paradoxaal genoeg de Franse Revolutie bespoedigde.

Wanneer mensen in opstand komen in een totalitaire samenleving, komen zij niet in opstand tegen de tirannie van het regime maar juist tegen de zwakte ervan, aldus de Tocqueville. Hij die altijd geleden heeft, weet niet beter. Maar wie geproefd heeft van betere dingen, wil revolteren. Wat de Tocqueville zegt, geldt volgens Hoffer voor alle totalitaire regimes: het gevaarlijkste moment is het moment waarop zij beginnen te hervormen en liberale tendensen beginnen te vertonen. De overgang van oorlog naar vrede is dus gevaarlijker dan die van vrede naar oorlog.

Het is precies omdat de boeren in het achttiende-eeuwse Frankrijk niet langer slaven waren en zelf land bezaten, in tegenstelling tot de boeren in Duitsland en Oostenrijk, dat ze ontvankelijk waren voor de aantrekkingskracht van de Franse Revolutie. Ook zou er misschien geen Russische Revolutie geweest zijn als de Russische boeren niet al meer dan een generatie vrij waren en geproefd hadden van privaat grondbezit, aldus Hoffer.

Toch zijn niet alle massabewegingen volgens Hoffer negatief. Soms zijn ze nodig om een samenleving vooruit te helpen. Zo ziet hij in de Indiase Mahatma Ghandi (1869 – 1948) en de Amerikaanse president Abraham Lincoln (1809 – 1865) leiders van positieve massabewegingen. Typisch voor dergelijke leiders is dat zij bereid zijn de beweging tot een einde te brengen, als het doel bereikt is. Leiders van negatieve massabewegingen daarentegen, houden het doel van de beweging bewust vaag en zorgen dat het nooit concreet bereikt kan worden.

Het boek van Hoffer werd zowel door de populaire pers als door academici geprezen. Arthur Schlesinger senior (1888 – 1965), historicus aan Harvard University, noemde het boek ‘briljant en origineel’. En de Britse filosoof Bertrand Russell (1872 – 1970) noemde het ‘intellectueel gefundeerd en politiek actueel’.

Aan de andere kant kreeg het werk ook scherpe kritiek te verduren. Mensen die geëngageerd waren in massabewegingen, voelden zich aangevallen. De theorie liet immers geen ruimte om mensen te bekijken als rationele wezens die een gefundeerde keuze konden maken voor een radicale, maar positieve massabeweging.

Vanuit de academische wereld kwam er vooral kritiek op Hoffers gebrekkige definitie van een massabeweging. Aan welke kenmerken een groep moet voldoen om een massabeweging te zijn, specifieert hij niet. Daarom is het niet helemaal duidelijk op welke bewegingen die na 1951 – de publicatiedatum – zijn ontstaan we zijn theorie kunnen toepassen. Waren de hippiecultuur van de jaren 1960, de Afro-Amerikaans burgerrechtenbeweging van de jaren 1950 en 1960, de protesten tegen de Vietnamoorlog in de jaren 1960 en 1970 ook massabewegingen? En recenter: zijn de klimaatbeweging, de homobeweging, de Black Lives Matter-beweging en de MeToo-beweging massabewegingen? 

In de laatste decennia van de twintigste eeuw nam de aandacht voor The True Believer langzaam af. Er kwam echter een belangrijke revival na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten. Mensen die wilden bestuderen wat sommigen ertoe dreef om te sterven voor een extremistische ideologie, grepen gretig terug naar het werk van Hoffer. 

Conservatieve denktanks, zoals het Hoover Institution aan Stanford University, besteden tot op de dag vandaag geregeld aandacht aan het werk van Hoffer. In 2003 noemde Thomas Sowell, senior fellow aan het Hoover Institution, Hoffer naar aanleiding van zijn twintigste sterfdatum ‘een van de meest scherpzinnige denkers van zijn tijd’. Hoffer wordt vooral door conservatieven gesmaakt, omdat hij zich in de jaren 1960 – 1970, toen de politiek in Amerika naar links opschoof, ontpopte tot een leidend conservatief denker.

Ook bij de critici van het huidige ‘woke’-klimaat zien we Hoffer weer opduiken. De Britse auteur en politiek commentator Douglas Murray verwijst in interviews geregeld naar zijn werk. In zijn boek The Madness of Crowds (2019) haalt Murray fel uit naar de huidige ‘social justice warriors’. Waar de strijd voor gelijke rechten voor holebi’s, vrouwen en zwarten legitiem begon, is deze nu compleet doorgeslagen, aldus Murray. In dat boek schetst hij een gelijkaardig pscyhologisch beeld van de ‘social justice warriors’ als Hoffer van de aanhangers van de massabewegingen:

Ons openbare leven is nu overvol met mensen die wanhopig de barricaden willen bemannen lang nadat de revolutie voorbij is. Ofwel omdat ze de barricaden met thuis verwarren, ofwel omdat ze geen andere thuis hebben om naartoe te gaan. (Murray, p. 15) 

En vorig jaar verwees de Israëlisch-Amerikaanse schrijver Benjamin Kerstein in Quillette in zijn kritiek op het nieuwe iconoclasme ook naar Hoffer: in het Westen worden beelden van historische figuren zoals Churchill beklad en gesloopt en daarmee wordt ook het historische geheugen gewist. Minstens een generatie lang hebben militanten hard gewerkt om precies te doen wat Hoffer beschreef, aldus Kerstein. Ze hebben een cultuur doen ontstaan die gewijd is aan het idee dat onze beschaving een monsterlijke aberratie is in de menselijke geschiedenis, een industriële machine van ontmenselijking. Die cultuur moet worden vernietigd volgens de militanten en vervangen door een andere. Waardoor precies? Daar blijven ze uiteraard vaag over.

Of het werk van Hoffer werkelijk briljant is, laten we in het midden. Maar de bijzondere ontstaanscontext, de originaliteit, de brede verklarende reikwijdte van de theorie en de impact die het werk heeft gehad en nog steeds heeft, maken het het lezen zeker de moeite waard. 

 

Astrid Elbers

De auteur is doctor in de geschiedenis en toegepast taalkundige.

 

 

Bronnen:

Douglas Murray, The Madness of Crowds. Gender, Race and Identity, Kindle ed., Bloomsbury Continuum, 2019.

Eric Hoffer, The True Believer. Thoughts on the Nature of Mass Movements (Perennial Classics), Kindle ed., HarperCollins, 2011 (eerste uitgave 1951).

Hannah Arendt, Te Origins of Totalitarianism, Penguin Books, London, 2017 (eerste uitgave 1951).

Jonah S. Rubin, An Analysis of Eric Hoffer The True Believer. Thoughts on the Nature of Mass Movements, Kindle ed., Macat Library, 2017.

Thomas Sowell, The legacy of the late Eric Hoffer cannot be underestimated, in: The Enterprise, 23 juni 2003, p. 30.

Print Friendly and PDF
Leerlingen over ‘goed’ en ‘fout’ - Thyrza Zoons

Leerlingen over ‘goed’ en ‘fout’ - Thyrza Zoons

Langs de afgrond - Arnold Heumakers

Langs de afgrond - Arnold Heumakers