Democratie is wat we er zelf van maken - Rolf Falter
Er is de jongste tijd weer veel te doen rond democratie. Dat heeft te maken met populisme, Trump, of Brexit, die de vraag doen rijzen of het systeem nog wel deugt. Met de vraag of de Europese Unie wel democratisch wordt geregeerd (Niet echt, stelde de Europese ombudsdame deze week). En met schandalen en wanpraktijken bij aloud gevestigde politieke partijen.
Vermoedelijk is de discussie ook een gevolg van ons verzwakkend besef over democratie. Dat systeem is inmiddels zo ingeburgerd – bij de Britten al 330 jaar continu, bij de Benelux en de Scandinaven al 200 jaar, bij de Fransen al 150 jaar – dat we ons niet meer afvragen hoe het functioneert, wat de essentie ervan is en wat zijn risico’s zijn. Tegelijk functioneert het uitermate geraffineerd, en slagen wij er in Noord-West-Europa in zelfs de moeilijkste problemen moeiteloos binnen een democratisch kader op te lossen. De Scandinaven werken heel frequent met minderheidsregeringen, de Belgen en Nederlanders met telkens wisselende coalities van veel partijen die nochtans een uitermate grote continuïteit in het beleid opleveren.
Duitsers en Italianen kennen de democratie nog maar 70 jaar, de Spanjaarden, Portugezen en Grieken nog maar veertig jaar, al de rest ten oosten van de Elbe en Triëste nog maar een kwarteeuw. Je ziet het tussen Madrid en Catalonië, bij de plotse verbazing van de Duitsers deze weken dat chefs toch kwetsbaar zijn, bij de potentaatjes in Boedapest en Warschau, die een gewone meerderheid als de weg naar het absolutisme interpreteren.
Democratie is in haar essentie een systeem waarbij je de machtsoverdracht vreedzaam organiseert. Idealiter is dat tegenwoordig van centrum-links naar centrum-rechts en omgekeerd, na zo’n acht à tien jaar. Een nieuwe regering zet haar nieuwe frisse ideeën, die door de kiezer zijn goedgekeurd, om in beleid, verkrijgt een tweede ambtstermijn, zoekt verder in dezelfde richting, gaat wat overdrijven, verzandt in de karikatuur of de stagnatie. Dan is het tijd voor de aflossing door een team dat acht à tien jaar op nieuwe frisse ideeën heeft kunnen broeden, die op hun beurt het fiat krijgen van de kiezer.
De machtswissel gebeurt bij stemming. Een vrije stemming uiteraard, transparant, zonder mediamonopolies, met vrije politici (Catalonië!), scheiding der machten, neutrale organisatoren, zonder geweld en met – een Belgische uitvinding uit 1877 – een geheime stemming, vrij van elke druk. Het kiesstelsel doet er niet zoveel toe: de twee belangrijkste, meerderheidsstelsel en evenredige vertegenwoordiging, hebben beide hun voor- en nadelen, ook mathematisch.
Belangrijker is het ongeveer honderd jaar oude principe van één man één stem (sinds iets minder lang ook één vrouw één stem). In wezen geeft dat de grootste domkop onder ons evenveel te zeggen in het aanduiden van de vertegenwoordigers van het volk als de grootste slimmerik. Verre van perfect dus, maar de mens die volkomen objectief – en vooral niet gecontesteerd - de dommeriken van de slimmeriken kan onderscheiden, zal wel nooit geboren worden. En systemen met extra stemmen voor rijken of gediplomeerden werden eerder afgevoerd als niet echt stabiel.
Met die imperfecte sleutel zijn zowel rechtstreekse als onrechtstreekse democratie mogelijk. Het eerste vind je in Zwitserland, met zijn vele referenda en volksraadplegingen, maximaal doorgedreven, maar ook heel efficiënt. Het wetgevend verkozen parlement en de regering werken in het systeem als stabiliserende instanties, zonder echte leiders en met part-time volksvertegenwoordigers. Dan doet het er niet toe dat opiniemakers het stelsel misprijzen, omdat de modale Zwitser doorgaans conservatiever en rechtser denkt dan de professionele wereldverbeteraar.
Verkozen mandatarissen
Het andere systeem, de onrechtstreekse democratie, werkt via vertegenwoordiging, met verkozen mandatarissen. Elk van ons kiest om de vier tot zes jaar iemand, als vertegenwoordiger van onze belangen. Die zal dat dan op voltijdse basis doen, iets waarvoor wij, gezien onze beroepsbezigheden, te weinig tijd hebben.
Voor het uitoefenen van die taak beschikt de verkozene over het essentiële instrument van elke verkozen assemblee: het vermogen om elke minister (of schepen in de gemeenteraad) bij gewone meerderheid naar huis te sturen, en die dus te dwingen rekenschap te geven over haar/zijn beleid (Het Europees Parlement heeft die ‘ministeriële verantwoordelijkheid’ nog maar onvolkomen, enkel voor de Commissie in haar geheel). De macht om wetten te stemmen is daarvan maar een afgeleide.
Partijen zijn een element van ordening. Zij zijn destijds ontstaan als verenigingen van kiezers met gelijkaardige belangen die een georganiseerde druk creëerden op hun verkozenen, om te beletten dat die als individu telkens weer gelijmd werden door de uitvoerende macht. Daarnaast zijn er belangengroepen, lobby’s of het zogenaamde middenveld, die trachten invloed uit te oefenen in naam de achterban die hen betaalt. En er zijn media, die elk hun eigen agenda hebben, vandaag doorgaans een commerciële eerder dan een ideologische. Het kluwen is groot omdat ook de beslissingsmacht niet mis is: besluiten voor miljoenen mensen, of over de besteding van miljarden belastinggeld.
Onze rol als kiezer is daarbij minimaal: om de vier à zes jaar een zorgvuldige keuze maken, van iemand die mijn belang verdedigt en in staat geacht moet worden goed te regeren of goed te controleren. Met alle informatie die alle parlementen tegenwoordig vrijgeven op hun website over hun mandatarissen, zouden we hen ook regelmatig kunnen evalueren. Maar wij zijn verwende kiezers: zich eenmaal om de vier à zes jaar op een zonnige meidag zich een uur naar een kieslokaal in het centrum van het wijk of dorp verplaatsen doet heel velen onder ons al diep zuchten over een schijnbaar zware last.
Democratie, met de haar zo geschetste onvolkomenheden, levert dus ook de spiegel van onszelf als samenleving op: een verkozen assemblee (van districtsraad tot parlement) met een representatieve hoeveelheid klaplopers, corrupten, patsers, vrouwengekken, ijdeltuiten, braniemakers en tafelspringers. Maar ook goede sprekers, mensen die kunnen overtuigen, onkreukbaren, gepassioneerden voor een goede zaak, lui die een tijdlang leiderschap vertonen. En nog vaker een mix van al die sterke en minder sterke trekjes.
Ontevredenheid
Waarom zijn we dan zo ontevreden met die democratie tegenwoordig (in tegenstelling tot de Koude Oorlog toen het alternatief amper 400 km van ons lag)? Omdat er in Europa acht jaar lang een heel diepe economische crisis is geweest (de Italianen hebben met hun economie, en dus welvaart, maar net weer het niveau van 1999 bereikt). Bij tegenslagen zijn we allemaal nogal geneigd de schuld eerst bij anderen te zoeken, de buitenlander, de migrant, de rijke fraudeur, en jawel: de politici zelf. En bij achteruitgang schreeuwen we heel hard, terwijl we vooruit gaan normaal vinden. Vandaar, in crisistijden, de bloei van extremisme, populisme, nationalisme, racisme ook.
Waarom zijn we nog ontevreden? Omdat het professionalisme van politici te groot is geworden. Professionalisme is op zich niet verkeerd: politiek is een beroep, een vakmanschap dat je maar aanleert door het veel te doen (zoals vele bedrijfsleiders die proberen en mislukken ervaren), van onderuit naar hogerop. Net als wij willen politici in hun beroep vooruit gaan, en carrière maken. In princiep is dat ook niet onverzoenbaar met democratie: enkel door een steeds grotere groep van de bevolking achter zich te scharen gaan ze vooruit.
Maar tot de professionele knepen vandaag behoort ook het controleren van de basis in alle partijen. Met de beschikking over partijgelden, spin doctors, heel veel cabinetards op congressen en de feitelijke macht om de regering te vormen, loopt het daar mis. De impulsen van onderuit, inbegrepen die van de jongere generaties, verdwalen of worden versmacht voor ze de top kunnen bereiken en aantasten.
Dat is zeker het geval bij van oudsher gevestigde partijen, totdat ze, zoals de Duitse SPD deze dagen, rot versleten in elkaar stuiken in een stofwolk van chaos. Wanneer dat gebrek aan verantwoording er ook nog toe leidt dat sommige politici in hun voor de rest normale carrièreplanning, iets te gretig aan zelfbediening zijn gaan doen, dan is de overstap naar nieuwe bewegingen of, breder nog, de ontgoocheling over het systeem, bij de kiezer niet veraf.
Onze grootste onrust vandaag inzake democratie is echter dat we met zijn allen, dankzij de democratisering van het onderwijs van vijftig jaar geleden, tot minstens 18 naar school zijn mogen gaan. We hebben in princiep voldoende wijsheid meegekregen om ons mondig te gedragen.
En dus willen we wel iets meer greep krijgen op de samenleving rondom ons, dan enkel maar via één stem om de vier à vijf jaar. Twitter is een goed symptoom van die toegenomen mondigheid, ook al levert dat in de eerste plaats veel onvolwassen frustratie-bagger op die vroeger enkel aan de toog binnen de muren van een veilig café te horen viel.
Democratie moet je verdienen
Wat we daarbij echter vaak vergeten – ook in de vele experimenten met basisdemocratie, spontane assemblees of actiecomités, die allemaal vrij snel op hun adem plegen te trappen – is dat de democratie maar zo goed is, als de burgerzin binnen de samenleving die haar draagt. Hoe meer de kiezers zich informeren, zich inspannen om tot overleg en een draagvlak te komen, begrijpen dat alleen je zin krijgen niet bestaat, tijd steken in het verdedigen van hun belangen en het opvolgen van hun verkozenen, hoe sterker de democratie kan zijn. Democratie moet je ook verdienen.
Want ook dat is een inherent gegeven aan dit onvolkomen systeem (het slechtste op alle andere na, dixit Churchill): dat het al vaker gebeurd is dat het zichzelf ten grave droeg, vooral in barre tijden. Draai of keer het hoe je wil: Hitler werd wel degelijk verkozen. Net als Vladimir Poetin en Recep Tayyip Erdogan. Voorheen gingen ook de onvolkomen democratieën van het oude Athene, de Romeinse republiek of de middeleeuwse steden van Noord-Italië en de Nederlanden ten onder
Democratie is dus een gevecht van elke dag. Dat van de komende jaren heet op een georganiseerde en systematische wijze meer zeg krijgen als kiezer tussen twee stembusslagen door, via referenda, tussen-organisaties of –structuren, whatever. Naast het echt democratisch maken van Europa natuurlijk, nu het zo’n belangrijke beslissingen neemt dat die niet meer als technocratische consensus aangepraat kunnen worden.
Neen, de democratie is nog lang niet dood en heeft nog vele uitdagingen. Tenzij we zelf stoppen met erin te geloven. Maar op dat moment hebben we de dictatuur en al hare nare gevolgen ook echt wel verdiend.
Rolf Falter
Zie ook http://tekstje.blogspot.be/