Nacht in de middag - Arthur Koestler
Ik studeerde geschiedenis in Leiden toen ik bij het vak contemporaine geschiedenis A History of the Modern World van Palmer & Colton las waarin de gruwelen van de 20ste eeuw langs kwamen. Ik werd fysiek onpasselijk van de gruwelen die elkaar maar bleven opvolgen. De 20ste eeuw is de meest bloedige eeuw uit de geschiedenis van de mensheid. Toch is dat voor mij, en voor mijn generatiegenoten, in het naoorlogse westen moeilijk te bevatten. Ik ken oorlog uit boeken en van de televisie. In het naoorlogse vrije westen is een utopie van de vrijheid gecreëerd waarbij twee boeken de toon hebben gezet. Ten eerste John Stuart Mills On Liberty (1856) waarin Mill betoogt dat het doel van de overheid is het garanderen en bevorderen van de vrijheid van de burgers.
Karl Popper werkte dit verder uit in een theorie over de open samenleving die de vrijheid van de burgers inderdaad centraal stelt. De staat is er voor de burgers, niet andersom. In The Open Society and its Enemies (1945) verzet Popper zich tegen het collectivisme en totalitarisme zoals dat in de geschiedenis van de (politieke) filosofie de boventoon heeft gevoerd, van Plato, Hegel, Rousseau tot Marx. Die filosofische ideeën hebben zich allergruwelijkst gemanifesteerd in de twintigste eeuw in twee soorten totalitaire systemen: het fascisme (Duitsland, Japan, Italië) en het communisme (Rusland, China, Cambodja, etc.). Vanuit het Utopia waar wij thans in leven, de open samenleving en de welvaartsstaat zoals theoretisch onderbouwd door John Rawls in A Theory of Justice (1971), is het moeilijk voor te stellen dat het ook anders kan, dat er samenlevingen zijn waarin individuen als ongedierte worden verdelgd en vermorzeld. De roman Nacht in de Middag van Koestler is daar een beeldende beschrijving van.
Arthur Koestler (1905-1983) was een Hongaarse-Britse schrijver, journalist en publiek intellectueel die zich met tal van debatten inliet, onder andere pleitte hij voor afschaffing van de doodstraf en voor legalisering van euthanasie. Van 1931 tot 1938 was hij lid van de communistische partij in Duitsland. Vanwege Stalins wandaden zei hij zijn lidmaatschap van de partij in 1938 op. Zijn dystopische roman, Nacht in de middag die gaat over totalitaire onderdrukking in de twintigste eeuw, is een afrekening met de communistische partij en totalitair collectivisme. Koestler verkoos toen ook het vrije westen, het Verenigd Koninkrijk, als woonplaats. Daar begon hij een vruchtbare en succesvolle carrière als journalist en schrijver. In 1983 pleegde Koestler, die terminale kanker had, samen met zijn vrouw zelfmoord.
Nacht in de middag gaat over de gevangenschap van Roebasjov, een man van in de vijftig, met een roemrijk verleden in de communistische partij en een belangrijk rol gespeeld heeft in de revolutie. Zijn leven lang heeft hij zich ingezet voor de idealen van het communisme en de Partij. Hij is daarbij over lijken gegaan. Maar nu is no.1 aan de macht (overduidelijk een verwijzing naar Stalin) en diens koers is anders. No.1 heeft geen communistische ideologie, maar alleen grillen en hij duldt geen mensen naast zich. De oude getrouwen verdwijnen en worden ook uit de archieven en geschiedenis geschreven. Op de muren waar foto’s van vooraanstaande Revolutionairen hingen, blijven lege plekken achter en hangt er alleen het portret van no.1. ‘Niet alleen de portretten aan de muren, maar ook de boekenplanken in de leeskamer dunden uit.’
De roman gaat over de gevangenschap, ondervragingen en, onafwendbare, executie van Roebasjov. Het meest onverklaarbare lijkt dat de ondervragers een soort nieuwe waarheid willen hebben waarin het lijkt alsof het volkomen te rechtvaardigen is dat de zogenaamde verraders worden geliquideerd. Er wort gebruik gemaakt van bekentenissen onder foltering verkregen. Er is geen eerlijk proces. Maar de staatskranten beschrijven deze schijnprocessen als een toonbeeld van rechtvaardige rechtspraak. Een totalitaire staat heeft macht over alle facetten van de maatschappij. De technologische ontwikkelingen van de twintigste eeuw maakten ook een nieuwe soort totalitarisme mogelijk. Techniek is neutraal en kan zowel ten goede als ten slechte gebruikt worden. In totalitaire samenlevingen wordt de techniek gebruikt om mensen te onderdrukken en te monitoren. De staat beheerst de media, het onderwijs. Er is geen vrijheid van meningsuiting. Er is geen onafhankelijke rechtspraak.
Hoofdpersoon Roebasjov is een overtuigd communist, die gelooft in het communistische project en die bereid is om individuen op te offeren op het altaar van de utopische toekomst. Gaandeweg de roman is het makkelijk om Roebasjov als slachtoffer te zien en medelijden met hem te krijgen. Voor de duidelijkheid: ik ben tegen de doodstraf en ik vind zeker niet dat Roebasjov zonder eerlijk proces een nekschot moet krijgen, maar, in een open samenleving, zou Roebasjov zich voor zijn slachtoffers moeten verantwoorden en daar een gevangenisstraf voor moeten krijgen. Het nieuwe, Stalinistische, regime, gaat nog een flinke stap verder dan de oude garde met onderdrukking en moorden. De politieke filosofie is die van Machiavelli: het doel heiligt de middelen, zoals onder meer blijkt uit het openingscitaat van Machiavelli waar de roman mee begint: “Hij die een dictatuur instelt en Brutus niet doodt, en hij, die een republiek sticht en de zonen van Brutus niet doodt, zal slechts korte tijd regeren.” Stalin heeft zich deze les ter harte genomen, net als al die andere totalitaire dictators van de 20ste eeuw: Mao, Hitler, Pol Pot, Mussolini, om er enkelen te noemen.
Roebasjov reflecteert in zijn dagboek over de revolutionairen: ‘Voor ons is de vraag van subjectieve trouw van geen belang.’ Rechtvaardigheid doet er niet toe – het doel heiligt de middelen. Een andere punt van de totalitaire staat is de ontkenning van het individu en een privésfeer. Het gebruik van het woord ‘ik’ wordt ontmoedigd. ‘Wij stonden geen eigen levenssfeer toe, zelfs niet in iemands gedachten.’ In de gevangenis begint het Roebasjov te dagen dat hij heeft meegewerkt aan een weerzinwekkend systeem. Roebasjov reflecteert: “Door consequent in het belang van de komende generaties te handelen hebben we de huidige generatie zulke verschrikkelijke ontberingen opgelegd, dat de gemiddelde levensduur met een kwart is verkort. […] We ranselen de kreunende massa’s van het land naar een theoretisch geluk dat alleen wij kunnen zien.”
Het nawoord bij deze fraaie uitgave door uitgeverij Schokland die een reeks met kritische klassieken aan het uitgeven is, is van historicus Wim Berkelaar die het boek in historische setting plaatst. Dit nawoord heeft zeker een meerwaarde omdat het laat zien hoe het boek is ontvangen. De Nederlandse vertaling werd bijvoorbeeld door de Nederlandse auteur en communist Theun de Vries, afgekraakt. Berkelaar geeft enkele rake typeringen van het boek, zoals ‘psychologische typering van ‘de communistische mens’’, roman over ‘de verhouding tussen individu en (communistische) gemeenschap’. Berkelaar gaat echter te kort door de bocht wanneer hij de actuele waarde van de roman beschrijft als: ‘[…] waarschuwing tegen gewetensdwang, terreur en conformisme, dat eigen is aan alle religieuze en seculiere ideologieën.’
Het gaat mij om ‘alle […] ideologieën’, hiermee worden liberale en antiliberale ideologieën op één hoop gegooid. <I>Nacht in een middag</I> is een aanklacht tegen antiliberale ideologieën waarin individuen op het altaar van een groter doel worden geofferd, seculier of religieus. Het is van groot belang om dit onderscheid in de aard van (politieke) ideologieën te maken. De lakmoesproef voor een ideologie is de status van het individu, en dat kan gemeten worden of de mensenrechten in het systeem worden gerespecteerd of niet. Nacht in de middag is een springplank voor politieke filosofie. Het boek toont een van de vele gruwelen die kunnen gebeuren wanneer de vrijheid van het individu wordt vermorzeld. Daarom hoop ik dat Nacht in de Middag veel wordt gelezen, op scholen, in boekenclubs en door politici.
Arthur Koestler, Nacht in de middag, Uitgeverij Schokland, De Bilt, 2012 (1940), vertaling uit het Duits door Koos Schuur, herzien door Nils Buis, met een nawoord van Wim Berkelaar, 214 pgs.
Recensie door Floris van den Berg
Floris van den Berg is filosoof.