Badenheim 1939 - Aharon Appelfeld

Badenheim 1939 - Aharon Appelfeld

Het jaar 1939 vormde zowat het hoogtepunt in Hitlers twaalfjarige bewind. Een jaar voordien realiseerde de Führer, mede door de laksheid en verdeeldheid van de westerse mogendheden, de Anschluss van Oostenrijk en de inlijving van Sudentenland in het Groot Duitse Rijk. In maart 1939 bezetten de Duitsers Praag, werd Bohemen-Moravia ingelijfd en Tsjechoslowakije ingepalmd. Enkele maanden later sloten Berlijn en Moskou het Molotov-Von Ribbentrop-pact waarin beide landen beloofden elkaar niet te zullen aanvallen. In een geheim bijvoegsel werd toen reeds afgesproken om Polen onder de twee grootmachten te verdelen. Ook op binnenlands vlak ging het Hitler voor de wind. De enorme werkloosheid van het begin van het decennium was zo goed als opgelost door massale tewerkstelling in de aanleg van autowegen en de bewapening. Tegelijk voerden de nazi’s de druk op tegen de joden. De jodenwetten zorgden voor een geleidelijke uitsluiting van de joden uit het administratieve, economische en zelfs openbare leven. Eind 1938 kende het antisemitisme een voorlopig hoogtepunt tijdens de zogenaamde Kristalnacht waarbij honderden synagogen, ongeveer 7.500 winkels en bedrijven werden vernietigd en duizenden joden in concentratiekampen verdwenen. Op 30 januari 1939 waarschuwde Hitler in de Reichstag dat een eventuele oorlog de ‘vernietiging van het joodse ras in Europa’ zou betekenen.

Over die dreigende sfeer voor de joden schreef de Israëlische schrijver Aharon Appelfeld in 1979 een intigrerende roman onder de titel Badenheim 1939. In het voorjaar 1939 bereidt Badenheim, een Oostenrijks vakantieoord, zich voor op het zomerseizoen. De bezoekers zijn joods en de kleine drama’s in het hotel maskeren een aanzwellende dreiging die de gasten niet onder ogen durven zien. Ze zijn zo bevangen door hun triviale, dagelijkse bezigheden dat ieder signaal van hun aanstaande noodlot aan hen voorbijgaat. Het zijn de laatste dagen in een wereld die kort daarna volledig ineen zal storten. Centraal staat doctor Pappenheim, een organisator die elk jaar zorgt voor een cultureel programma in het vakantieoord teneinde de gasten te vermaken. Zoals elk jaar heeft hij te maken met allerlei praktische organisatorische problemen maar voor de rest gaat alles zijn gewone gangetje. Tot medio mei een aankondiging verschijnt dat alle joodse burgers verplicht zijn zich te laten registreren bij de Sanitaire Dienst. Het leidt tot onzekerheid en angst onder vakantiegangers. Zo is ene mevrouw Milbaum verontrust omdat de registrerende ambtenaar geen rekening had gehouden ‘met de adellijke titels die haar eerste man haar had verleend.’

Stilaan ontstaan er spanningen tussen de rijke en arme joden. Sommigen beschouwen zich immers niet als joden maar als Oostenrijkse staatsburgers en keren zich af van de Ostjuden. ‘De Poolse joden moeten ze naar Polen sturen. Ze zijn goed genoeg voor hun land,’ aldus een doctor die zich tekortgedaan voelt. Midden in de zomer worden de kranen van de zwemkom dichtgedraaid en kunnen de gasten tot hun ongenoegen niet langer zwemmen. Wat later wordt het postkantoor van het vakantieoord gesloten en valt de telefoon uit. De gasten mopperen op de bureaucratie. ‘Een mooie orde’, zegt iemand, waaruit blijkt dat ze onder de nazi’s op zijn minst orde hadden verwacht. Het zorgt voor allerlei irritaties die gecompenseerd worden met kleine verwenningen, succulente maaltijden en muzikale evenementen. Maar de geruchten wakkeren aan dat ze met zijn allen zullen afgevoerd worden naar Polen. ‘Ik heb hier dertig jaar achtereen gewerkt. Zal mijn pensioen ook daar erkend worden?’ vraagt een bakkersknecht zich af. Anderen begrijpen niet waarom ze worden weggestuurd want ze hebben toch geen perverse kunst gecultiveerd.

De voedselvoorraad raakt stilaan op, er worden beschuldigingen geuit tegen de hoteleigenaar die zoveel joden had toegelaten en tegen de jood Pappenheim met zijn muziekfestival. Tegelijk proberen ze elkaar gerust te stellen. Met hun lonen zullen ze immers meer koopkracht hebben in Polen waar de prijzen naar het schijnt zoveel lager liggen. Op een dag worden ze met zijn allen naar het station geroepen. En dan slaat de verstomming toe. Er staat een locomotief gereed met vier smerige goederenwagons eraan gekoppeld. Het boek geeft goed het ongeloof en de verscheurdheid van de joodse gemeenschap in het Derde Rijk weer. Heel wat onder hen waren immers goed geïntegreerd in de Duitse samenleving en voelden zich vaak eerder Duitser of Oostenrijker dan jood. Sommigen onder hen hadden zelfs gevochten tijdens de Eerste Wereldoorlog voor hun eigenste ‘vaderland’. Ze hadden militaire onderscheidingen gekregen en begrepen dus niet waarom ze werden onderdrukt. Het is dit ongeloof dat de auteur zo goed weergeeft in Badenheim 1939.

Aharon Appelfeld is een begenadigd verteller. Hij groeide op in een klein dorpje in de Oekraïne als kind van verlichte, geassimileerde joden. Op zevenjarige leeftijd eindigt zijn jeugd als zijn moeder wordt vermoord door de nazi’s en hij samen met zijn vader wordt gedeporteerd naar een concentratiekamp. Aharon weet uit het kamp te ontsnappen en dwaalt om te overleven drie jaar lang door de uitgestrekte bossen. Hij wordt opgenomen in het Rode Leger, dient in veldkeukens en komt vervolgens in Italië terecht. In 1946 bereikt hij tenslotte Palestina waar hij een nieuw leven opbouwt. In de jaren zeventig begon hij te schrijven.

 

Aharon Appelfeld, Badenheim 1939, Ambo, 2006

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Zijn we gék geworden - Alla Berkéwicz

Zijn we gék geworden - Alla Berkéwicz

Het kan wel! Armoede hoeft niet - Peter Singer

Het kan wel! Armoede hoeft niet - Peter Singer