Zijn we gék geworden - Alla Berkéwicz
Fundamentalisten hebben vijanden nodig. Dat is een centrale gedachte in het essay Zijn we gék geworden van de Duitse schrijftser Ulla Berkéwicz. Het is een bijzonder harde en schokkende analyse van het hedendaagse fundamentalisme dat opgang maakt binnen de wereld van de drie monotheïstische godsdiensten. De wereld globaliseert, of we dat nu leuk vinden of niet, maar sinds 11 september 2001 zijn de wegen naar de toekomst uiteen gegaan. De profeten van het ‘ware’ geloof hebben opnieuw de macht in handen en sturen de gelovigen in de frontlinie. Berkéwicz wijst in haar tekst op de overeenkomsten die er bestaan in de wereldbeelden die voortkwamen uit christelijke, islamitische en joodse wortels en hoe we daar een consistente lijn voor de toekomst uit kunnen putten. Heel duidelijk is die lijn niet, en meermaals verwijst de auteur zelf naar het mogelijke kwaad dat voortvloeit uit een godsdienst en vergelijkt die met de opkomst van het nazisme in de vorige eeuw.
‘Ieder houvast is weg, we tasten in een grenzeloze leegte’, zo begint Ulla Berkéwicz. Daarbij verwijst ze naar het wegvallen van ‘Duitse’ woorden als ethos, moraal, waarde, eer, deemoed, genade en medeleven die zouden verloren gegaan zijn door ‘de westelijke wereld, door het imperium americanum’. Het is een eenzijdige, bekritiseerbare introductie tot het vergelijkend onderzoek naar fanatisme dat ze op het oog heeft, alhoewel er een grond van waarheid zit in het feit dat zoveel mensen nog leven in extreme armoede. ‘Fundamentalisme gedijt in crisistijden, in tijden van desoriëntatie en ontworteling’ schrijft ze, en dat klopt in de mate dat mensen geen enkel perspectief meer hebben. Mensen zonder enig perspectief zijn immers tot alles in staat en leveren zich in deze nochtans moderne tijden massaal over aan de heilige strijders. ‘De godsdienststrijders bewapenen zich’, zo schrijft Berkéwicz en de vrees bestaat dat ze gelijk heeft. Maar of het hierbij gaat om mensen die arm zijn of zonder perspectief leven, valt te betwijfelen. In de Verenigde Staten zijn de godsdienstfanaten niet arm, in Israël gaat het vaak om welstellende radicale joden die koste wat het kost nieuwe nederzettingen willen bouwen in Palestijns gebied, en Osama Bin Laden komt net als vele andere terroristen uit een rijke familie. Dat neemt niet weg dat ze onder de armen en perspectieflozen vlot aanhang kunnen winnen met hun radicale oplossingen die stoelen op heilige teksten.
In een eerste deel fileert Ulla Berkéwicz met een scherp mes het fundamentalisme in de islam. Vooral vrouwen moeten lijdzaam ondergaan hoe de Koran wordt uitgelegd ten voordele van de man. We moeten niet verwonderd zijn over het feit dat zovele moslimvrouwen zich opnieuw sluieren. Deze ‘Bruiden van Allah’ zijn het resultaat van een goed georganiseerde Heilige Oorlog tegen het Westen. Berkéwicz verwijt de mannelijke moslims – net als Nahed Selim – een ‘radicale, verdraaide, kortzichtige interpretatie van de koran’ waarbij al wie een wapen hanteert tegen de vijanden van het geloof moet toeslaan en zich aldus een plaats zou veroveren in de hemel. Evengoed verwijt ze de westerse landen blind te zijn geweest voor de gestage opbouw van een door Iran geïnspireerd en gefinancierd fundamentalistisch netwerk in Europa. De auteur begrijpt niet hoe de westerse geheime diensten dit gevaar voor de democratie niet hadden zien aankomen. Berkéwicz haalt fel uit naar de politieke islam die volgens haar steeds geleid heeft tot terreur. Hierbij verwijst ze naar de traditie van de Assassijnen die de moord op ongelovigen als een religieuze plicht zagen en tegelijk als een politiek middel. Ze verwijst ook naar de Sabilyoun, een islamitische sekte op de Filippijnen die tot vandaag ongelovigen vermoorden.
Niet alleen in de islam floreert het fundamentalisme. Dat is momenteel ook het geval in het jodendom. Ze verwijst hiervoor naar de voortdurende ondermijning van elk vredesproces in het Midden Oosten door radicale joden. Ze heeft het daarbij over de ‘joodse gekken met de thora in de ene en het semi-automatische geweer in de andere hand’. Het gaat om groepen als de ultra-orthodoxe Haredim, de radicaal religieuze Gush Emunim en de opvolgers van de Irgoen, de door Begin aangevoerde joodse verzetsorganisatie na de Tweede Wereldoorlog. Het joods fundamentalisme ontstond in de jaren veertig toen joodse kolonisten Arabische markten bestormden en iedereen wegjoegen omdat ‘zij’ aanspraak konden maken op de heilige grond. Het joods fundamentalisme vloeide voort uit de Tweede Wereldoorlog en het besef dat buiten Israël niemand de joden zou beschermen. Het was de bloeitijd voor de Haganah, de zelfverdediging. Ze werden gedreven door ‘de angst vernietigd te worden, de angst zich net zo af te laten slachten als ouders, grootouders, overgrootouders in Duitse concentratiekampen, aan Russische graven’. De joden bleven waakzaam, al was het maar omdat de hoogste leider van de Egyptische Moslimbroederschap stelde dat geen enkele jood onschuldig is en dat alle joden moeten worden gedood. Vandaar de afkeer van Israël voor de Hezbollah en Hamas die de Duitsers bewonderden om de Holocaust. Maar Israël raakte zelf in shock toen hun president Rabin werd doodgeschoten door een nationaal-religieuze man, een joodse fundamentalist.
Tot vandaag zien veel Arabieren in de Israëliërs een soort nieuwe kolonisten en omgekeerd zien Israëliërs in de Arabieren een reïncarnatie van de nazi’s. Het gevolg is dat de extremen aan beide kanten elke (poging tot) vrede aan flarden schieten. Berkéwicz verwijst hiervoor naar een oude uitspraak van een rabbi die stelde: ‘Je bent gedood omdat je hebt gedood, maar zij die jou gedood hebben zullen gedood worden’. Het lijkt wel het perpetuum mobile van de haat en de wraak. Maar het gaat niet enkel om een strijd tussen islamisten en joden. Sinds enkele jaren ontwaren we ook een groeiend fanatisme onder de christenen in de Verenigde Staten die zich afzetten tegen het seculiere humanisme. Het begrip ‘fundamentalist’ komt trouwens voort uit de protestantse lekengeschiedenis van Amerika waarbij lekenpredikanten boeken uitgaven onder de titel The Fundamentals: A Testimony to the Truth. De auteur verwijst ook naar hedendaagse predikanten die voor miljoenen kijkers pleiten voor etnische apartheid en sociale tweedracht. Onmiddellijk na de aanslagen van 11 september verkondigde één van hen, Jerry Falwell, dat Amerika niet anders verdiend had omdat het abortus toelaat, homo’s rechten geeft en het schoolgebed heeft afgeschaft.
Het sterkste deel in dit essay is ongetwijfeld de aanklacht van de auteur tegen de groeiende kloof tussen rijk en arm. ‘Terwijl kinderen van rijke gezinnen onder politiebewaking naar de universiteit van Yale gaan, kunnen de armen van die stad niet langer de wetten van deze wereld respecteren’. De kloof tussen de ‘haves’ en ‘haves-not’ groeit en dat zal zich op een dag wreken. Het is een situatie die in deze geglobaliseerde wereld van toepassing is op de ganse wereld. Hiermee sluit ze aan bij de stelling van Benjamin Barber die in zijn boek Jihad vs McWorld schreef dat geen enkele natie nog onbekommerd van overvloed en welvaart zal kunnen genieten zolang andere naties daar ook geen kans toe krijgen. ‘Ook het lijden is gedemocratiseerd en de mensen die het het moeilijkst hebben, zullen middelen vinden om de mensen die het verst verwijderd zijn in hun pijn te laten delen. Als de rechtvaardigheid niet gelijk kan worden verdeeld, zal de onrechtvaardigheid gelijk worden verdeeld; als niet iedereen kan delen in de welvaart, zal verpaupering - in materiële en spirituele zin - ons allen ten deel vallen’.
Berkéwicz gaat ook keihard in tegen de manier waarop de Verenigde Staten ingaat tegen de rechten van de mens. Zoals met de gevangenen in Guantanamo Bay, de geheime krijgsraden en het verbod op contact tussen gevangenen en hun advocaten. ‘Maatregelen waarmee het terrorisme in het land moeten worden bestreden en die zelf terreurdaden tegen de vrijheid zijn’, zo concludeert de auteur. Haar conclusie is dan ook verontrustend. Het Amerikaanse, islamitische en joodse fundamentalisme staan niet tegenover elkaar, maar hebben hetzelfde doel voor ogen. Waarbij ze steeds opnieuw in hun heilige boeken duiken op zoek naar een reden om hun waarheid in naam van God, Jaweh of Allah aan anderen op te dringen en de ongelovigen of andersdenkenden desnoods tot de dood bestrijden. En dat alles nauwelijks zestig jaar na het einde van de meest verwoestende oorlog uit de geschiedenis. Het is geen geruststellende gedachte, integendeel. Het betekent dat we opnieuw de lange weg opmoeten van de tolerantie, het uitleggen van elkaars verschillen en overeenkomsten, het ontmaskeren van de fanatici, om zo te komen tot een wereld waarin eenieder, ongeacht zijn geloof of overtuiging, een plaats krijgt en vrij kan denken, zonder gevaar voor zijn of haar leven.
Ulla Berkéwicz, Zijn we gék geworden, Aspekt, 2005
Recensie door Dirk Verhofstadt