Liberalisme. Het verhaal van een idee - Edmund Fawcett

Liberalisme. Het verhaal van een idee - Edmund Fawcett

Het liberalisme is de oudste ideologische strekking in de moderne geschiedenis. Filosofen en politici begonnen zich in de loop van de achttiende en negentiende eeuw te vereenzelvigen met een aantal centrale waarden met betrekking tot vrijheid, rechtvaardigheid en vooruitgang. In de achttiende eeuw gebruikte men het begrip ‘liberaal’ nog niet maar de vertegenwoordigers van de Verlichting die streden tegen het Ancien Régime, verdedigden ronduit liberale idealen. In 1809 benoemden Spaanse progressieven, die de macht van de kerk en de koning wilden inperken, zich als de Liberales. Het was de eerste politieke partij die het begrip liberalisme in het vaandel droeg. Ze kregen snel navolging zoals in België waar in 1846 de Liberale Partij werd opgericht. Sindsdien kennen we in tal van landen partijen en bewegingen die zich openlijk liberaal noemen. In 1822 verscheen ook het tijdschrift The Liberal dat zich verzette tegen censuur en onderdrukking vanwege de bestuurders. Toch benoemden de eerste liberalen zich doorgaans met een ander woord: de progressieven.

In zijn boek Liberalisme. Het verhaal van een idee schetst de journalist Edmund Fawcett een fascinerend beeld van de opkomst, de tijdelijke ondergang, de wederopstanding en de actualiteit van het liberale denken. Dat het liberalisme kon doorbreken is een wonder op zich en dat hoeft niet te verwonderen. De essentie ervan is immers het individualisme, een term die vaak negatief beoordeeld wordt, maar die in feite een bijzonder progressieve gedachte is. Het betekent immers het recht op zelfbeschikking van elke mens. En dat gaat in tegen elk streven van groepen die vinden dat mensen ondergeschikt moeten zijn aan een groep, een religie, een ras, een volk, een collectiviteit. Conservatieven, vaak religieuzen, beschouwen het liberalisme als immoreel en gekant tegen elke vorm van gezag. Communisten en socialisten stellen dat liberalisme leidt tot egoïsme en asociaal gedrag. Ecologisten verwijten het liberalisme de oorzaak te zijn van milieuproblemen. Nationalisten keren zich tegen het kosmopolitisme en het geloof in de universele kracht van het liberalisme. Populisten verafschuwen dan weer de inherente veranderingsdrang van liberalen die het status-quo afwijzen.    

In zijn inleiding wijst Fawcett op deze afwijzing van liberale ideeën doorheen de tijd. In de achttiende eeuw van despoten, geestelijken en de adel die hun privilegies in gevaar zagen komen. In de negentiende eeuw van conservatieve en socialistische fracties. In de twintigste eeuw van totalitaire ideologieën zoals het communisme en het fascisme – waarin het liberalisme volkomen dreigde te verdwijnen maar na de oorlog een enorme comeback maakte. In de eenentwintigste eeuw van libertariërs, nationalisten en populisten, en van Islamitische radicalen die de Verlichtingsidealen afwijzen. Daarbij focust hij op vier landen: Frankrijk, Duitsland, Groot Brittannië en de VS, waarin het liberalisme onder diverse vormen een grote invloed speelden. Zelf geeft Fawcett geen definitie van het liberalisme, maar ziet toch vier elementen die steeds terugkomen: het besef van het voortdurende conflict van ideeën binnen een samenleving, wantrouwen tegenover machtsconcentratie, het geloof in menselijke vooruitgang en het respect voor elke mens, wat hij of zij ook denkt.

‘Liberalen geloven in vrijheid. Dat doen ze. Maar dat doen ook de meeste niet liberalen,’ aldus Fawcett. Denk aan Marx, Mussolini en paus Leo XIII die elk beweerden op te komen voor vrijheid. Zelfs de nazi’s gebruikten het begrip vrijheid als gevolg van de ‘wedergeboorte van de Duitse volksgeest’. Waarin verschillen liberalen dan van andere ideologieën? Omdat liberalen de vrijheid in alle domeinen van het maatschappelijk leven wensen te realiseren voor individuen en niet voor specifieke groepen of volkeren. Vrijheid op het vlak van de ethiek los van een goddelijke autoriteit. Vrijheid op het vlak van de sociale ordening los van privilegies en hiërarchieën. Vrijheid op economisch vlak los van staatsinterventies, monopolies en protectionisme. Vrijheid op politiek vlak los van autoritarisme en absolutisme. Als de auteur dan toch verwijst naar wat zijn inziens liberalen waren dan heeft hij het over John Stuart Mill, Isaiah Berlin, Karl Popper en John Rawls, maar ook naar al die denkers en politici die zich op een of andere manier verzet hebben tegen teveel macht ten aanzien van mensen.

Juist die laatste visie laat Fawcett toe om te spreken over een breed scala van filosofen en politici waarbij hij zowel zogenaamde rechts-liberalen en links-liberalen de revue laat passeren. Want, zo schrijft hij, ‘suprematie van de staat tegenover het individu is niet liberaal, maar ook suprematie van de (vrije) markt tegenover het individu is niet liberaal’. Daarmee toont Fawcett indirect aan dat het ware liberale denken niet verenigbaar is met een te grote overheidsinmenging, maar eveneens niet met een absoluut vrije markt denken. Dat komt trouwens overeen met het inzicht van klassieke liberale denkers als John Locke, Adam Smith,  John Stuart Mill en Karl Popper alhoewel ook Thomas Paine en Cesare Beccaria in de lijstje passen. Op het einde van zijn inleiding waagt Fawcett zich dan toch aan een omschrijving van het ware liberale denken: ‘Liberale politici streven naar openheid en tolerantie, om zaken te regelen via dialoog en compromissen, om coalities te vormen eerder dan zich te gedragen als sektes, en te erkennen dat er diverse standpunten bestaan zonder te vervallen in dogma’s.’

Dit alles geeft de indruk dat het boek een louter theoretisch werkstuk is, maar dat klopt niet. In zijn chronologisch overzicht van liberale denkers, komen heel concrete zaken naar voor die ze hebben gerealiseerd. ‘De voornaamste taak van de staat is het garanderen van ieders individuele vrijheid’, aldus Wilhelm von Humboldt. Concreet werd dit (deels) gerealiseerd door Lincoln die zich verzette tegen de slavenhandel (alhoewel er zogenaamde liberale stemmen waren die stelden dat men ook vrij moest zijn om slaven te houden). Klassieke liberalen waren niet gekant tegen de overheid, zoals libertariërs ons willen wijsmaken. Richard Cobden, maar ook John Stuart Mill, wezen erop dat overheidsinterventie voor onderwijs even noodzakelijk is voor de opvoeding, als dat er best geen overheidsinterventie bestaat ten bate van de bloei van handel. Mill was ook de eerste die in het Britse parlement opkwam voor stemrecht voor vrouwen. De Britse liberale premier Gladstone besefte als geen ander hoezeer protectionisme de algemene welvaart in de weg stond.

Op het einde van de negentiende eeuw kristalliseerde het liberale gedachtegoed zich in drie cruciale elementen: ‘nonintrusion’ of de bescherming van de veiligheid van mensen en hun eigendommen, ‘nonexclusion’ of de mogelijkheid voor elke mens om zich op te werken, en ‘nonobstruction’ of de vrijheid voor uitvinders en ondernemers om hun ding te doen. Het liberalisme brak door maar kreeg een stevige opponent in het socialisme. Twee liberale denkers counterden de gedachte dat het liberalisme asociaal zou zijn. Maynard Keynes, de liberale econoom die geloofde in overheidssturing en Lord William Beveridge, de vader van de sociale zekerheid in Groot Brittannië. Het zorgde na de Tweede Wereldoorlog voor een opstoot van welvaart en geloof in een gereguleerde vrije markt. Daarbij kwam Karl Popper die met zijn boeken De armoede van het historicisme en  De open samenleving en haar vijanden keihard uithaalde naar utopische denkbeelden. Tot zijn vriend Hayek zelf met een utopische gedachte kwam: de absolute vrije markt die zelfregulerend zou zijn.

Het leidde onder Reagan en Thatcher later tot een radicaal liberalisme, de afbouw van tal van sociale verworvenheden en een inperking van de staat. Het was een noodzakelijk antwoord op de steeds groter wordende impact van de overheid op het sociaal en economisch leven, dat leidde tot enorme overheidsschulden, inefficiëntie en minder vrije markt. Toch was Hayek geen conservatief. In zijn beruchte boek The Constitution of Liberty schreef hij een hoofdstuk Why I am not a conservative. Dat neemt niet weg dat Hayek en andere libertariërs de militaire coup in Chili omarmden en gedurende ruim 17 jaar geloofden dat voor economische vooruitgang, de politieke democratie aan de kant geschoven mocht worden. Dat had en heeft niets te maken met de grondslagen van het liberalisme waarin de enige macht die erkend wordt niet de militaire macht is, maar de macht van de overtuiging. Het marktfundamentalisme heeft het liberalisme veel kwaad gedaan, zoals ook bleek bij de crisis van 2008.

Na de val van de Berlijnse Muur in november 1989, was het vertrouwen in het liberalisme bijzonder groot. Het communisme was in elkaar gestort, de Europese Unie zorgde voor vrede en welvaart op het oude continent, het aantal democratieën nam fors toe, er werden steeds meer internationale akkoorden gesloten (Kyoto), het aantal atoomwapens werd ingeperkt, de economische groei zette zich door. Fukuyama schreef zijn befaamde boek Het einde van de geschiedenis, die beweerde dat het liberalisme de strijd tussen de grote ideologieën finaal gewonnen had, maar dat was compleet fout. We leken op weg naar Zum Ewigen Friede van Kant. Tot 9/11 en de terreuraanvallen van Al Qaida, de opmars van China, de toenemende migratie, de ecologische rampspoed, de financiële en bancaire crisis van 2008. Het liberalisme kwam opnieuw onder druk te staan en staat nog steeds onder druk. Plots ontdekten we opnieuw het primaat van de politiek. Ook in een geglobaliseerde wereld hebben we nood aan sterke politieke structuren die de economische krachten in bedwang kunnen houden.

Fawcett beseft dat het liberalisme sinds 1989 de weg kwijt is. Dat neemt niet weg dat we opnieuw nood hebben aan meer liberalisme om de huidige problemen op te lossen. De niet te vermijden globalisering speelt in de kaart van nationalisten, populisten en aanhangers van het status quo. Het liberale antwoord is de universaliteit van haar ideeën. Als we het zelf beter willen hebben dan moet iedereen het beter hebben. Als we meer rechtvaardigheid willen dan moeten we elke vorm van onrecht aanklagen. Als we meer recht op zelfbeschikking willen dan moeten we opkomen voor de miljoenen mensen die daar alleen maar kunnen van dromen. Ook dat klinkt theoretisch, maar kunnen we heel concreet maken. Door naast een Europese en mondiale markt ook een Europese en mondiale politieke kracht te creëren. Door af te stappen van het belang van natiestaten die opkomen voor hun eigen volk, maar in te zetten op het belang van alle medemensen. Door te blijven strijden tegen machtsconcentratie van overheid en private bedrijven die onze privacy, de basis van onze vrijheid, steeds meer aantasten.

Het liberalisme heeft maar een toekomst als het onverkort de Verlichtingsidealen blijft verdedigen. Onze voorouders hebben gestreden voor de vrijheid van geloof, voor de vrijheid van meningsuiting, voor de mogelijkheid om zich op te werken, voor de democratie, voor het recht op zelfbeschikking. Tegelijk beseffen liberalen dat we ons met hart en ziel moeten inzetten om al wie te kampen heeft met onverdiende tegenslagen te helpen: de werklozen, de armen, de zieken, de gepensioneerden, de gehandicapten. We moeten meer dan ooit inzetten op onderwijs om sociale mobiliteit te bevorderen. Laat ons, zoals John Stuart Mill zei, geen enkel talent verloren laten gaan, want dat gaat ten koste van de welvaart van de ganse samenleving. Onderwijs, in het bijzonder voor vrouwen, is het beste middel tegen religieus fanatisme en dogmatisme. De strijd van Malala voor onderwijs voor meisjes, moet de strijd zijn van ons allen.

Het liberalisme heeft maar een toekomst als het onvoorwaardelijk kiest voor een ethisch reveil. Ook dat past binnen het klassiek liberale denkkader van Adam Smith en John Stuart Mill. De vrijheid van de mens gaat heel ver, maar eindigt als ze schade toebrengt aan anderen. Geen enkele liberaal twijfelt aan dit principe, maar waarom blijven ze dan zo stil als banken hun klanten bedriegen en hebzuchtig zijn, als ondernemers hun afval blijven dumpen op het publieke domein, als arbeiders in het Oosten in mensonwaardige omstandigheden onze luxeproducten moeten maken, als mensen worden uitgebuit voor eigen gewin, als vrouwen verkracht en mishandeld worden onder het mom van religieuze tolerantie, als dieren op een vreselijke manier gedood worden voor ons eigen genot. Ethiek is de belangrijkste uitdaging voor het liberalisme van de eenentwintigste eeuw.

Fawcett schrijft het niet, maar het liberalisme hoeft geen enkel adjectief. Ik verwerp het linksliberalisme, sociaalliberalisme, rechtsliberalisme, nationaal liberalisme, neoliberalisme, libertarisme en dergelijke meer. Het liberalisme behoeft geen adjectief omdat het in se vrijheid, rechtvaardigheid, solidariteit en kosmopolitisme bundelt. Wie een adjectief gebruikt bij het begrip liberalisme, misbruikt het om zijn of haar politieke, strategische, populistische doeleinden te verantwoorden. Denk aan Zirinovski, de leider van de Russische liberale partij, maar in feite een extreme nationalist. Denk aan Haïder, de voormalige voorzitter van de Vrijheidspartij in Oostenrijk maar een uitgesproken racist, denk aan Slavoj Zizek, die ooit presidentskandidaat was voor de liberale partij in Slovenië, maar een ware marxist is, denk aan Bart De Wever, een Vlaams nationalist die liberale recepten verdedigt maar alleen als ze ten goede komen van het eigen Vlaamse volk, denk aan Geert Wilders met zijn partij voor de vrijheid, maar die geen enkel oog heeft voor de vrijheid van niet-Nederlanders.

Het boek Liberalisme. Het verhaal van een idee van Edmund Fawcett geeft een goed beeld hoe het liberale denken zich ontwikkeld heeft, hoe het weerstanden heeft overwonnen, en vooral, hoe het zo succesvol kon zijn. Dat zal het ook in de toekomst zijn voor zover men de uitgangspunten ervan niet vergeet. Het centrale principe daarin blijft het recht op zelfbeschikking. Het recht van elke man en vrouw om zelf te beslissen over haar of zijn levenslot. Het lijkt voor ons, in Nederland en België een evidentie, maar dat is het helemaal niet in andere landen en continenten. Zolang niet iedereen vrij is, kennen wij geen vrijheid, maar alleen voorrecht. En voorrechten zijn geen basis voor een rechtvaardige samenleving. Vandaar onze plicht om te strijden voor ieders vrijheid.

 

Edmund Fawcett, Liberalisme. Het verhaal van een idee, De Bezige Bij, 2015, met een nawoord van Dirk Verhofstadt

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
De vrienden van het vastgoed - Tom Cochez en David Leloup

De vrienden van het vastgoed - Tom Cochez en David Leloup

After the Open Society - Karl Popper

After the Open Society - Karl Popper