After the Open Society - Karl Popper

After the Open Society - Karl Popper

Karl Popper is ongetwijfeld een van de meest invloedrijke filosofen geweest van de 20ste eeuw. Meer nog, zijn verdediging van de open samenleving tegen elke vorm van totalitarisme en zijn afwijzing van het historicisme, zijn actueler dan ooit. Dit heeft mee te maken met de impact van de orthodoxe islam in tal van moslimlanden, de opkomst van het christelijk nationalisme in de Verenigde Staten en de heropstanding van de autocratieën in Rusland en China. De belagers van de open samenleving bevinden zich ook in de Europese democratieën ondermeer bij orthodoxe gelovigen, neomarxisten, populisten en enge nationalisten die inspelen op de angst en onzekerheid van de autochtone bevolking. Ze zetten zich elk op hun manier af tegen de globalisering en de liberale grondrechten zoals de scheiding van kerk en staat, de vrijheid van meningsuiting, de gelijkwaardigheid van man en vrouw en het recht op zelfbeschikking. Ze keren zich vooral af tegen het individualisme en het kosmopolitisme dat Popper en andere liberale denkers zo hoog in het vaandel voerden, namelijk het recht van elke mens om zelf invulling te geven aan zijn of haar levensplan. De aanhangers van de gesloten samenleving winnen veld zowel onder vermeende progressieven als onder conservatieven. De eersten keren zich af van de globalisering en pleiten voor het cultuurrelativisme waarbij ze hun ogen sluiten voor de wanpraktijken in bepaalde groepen waarvan vooral vrouwen het slachtoffer zijn. De tweeden pleiten voor protectionisme, het uitsluiten van vreemdelingen, het opleggen van een monoculturele identiteit, het verdedigen van religieus geïnspireerde normen en waarden en het aan banden leggen van de vrijheid van meningsuiting.  

In zijn boeken De armoede van het historicisme en De open samenleving en haar vijanden keerde Popper zich tegen dergelijke tendensen. ‘Het lijkt wel of historicistische denkbeelden gemakkelijk veld winnen in tijden van grote sociale veranderingen’, zo schreef de filosoof van Joodse afkomst die zijn geboorteland Oostenrijk moest ontvluchten omwille van het opkomende nazisme (zeventien van zijn familieleden stierven in de concentratiekampen). Dat is één van zijn grote waarheden. Mensen die geconfronteerd worden met onrust en onzekerheid zijn bereid om zich over te geven aan profeten die simplistische voorstellen hebben en zich keren tegen eenvoudig te onderscheiden vijanden. Vandaag leven we opnieuw in dergelijke onzekere tijden die het gevolg zijn van recente maatschappelijke ontwikkelingen zoals de terreuraanslagen, de globalisering, de opmars van China en India, de toenemende migratiegolven, de spanningen binnen de multiculturele samenleving en de effecten van de opwarming van de aarde. Het is daarom goed om opnieuw de ideeën van Popper te bestuderen en ze toe te passen op de hedendaagse uitdagingen. Naast zijn boeken schreef de filosoof tal van brieven, teksten en toespraken. Die werden nu gebundeld en uitgegeven in het boek After the Open Society onder redactie van Jeremy Sheamur en Piers Norris Turner. Het is een selectie van zijn sociale en politieke geschriften en bieden een goed zicht op zijn maatschappelijke en filosofische overtuigingen.

Die geschriften stralen natuurlijk de geest van zijn tijd uit. Hij begon zijn Open Society te schrijven op het moment dat Hitler in 1938 zijn geboorteland inlijfde bij het Derde Rijk en werkte het af in 1943. Dat deed hij in Nieuw Zeeland waar hij naartoe gevlucht was. Het boek verscheen uiteindelijk in 1945 in Londen. In die periode schreef hij ook heel wat teksten en brieven die handelen over de gevaren van het totalitarisme van rechts én van links. In tegenstelling tot heel wat andere intellectuelen, die het kapitalisme de rug toekeerden en bleven geloven in de ideale communistische samenleving, zoals Jean Paul Sarte en consoorten, verdedigde Popper de liberale democratie als de beste staatsvorm die in de geschiedenis van de mensheid werd ontwikkeld. Niet dat er in een democratie geen fouten worden gemaakt, maar het heeft het vermogen om uit die fouten te leren en betere oplossingen te bedenken. Het begrip democratie werd in de loop van de jaren echter misbruikt, denk aan de communistische ‘volksdemocratieën’. Alleen in een politiek systeem waar men de leiders zonder bloedvergieten kan afzetten, is sprake van een ware democratie, zo stelde Popper. Daarnaast verwierp hij ook elk blind geloof in de absolute vrije markt zoals libertariërs doen, en keerde hij zich resoluut tegen elke vorm van wild kapitalisme. Meer nog, in tal van brieven en toespraken sprak hij de hoop uit dat socialisten en liberalen een gemeenschappelijke basis zouden vinden in hun strijd tegen het autoritarisme. Zelfs over Marx, die hij fel bekritiseerde in zijn Open Society, sprak hij zich meermaals lovend uit. Niet omwille van zijn historicisme, maar omwille van zijn oprechte bekommernis met het lot van de minstbedeelden. In een brief aan Rudolf Carnap van 6 januari 1946 schrijft Popper dat hij volledig overtuigd is dat vrijheid het belangrijkste goed is in het leven, maar dat diezelfde vrijheid niet kan blijven bestaan zonder herverdelende rechtvaardigheid.

Die stelling maakte Popper al duidelijk in een brief aan Friedrich von Hayek op 15 maart 1944. Daarin stelde hij dat staatsinterventie in een liberale samenleving noodzakelijk is juist om de vrije markt te beschermen en de economisch zwakkeren te beschermen, waarbij hij verwees naar de geschriften van John Stuart Mill. Toen Hayek in 1946 aan Popper vroeg of hij lid wou worden van de Mont Pèlerin Stichting, een klassiek liberale denktank die tegenwerk moest bieden voor de opkomende collectivistische wereldbeelden, uitte die laatste een belangrijk bezwaar. Hij wou een brug slaan tussen de socialistische en liberale ideeën en stelde voor om progressieve figuren als Barbara Wootton en Bertrand Russell bij het project te betrekken. Daarmee maakte Popper duidelijk dat het liberalisme, dat hij duidelijk genegen was, nood had aan kritiek vanwege socialisten. In een nota van 1946 gaat hij dieper in op deze kwestie. Zo zag hij diverse overeenkomsten tussen het socialisme en het liberalisme, zoals hun geloof in de democratie, het recht om verenigingen (vakbonden) op te richten, de verdediging van de vrijheid van meningsuiting, de taak van de overheid om haar burgers te beschermen en het feit dat beide ideologieën willen dat mensen hun vrijheid kunnen genieten binnen bepaalde limieten. Het cruciale verschil gaat echter over de macht van de staat. Socialisten zien dit als een goed, liberalen als een noodzakelijk kwaad. ‘Liberalisme en staatsinterventie zijn niet tegengesteld met elkaar’, zo schreef Popper in 1940, ‘integendeel, elke vorm van vrijheid is zo goed als onmogelijk tenzij ze gegarandeerd wordt door de staat’. Hij geeft het voorbeeld van het onderwijs. ‘De staat moet ervoor zorgen dat alle onderwijsvoorzieningen beschikbaar zijn voor iedereen.’

Zowel socialisten als liberalen delen de droom van een betere wereld. Ze geloven, in tegenstelling tot pessimisten die vooral te vinden zijn onder religieuze conservatieven, dat de mens in staat is om daarvoor te zorgen. Popper was het daarmee eens, maar waarschuwde dat veel dromen voor een betere wereld geleid hebben tot de hel. Hij keerde zich dus tegen revoluties en kant-en-klare oplossingen omdat die nooit rekening houden met de effecten van hun handelen op de mens zelf. Hij verwees hiervoor regelmatig naar het boek The Road to Serfdom van Hayek, die zich afzette tegen de utopische poging om een samenleving zonder een vrije markt te creëren. En zelf wees hij op het gevaar van het modieus-utopistisch-messianistisch aspect van het socialisme dat gemakkelijk in een totalitaire richting kan gaan. Dergelijke dogmatische en semi-religieuze denkbeelden moeten we opgeven, aldus Popper. ‘We moeten proberen een meer rationele houding aan te nemen. En die kan gedeeld worden door liberalen en socialisten’, zo schreef hij in 1947.

Popper was een optimist en deelde de visie dat het de mens zelf is die moet zorgen voor een betere wereld. Maar dan wel met kleine stapjes om allerlei vormen van onrechtvaardigheid weg te nemen, om zo te komen tot een menswaardige samenleving. Niet dat we die ooit finaal zullen bereiken, aldus Popper, maar we kunnen er wel elke dag naar streven en voor handelen. Vrijheid is niet absoluut maar houdt verantwoordelijkheid in voor de ander. Het was een opmerkelijk kantiaanse houding die aantoont dat Popper een meer genuanceerde en pragmatische koers aanhield. Toch geloofde hij in de vrije markt die hij zag als een efficiënter systeem dan een centraal gedirigeerde markt, voor zover de staat sociale instituties voorzag. Zijn stelling vloeide voort uit de bekommernissen en verwachtingen van negentiende-eeuwse denkers als Karl Marx en John Stuart Mill om de werkuren te verlagen en de lonen te verhogen. ‘Vermijdbare miserie is de verantwoordelijkheid van iedereen en dus van de overheid’, aldus Popper, die erop wijst dat het doel daarbij niet is om mensen gelukkiger te maken (dat is geen taak voor de overheid) maar wel om vermijdbaar leed zoveel mogelijk in te perken.

Essentieel voor een open samenleving is de vrijheid van meningsuiting en daarmee samengaand verdraagzaamheid. Popper onderschrijft dit maar zag in de jaren dertig hoe een teveel aan verdraagzaamheid de fundamenten van de democratie kon aantasten. In een toespraak over Tolerantie in 1981, wees hij op de noodzaak van wederkerigheid bij dit begrip. Wanneer een groep die wederkerigheid niet aanvaardt of toepast dan moeten we op onze hoede zijn. Toen Popper in 1934 kennis nam van de Nacht van de Lange Messen, waarbij tal van tegenstanders van het Hitlerisme werden vermoord, begreep Popper dat er grenzen zijn aan de verdraagzaamheid en dat we eventueel geweld mogen gebruiken om die in stand te houden tegenover de totalitaire tendensen. ‘We mogen niet tolerant zijn tegenover de intoleranten’, aldus de filosoof, ook niet tegen wat hij ‘anti-humanitaire religies’ noemde. Deze visie is verrassend actueel, zeker in de multiculturele en zelfs multireligieuze samenleving die we vandaag kennen. Zijn stelling staat haaks op het cultuurrelativisme dat de ogen sluit voor wanpraktijken die in naam van een cultuur of religie begaan worden. Cruciaal is immers de vrijheid van de mens, en die is belangrijker dan de vermeende belangen van een natie, volk, cultuur, ras of religie. In die zin verwierp Popper ook elk menselijk handelen in naam van een hogere waarheid. Waarheden bestaan niet, alleen hypotheses en die moeten onderworpen worden aan de meest onbarmhartige kritiek.

Popper leefde tot 1994 en zag zijn eigen theorieën bevestigd met de val van de Muur van Berlijn in 1989 en de daarop volgende ondergang van de communistische regimes. De vrije markt had gewonnen en Francis Fukuyama schreef zijn ophefmakende boek The end of history and the last man waarbij hij het liberalisme beschouwde als de enige en finale overwinnaar op het ideologische front. Popper was het hier niet mee eens. In een interview met Der Spiegel in 1992 klasseerde hij de uitspraken van Fukuyama als volgt: ‘Dit zijn slechts onzinnige uitspraken’. In die zin verzette de filosoof zich tegen een ‘ideologie van de vrije markt’ zoals die kritiekloos gepropageerd wordt door libertariërs. ‘De vrije markt kan enkel bestaan als die beschermd wordt door een rechtsstaat.’ Popper schreef dat dit ook de visie was van Hayek en dat is ook logisch. Beiden verwierpen ze het dogmatisme dat niet alleen hedendaagse marxisten maar ook religieuze scherpslijpers en marktfundamentalisten demonstreren. Het kritisch rationalisme van Popper heeft intussen ingang gevonden in zowat alle westerse universiteiten. Het is vandaag de manier bij uitstek om wetenschap te beoefenen. Dit boek bevestigt de open geest van Popper en zijn kritische houding tegenover elke vorm van gezagsgetrouwheid. Het verdient een ruim lezerspubliek, niet alleen omwille van de intermenselijke aanbevelingen, maar ook omwille van zijn visionaire blik op de toekomstige rechtvaardige en vrije samenleving.

 

Popper Karl, After the Open Society, Routledge, 2008

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Liberalisme. Het verhaal van een idee - Edmund Fawcett

Liberalisme. Het verhaal van een idee - Edmund Fawcett

The Theory of Moral Sentiments - Adam Smith

The Theory of Moral Sentiments - Adam Smith