De catacombe van Molussië - Günther Anders
Na een mislukte putsch van de NSDAP in München in 1924 werd Adolf Hitler veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf in de gevangenis van Landsberg aan de Lech. Tijdens zijn opsluiting schreef hij het eerste deel van Mein Kampf onder de titel Eine Abrechnung. In 1926 publiceerde hij het tweede deel onder de titel Die nationalsozialistische Bewegung. Het boek verwoordt zijn theorieën over de superioriteit van het Germaanse ras, over zijn antisemitisme en de noodzaak om ten oosten van Duitsland meer levensruimte te creëren. In de eerste jaren verkocht het boek maar matig, maar vanaf 1928 kreeg het met het groeiende succes van de nazi-beweging steeds meer succes. Zo werden in 1943 ruim 10 miljoen exemplaren verkocht. Een van de lezers van het eerste uur was de Duits joodse journalist Günther Stern. Hij begreep als een van de weinige intellectuelen van zijn tijd onmiddellijk het gevaar van dit boek. Verontrust door de razendsnelle opkomst van Hitler schreef hij in de jaren 1931 en 1932 zijn beruchte roman Die molussische Katakombe waarin hij een indringend beeld schetste van het fascistische gedachtegoed. Hij was getrouwd met de filosofe Hannah Arendt en vluchtte in 1936 naar de Verenigde Staten. Zijn boek had hij verstopt en raakte een tijdlang verloren. Pas in 1992 gaf Stern, die de naam Anders had aangenomen, toelating om zijn werk uit te geven.
In 2007 verscheen de Nederlandse vertaling onder de titel De catacombe van Molussië. Het is een bijzondere roman voor alle ‘slachtoffers van de leugen’. Het verhaal speelt zich af in een onderaardse kerker waar twee gevangenen elkaar verhalen, fabels en legenden vertellen over de geschiedenis van hun totalitaire land Molussië. Ze kunnen elkaar niet zien, alleen horen, en houden generaties lang een overlevering in stand waarin ‘de waarheid’ wordt doorgegeven – de waarheid van het verzet tegen de leugens waarop totalitaire macht is gebaseerd. De oudere gevangene Ola geeft dag en nacht (het verschil kunnen ze niet zien) lessen aan de jongere gevangene Yegussa, lessen die hij ooit van zijn voorgangers heeft gehoord en doorgeeft aan zijn opvolger, in de hoop dat op een bepaald moment een gevangene vrijkomt en kan vertellen hoe de vork echt in de steel zat. Het is een fantastisch uitgangspunt, dat verteld wordt met een verbeeldingskracht die kan tippen aan die van Nobelprijswinnaar José Saramago. Want of je het wilt of niet, al heel snel word je als lezer meegezogen in de boeiende dialoog tussen de twee protagonisten waarbij je niet langer weet wat nu waar of leugen is. En dat beseffen de twee gevangenen in de loop van hun gesprek zelf ook. Waarheid en leugen vallen nog nauwelijks te onderscheiden, en principes moeten het afleggen voor compromissen.
In elk geval begreep Günther Anders bijzonder goed hoe boosaardig het fascisme zou worden. Maar evengoed waarschuwde hij voor alle andere vormen van totalitarisme. Zo keerde hij zich niet alleen tegen het opkomende nazisme van Adolf Hitler, maar eveneens tegen het communisme van Stalin en de kapitalistische roofstaat Amerika. Commentatoren zien in het denkbeeldige land Molussië en de leider Burro respectievelijk het Derde Rijk en de Führer. Maar in de verhalen heeft hij het eveneens over de in zijn ogen dictatoriale staten als Usalië (USA) en Ursië (Sovjet-Unie). Molussië was voor de auteur de spiegel van de toenmalige wereld waarin het individu onderdrukt werd door het systeem. Deze roman kan beschouwd worden als een studieobject van zijn toenmalige echtgenote Hannah Arendt die later haar wereldberoemde werk The Origins of Totalitarianism schreef. En ‘the origins’ zijn voor Günther Anders duidelijk de leugens van de leiders. In die zin is De catacombe van Molussië nog steeds een actueel boek. De thematiek die hij aanhaalt is universeel en de verhalen die de gevangenen elkaar vertellen, getuigen niet alleen van een literaire verbeeldingskracht maar evenzeer van een bijzonder scherp waarnemingsvermogen. Het vermogen om in te zien dat conformiteit en onverschilligheid kunnen leiden tot de meest afschuwelijke zaken.
In feite gaat het om een hopeloos gevecht. De oudere gevangene probeert zoweel mogelijk informatie door te geven aan de nieuweling, maar beseft dat zijn verhalen door de tijd vervormd raken en dat hij ze niet allemaal en geheel kan vertellen. Uiteindelijk blijven maar enkele verhalen over, maar dat zijn dan ook de meest opvallende. Zo heeft Ola het over een zekere Bingo, een stakingsbreker die zich laat betalen door de bazen van zijn bedrijf. Hij kent succes en trekt medewerkers aan. Maar naarmate ze als knokploeg groeien, worden de ondernemers steeds meer financieel afhankelijk van Bingo. Uiteindelijk beslist Bingo welke staking gebroken zal worden en welke niet, en als een concurrerende groep van stakingsbrekers zich aandient slaat hij keihard toe, tot vreugde van de arbeiders én van de ondernemers. Finaal krijgt Bingo de totale macht in handen en wordt zijn groep beschouwd als de ‘neutrale’ politiedienst. Het is een schitterend staaltje van verbeeldingskracht, maar helemaal niet absurd want het is in eenzelfde sfeer van terreur dat de bolsjewisten en de SA-troepen hun macht vestigden.
De verhalen van Anders stemmen eigenlijk overeen met datgene wat in de praktijk gebeurde. Zo heeft hij het over de tijd van Burru waarin folteren en moorden gewoon was en dagelijks mensen verdwenen. ‘Door de dagelijkse ervaring van dodelijk geweld waren ze de normale sterfelijkheid van de gewone mens volkomen vergeten’. Lees die zin nogmaals, want ze getuigt van een onvoorstelbare onmenselijkheid. Een situatie waarin Hitler en Stalin heersten en waarbij ze hun vermeende ‘strijdbroeders’ meedogenloos uitschakelden als ze niet langer van nut waren. Als er één gemeenschappelijk kenmerk is in het totalitaire menselijk denken dan is het de neiging om mensen niet langer te beschouwen als een doel, maar als een middel. Al jaren voor George Orwells beroemde boek 1984 verwees Günther Anders naar vormen van ‘newspeak’, een taal met een bijzonder doel, namelijk het verdraaien van de woordenschat tot uitsluitend woorden of betekenissen die het regime onwelgevallig zijn. In een van de verhalen krijgt het begrip ‘vrije meningsuiting’ op die manier een totaal andere betekenis, namelijk als het gebrek aan het hebben van een eigen mening.
Heel scherp ontleedt de auteur ook de manier waarop de dictator zich door het publiek laat legitimeren. Zo brengt Anders het verhaal van Burru die als dictator een stemming wou houden over zichzelf met het argument ‘men kiest niet degene die men liefheeft, maar men heeft lief wie men gekozen heeft’. Daarbij zorgde hij ervoor dat de burgers geen echte keuze hadden maar slogans voorgeschoteld kregen als ‘Voor Burru EN voor vrede’ en ‘Voor Burru EN voor de vrijheid’. Daarmee haalde hij zowat alle stemmen. Het is een werkwijze die tal van dictators later toepasten. Zo organiseerde Hitler op 19 augustus 1934, enkele dagen na de dood van president Hindenburg, een referendum waarbij hij meer dan 88,2% van de stemmen haalde, waardoor hij het ambt van rijkskanselier mocht combineren met dat van Führer. En ook de latere Oost-Duitse leiders organiseerden verkiezingen waarbij ze bijna 100 procent van de stemmen haalden. Een zoveelste middel om via een leugen de waarheid te verdoezelen.
De gesprekken tussen de twee gevangenen zijn vaak bizar. Ze maken alvast duidelijk dat het systeem ervoor zorgt dat ze hun naam, herkomst en geschiedenis vergeten. Het doorgeven van de verhalen wordt een manier om te overleven, niet zozeer een overleven van het individu op zich – dat is immers waardeloos – maar van de boodschap, de vermeende waarheid. Wat Anders op een grandioze manier uitvergroot is het menselijk gedrag in een situatie van rechteloosheid. Dat wordt treffend beschreven in een scène waarin de dictator Burru door de ambassadeur van een naburig land op de hoogte wordt gebracht van wanpraktijken. De ambassadeur durft het niet aan om de dictator zelf aan te wijzen als de oorzaak, maar probeert het via een omweg, namelijk via het gedrag van twee van zijn naaste medewerkers. ‘Als hij instond voor schofterige vrienden, dan was zijn trouw onverzettelijk; ontdeed hij zich van compromitterende vrienden, dan was zijn strengheid onverzettelijk’, zo schrijft Anders. Burru ontbiedt zijn medewerkers die onmiddellijk beseffen dat ze niet langer in de gratie zijn. Ze worden zonder verpinken uitgeschakeld. Ook deze scène zal zich later in de praktijk voordoen bij de uitschakeling van SA-leider Ernst Röhm door Hitler en de vele schijnprocessen tegen oorspronkelijke strijdmakkers in de jaren dertig onder Stalin.
Als om zijn gast gunstig te stemmen schreeuwt Burru daarbij: ‘mijn huis blijft zuiver’. In die ene uitroep ligt de kern van elk totalitair denken. Het absolute streven naar zuiverheid was en is de oorzaak van zoveel ellende en rampspoed. In combinatie met absolute macht vormt de idee van zuiverheid een dodelijke cocktail die we in de loop van de geschiedenis al meermaals hebben kunnen ervaren. De zuiverheid van ras, van religie, van klasse, van kaste, van ideologie, van bloed en bodem heeft gezorgd voor zowat alle oorlogen en genociden. In naam van de zuiverheid zijn miljoenen mensen vermoord en gefolterd. Günther Anders heeft het al heel vroeg, nog voor de uitbarsting van de nazi-terreur aangevoeld en beschreven. Hij zou het met de opkomst van extreemrechts ook vandaag aanvoelen en beschrijven. Zijn boek is in die zin razend actueel.
Günther Anders, De catacombe van Molussië, Lemniscaat, 2007
Recensie door Dirk Verhofstadt