De wereld van gisteren - Stefan Zweig

De wereld van gisteren - Stefan Zweig

De twintigste eeuw was de meest gruwelijke uit de geschiedenis. Daarvoor staan ondermeer Ieper, Verdun, de Somme, Berlijn, Neurenberg, Dachau, Warschau, Stalingrad, Auschwitz, Hiroshima en Sarajevo symbool. Nochtans begon die eeuw in rust, vrede en een bijna niet te vatten optimisme die tot uitdrukking kwam op de wereldtentoonstelling in Parijs in het jaar 1900. Daar vergaapten zes miljoen bezoekers zich op de wonderen van de techniek: de eerste filmbeelden, ruim 200 automobielen, de eerste metro en de elektriciteit. Tegelijk organiseerde de stad de tweede Olympische Spelen uit de moderne geschiedenis en kende het een enorme culturele opbloei. Naast Parijs was er ook Wenen, de hoofdstad van de Donaumonarchie. Ook daar kende men een opstoot van cultuur en wetenschap. Het was de stad van Gustav Klimt, Sigmund Freud, Ludwig Wittgenstein, Oskar Kokoschka en Egon Schiele. Maar ook van politici als Karl Lueger, de beruchte antisemitische burgemeester en later ook van Adolf Hitler. Veertien jaar later stond eerst Europa en nadien de ganse wereld in brand met gevolgen die tot vandaag voelbaar zijn. Hoe is het zover kunnen komen? Over de overgang van het schijnbaar onstuitbare optimisme naar de complete ineenstorting van de Europese beschaving schreef de Oostenrijkse schrijver Stefan Zweig het magistrale boek De wereld van gisteren.

Op 22 februari 1942 pleegde Stefan Zweig samen met zijn vrouw zelfmoord in Brazilië. Als emigrant op de vlucht voor het naziregime had hij daar kort voor zijn dood zijn herinneringen opgetekend aan een wereld die naar hij vreesde op het punt stond te verdwijnen. De in 1944 postuum verschenen autobiografie biedt een indrukwekkend beeld van het oude Europa waarmee Zweig zich als (geassimileerde) jood, geëngageerd schrijver en humanist sterk verbonden voelde. Op zijn veelvuldige reizen naar Europese metropolen kwam hij in contact met vele invloedrijke intellectuelen en kunstenaars van zijn tijd, zoals Romain Rolland, Maxim Gorki, James Joyce en Albert Einstein. Hij schetst een weergaloos, intiem beeld van zijn geboortestad Wenen, dat rond de eeuwwisseling als het onaantastbare centrum van de moderne Europese cultuur gold, met bekende schrijvers als Arthur Schnitzler en Hugo von Hofmannsthal, musici als Gustav Mahler en Arnold Schönberg, en de joodse journalist en activist Theodor Herzl. In dat supranationale Wenen, maar vooral onder de mokerslagen van de Eerste Wereldoorlog werd Zweigs passie voor een verenigd Europa geboren. Zijn droom voor een vrij en verenigd Europa loopt als een rode draad doorheen dit boek dat veel meer is dan een autobiografie. Het is een uitzonderlijk historisch en literair document.

Het lijkt vandaag ondenkbaar welk een onbevangen vrijheid in Europa bestond voor de Eerste Wereldoorlog. Mensen konden van het ene land naar het andere reizen zonder paspoort of visum. Er bestonden toen geen verblijfsvergunningen, reispapieren of verplichtingen. Er heerste een klimaat van tolerantie en kosmopolitisme. Wetenschap en techniek maakten het leven boeiend en ook op sociaal vlak was er vooruitgang. De mensen voelden zich veilig, er was orde en rust. Zweig noemde die periode ‘de gouden eeuw van de zekerheid’, ook voor de joden die zich na eeuwen eindelijk aanvaard voelden en zich met overtuiging integreerden in de samenleving. Tegelijk ervoer de auteur zijn schooljaren als beklemmend. Scholen dienden om traditie en gezag over te dragen, en de heersende autoriteit in stand te houden. Leerlingen werden niet opgevoed tot kritische burgers, maar tot volgzame schapen. Dat werd evenwel gecompenseerd door de openheid van de stad ondermeer via koffiehuizen waar nieuwe ideeën gretig werden uitgewisseld. Op die manier kwam de jonge Zweig in contact met het werk van Nietzsche, Hofmannsthal, Rilke en Mahler. Hij begon te lezen als een bezetene, alleen afgewisseld door een schaakpartij. Schaaknovelle werd later zijn meest bekende werk.

Die hang naar orde en rust uitte zich ook in de mode. Zweig klaagde de hypocrisie van de toenmalige zeden aan. Vrouwen moesten hun vrouwelijkheid verhullen in lange gesloten gewaden. Meisjes stonden onder scherp toezicht van de familie, wat jongeren aanzette tot heimelijkheid en prostitutie. Het stemt verbazend overeen met de huidige problematiek rond moslima’s die gedwongen worden om zich te sluieren om ervoor te zorgen dat mannen niet ‘uitgedaagd’ worden. Zweig stelde nadien met vreugde de enorme morele revolutie vast ten gunste van de jeugd. De hoepelrokken en hoeden verdwenen en maakten plaats voor kleding die vrouwen flatteerden. Intussen begon Zweig aan zijn schrijverscarrière en stuurde een eerste tekst naar de Neue Freie Presse, een krant die hij omschreef als ‘progressief en liberaal in zijn wereldbeschouwing en solide en voorzichtig in zijn houding’. Het toeval wou dat hij daarmee in contact kwam met de eindredacteur Theodor Herzl. Die streefde naar een eigen joodse staat, iets wat de jonge Zweig toen nog niet begreep. ‘Onze taal is Duits en niet Hebreeuws, ons vaderland is het mooie Oostenrijk’, zo schreef hij. Hoezeer hij zich toen vergiste zou later blijken, toen het latente antisemitisme omsloeg in pogroms en vernietiging.

Zijn tekst werd gepubliceerd en Zweig die uit een rijke joodse familie kwam kreeg enige faam en trok op reis. Naar Berlijn, Brussel en later Parijs. Daar trof hij Léon Bazalgette die zich fors afzette tegen het nationalisme en later ook Rainer Maria Rilke die een hekel had aan vulgariteit. Hij ontmoette ook Walter Rathenau die één enkel doel had: Europa te redden. En hij reisde naar India en New York met hun veelkleurige bevolking, waar hij zich goed bewust werd van de ‘waanzin van de raszuiverheid’. In die jaren voor 1914 kon Zweig zich niets anders indenken dan een onbezorgde eeuw vol optimisme over de toekomst. Let op de volgende zinsnede: ‘We juichten in Wenen, toen Blériot over het kanaal vloog, alsof hij een held van ons eigen land was; de trots op de elk uur nieuwe triomfen van onze techniek en onze wetenschap leidde voor het eerst tot een Europees gemeenschapsgevoel, een Europees bewustzijn’. In die zin begrijpt de auteur niet waarom al die tevreden mensen zich in 1914 met zo’n enthousiasme in die Grote Oorlog gooiden. Zijn enige verklaring is dat ze toen blijkbaar een ‘overschot aan energie’ hadden.

Een golf van eng nationalisme overspoelde het Avondland. Niemand kon eraan weerstaan: niet de socialisten die hun Internationale al snel inruilden voor een nationalistisch discours, niet van de paus die zich verkeek op de gebeurtenissen, niet van de schrijvers. Vooral dat laatste intrigeert Zweig. Ook de voordien kosmopolitische intellectuelen leken aangestoken door de pest van het nationalisme en bestookten met woorden hun collega’s in het andere kamp. De massa bezweek onder de nationalistische retoriek en de haatcampagnes tegenover de ‘Ander’. De auteur verhaalt over een bioscoopbezoek in Frankrijk waarin een fragment werd getoond van keizer Wilhelm II waarop het publiek begon te schreeuwen en fluiten. ‘Het was maar één seconde geweest, maar wel één die mij liet zien hoe gemakkelijk het zou zijn, de mensen aan beide kanten als de nood echt aan de man kwam op te hitsen, ondanks alle pogingen begrip te wekken, ondanks onze eigen inspanningen’. De massahysterie had toegeslagen en zo gingen de Europese landen de oorlog tegemoet. Met fanfares en vlaggen, juichend en bejubeld, met de stellige overtuiging van een snelle overwinning. De elkaar hatende naties stuurden miljoenen van hun beste jonge mensen naar de slachtvelden. Daar werd de bloem van de Europese beschaving vernietigd.

De gevolgen waren verschrikkelijk. Tal van schrijvers schaarden zich achter nationalistische banieren. Zweig zag met lede ogen hoe verschillende van zijn vrienden veranderden van oprechte pacifisten in fanatieke patriotten. Hijzelf deed er niet aan mee en schreef de tekst ‘Aan de vrienden in het vreemde land’ waarop Romain Rolland, ‘het geweten van Europa’, enthousiast reageerde. ‘Als een witte duif kwam hij uit de met brullende, stampende, razende beestachtigheid volgeladen ark’. Een opmerkelijk staaltje van moed en broederlijkheid van beide auteurs tot ergernis van de politieke en militaire leiders die niet anders hadden verwacht dan dienstbaarheid en vaderlandsliefde. Zweig plooide niet maar zag achter de frontlinie, op treinen en in overvolle ziekenboegen de ellende van de oorlog. Hij had de moed om de autoriteiten te weerstaan en zijn boodschap van vriendschap en broederlijkheid boven elke volksverbondenheid verder te verkondigen. Keer op keer zegt de auteur evenwel dat dit alles nog mogelijk was tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar niet meer onder het nazisme. Toen werden alle kritische stemmen letterlijk opgeruimd. Net zoals de frontsoldaten op kerstmis 1914 nog elkaar de hand konden reiken, slaagde Zweig erin om bondgenoten te vinden over de grenzen van de natiestaat. Enkele decennia later was ook dit niet langer mogelijk.

Toen de oorlog eindigde, sloeg het optimisme opnieuw toe. ‘We geloofden in het fantastische programma van Wilson (…) we zagen in die tijd in het oosten, waar de Russische revolutie nog haar wittebroodsweken beleefde met humane en idealistische ideeën, een aarzelend licht opkomen. We waren dom, ik weet het’, aldus Zweig. Het optimisme werd genekt door armoede, uitzichtloosheid en de grote geldontwaarding. In de plaats kwam rancune, verbittering en een afkeer voor elke autoriteit. Toen werd Walter Rathenau vermoord, één van de laatste steunpilaren van de liberale democratie en die zich afzette tegen het antisemitisme. Jaren later kwam Zweig zelf onder druk van nationalisten en fascisten die hem verweten een kosmopoliet te zijn, een jood, een onafhankelijk denker. De opkomst van Hitler verraste de auteur niet helemaal. ‘Er leefde een enorm verlangen naar orde in alle lagen van het Duitse volk, dat altijd al meer gehecht was geweest aan orde dan aan vrijheid en recht’. Die voorspelling kwam uit. De fascisten keerden zich niet alleen tegen hun politieke tegenstanders maar ook tegen al wie zich niet inschakelde in hun systeem. Net daarom werden ook de boeken van Stefan Zweig verbrand door nationaal-socialistische studenten. Ook zijn bijdragen aan toneel- en muziekstukken (met onermeer Richard Strauss) werden uiteindelijk geboycot.

Het huis van Zweig in Salzburg bevond zich toevallig tegenover het Arendsnest van Hitler. In zijn stad ondervond de auteur al snel de invloed van het antisemitisme. Vroegere kennissen weigerden om zich nog langer met Zweig in het openbaar te laten zien. Zijn boeken verdwenen uit bibliotheken en de auteur werd slachtoffer van willekeurige huiszoekingen. Hij besloot om niet langer in Oostenrijk te blijven en vertrok naar Londen en nog later naar Zuid Amerika. Hij schreef zijn boek in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog waarvan hij de afloop niet kende. In zijn laatste teksten ging hij tekeer tegen de appeasementpolitiek van Arthur Chamberlain. Hij verweet hem en zijn medestanders een te grote dosis naïviteit en goedgelovigheid. In 1937 ging Zweig een laatste keer naar Oostenrijk om zijn familie te bezoeken. Enkele maanden nadien viel het land ten prooi aan Hitler en werd het een onderdeel van hetDuitse Rijk. Het wereldgeweten bleef toen stoofdom. Maar in de praktijk had deze Anschluss enorme gevolgen, vooral voor de joden. De auteur verwijst naar zijn oude moeder die niet langer op een bank in het park mocht zitten om op adem te komen omdat ze een joodse was. Het is een verbijsterend voorbeeld van de onmenselijkheid van elk fanatiek denken waarin mensen worden opgedeeld volgens hun ras, geloof en etnie.

Stefan Zweig zag met de opkomst van het nazisme zijn droom voor een verenigd Europa ten onder gaan. ‘De meest wezenlijke taak waaraan ik veertig jaar lang alle kracht van mijn overtuiging had gegeven, de vreedzame vereniging van Europa, was te schande gemaakt’. Hij kon het niet langer verdragen en besloot zelfmoord te plegen aus freiem Willen und mit klaren Sinnen. Vooral de joden moesten het de voorbije eeuw ontgelden. ‘Elk recht werd hun ontnomen’, zei Zweig. Hetzelfde dreigt nu te gebeuren met vluchtelingen en asielzoekers uit diverse landen. Er is dringend een tegenbeweging nodig. Een beweging die duidelijk maakt dat mensen geen deel zijn van een volk of natie, maar individuen met onvervreemdbare rechten die deel uitmaken van de grote wereldgemeenschap. Pas dan zal men beseffen dat men mensen niet langer kan uitschakelen op basis van hun afkomst, maar zal beoordelen op basis van hun kwaliteiten. De getuigenis van Stefan Zweig vormt een belangrijke bijdrage tot onze historische kennis. Het moet in deze tijden van euroscepticisme gelezen worden door al wie twijfelt aan het nut van een verenigd Europa.

 

Stefan Zweig, De wereld van gisteren, Arbeiderspers, 2007, 431 blz.

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
I Am Not Your Negro - Raoul Peck

I Am Not Your Negro - Raoul Peck

Niets zo makkelijk als moeilijk doen - Maarten Boudry

Niets zo makkelijk als moeilijk doen - Maarten Boudry