Ode aan de vrijheid - Daan de Neef
Tijdens de twee paarse regeringen onder leiding van de socialist Kok werd in Nederland weinig of geen aandacht besteed aan ideologische kwesties. Zowel de socialistische PVDA als de liberale VVD en D’66 voerden een eerder pragmatische politiek zonder veel ideologische diepgang. De omslag gebeurde met de opkomst van Pim Fortuyn die in zijn publicaties netelige kwesties aanboorde zoals de gevolgen van de multiculturele politiek, het nut van de verzorgingsstaat en de rol van de overheid. Het zorgde voor een schok in de tot dan toe wat grijze en saaie Nederlandse politiek. De uitlatingen van Fortuyn, en de daaropvolgende moord, zorgden voor een ware ommekeer. Zowat alle Nederlandse politieke partijen gingen graven naar de wortels van hun bestaansreden om zich scherper te profileren tegenover de kiezers en duidelijk te maken waarvoor zij stonden en staan. Dat gebeurt nu ook binnen de VVD waar een commissie zelfs bezig is met een herijking van het liberale gedachtegoed. De meest recente bijdrage hiertoe is het boek Ode aan de vrijheid onder redactie van Daan de Neef, persvoorlichter van de VVD Tweede-Kamerfractie en freelance auteur voor het gerenommeerde tijdschrift Filosofie Magazine.
Ode aan de vrijheid is een bundeling van korte essays over de belangrijkste liberale filosofen uit de voorbije eeuwen geschreven door hedendaagse liberalen als Frits Bolkestein, Jozias van Aartsen, Paul Cliteur, Frank de Grave, Ayaan Hirsi Ali en Daan de Neef zelf. In zijn boek beperkt Daan de Neef zich niet alleen tot de liberale klassiekers als John Locke, John Stuart Mill en Isaiah Berlin maar brengt hij ook het werk van meer recente filosofen als John Rawls en Francis Fukuyama onder de aandacht. Het geheel levert niet zozeer concrete antwoorden op de bedoelde vragen zoals de mate waarin een overheid zich mag bemoeien met haar burgers en de voorwaarden waarin een goed functionerende maatschappij zich kan ontwikkelen, maar geeft wel een algemeen beeld van de vraagstukken waarover liberale denkers zich in de loop van de voorbije eeuwen hebben gebogen. Het boek van Daan de Neef is eerder een summiere inleiding in het liberale denken. Toch is het niet vrijblijvend. De auteur en redacteur slaagde erin om via goed gekozen fragmenten uit het werk van de liberale denkers lijnen te trekken naar de actualiteit. Elk onderdeel van het boek biedt dan ook de nodige denkstof over hedendaagse problemen.
Het eerste deel over Hugo De Groot zet onmiddellijk de toon. Hugo De Groot verdedigde de rechten van de burger door ze buiten de bevoegdheid van geestelijken en kerkelijke instanties te plaatsen. Diezelfde discussie treffen we vandaag aan in de discussie over de plaats van het individu in de moslimwereld. De rechten die iedere mens van nature toekomen staan boven alles, aldus De Groot. Datzelfde zeggen tegenwoordig Paul Cliteur en Ayaan Hirsi Ali wanneer ze het hebben over de rechten van de individuele moslim. Eenzelfde gedachtegang volgde John Locke die stelde dat het de mens vrij staat om te geloven in wat hij wil en dat voor wetgeving en politieke zaken God een stap terug moeten zetten op de ladder. Locke wordt algemeen beschouwd als een van de grondleggers van het liberalisme en dat blijkt vooral uit zijn Two treatises of government waarin hij hamerde op het belang van de vrijheid, de gelijkwaardigheid en het eigendomsrecht. Daarvoor was volgens Locke een betrouwbare overheid nodig die deze basiswaarden zou garanderen en verdedigen. Deze liberale visie verschilt tegenover heel wat neoliberalen en libertariërs die weinig of geen staat bepleiten.
Ook het onderdeel over Montesquieu en zijn pleidooi voor de scheiding der machten blijft hoogst actueel. Alleen als de wetgevende, de rechterlijke en uitvoerende macht strikt gescheiden zijn kunnen ze elkaar op voet van gelijkheid controleren en in evenwicht houden. Het is alsnog het beste systeem om misbruiken en corruptie te vermijden en de vrijheid van het individu maximaal te garanderen. In tal van landen bestaat die scheiding der machten enkel in theorie. Een goed voorbeeld is Rusland waar Poetin als een autoritaire leider te werk gaat. Hij werd in maart 2004 weliswaar met ruim 71 procent van de stemmen herverkozen tot president maar de manier waarop doet democratische wenkbrauwen fronsen. Eerlijk waren deze verkiezingen niet. Politieke tegenstanders kregen geen ruimte, de persvrijheid werd gefnuikt en de oppositie gekortwiekt. De Organisatie voor Samenwerking en Veiligheid in Europa leverde trouwens heel wat kritiek. Ook in de Verenigde Staten werden na de aanslagen van 11 september 2001 gaten geslagen in de scheiding der machten. De beruchte Patriot Act grijpt immers diep in de rechten en vrijheden van de Amerikaanse burgers en stoot dan ook op heel wat tegenstand. Nog treffender is de manier waarop de VS omgaat met de gevangenen op Guantanamo Bay. Daar is geen sprake van enige controle.
In het stuk over Immanuel Kant gaat Paul Cliteur dieper in op het belang van zijn tekst Was ist Aufklärung? Daarin stelt Kant dat je de moed moet hebben om je van je eigen verstand te bedienen. Het betekent dat men niets voor absoluut moet aannemen en dat het ter discussie stellen van religieuze dogma’s essentieel is. Het is een filosofisch standpunt dat later de kern zou vormen van het gedachtegoed van Karl Popper. Er bestaan geen absolute waarheden, alleen hypotheses die je dan aan de meest onbarmhartige kritiek moet onderwerpen. Dit inzicht heeft een enorme invloed gehad op de houding van talloze wetenschappers en geleerden. Het is dan ook spijtig dat figuur Karl Popper in dit boek ontbreekt. Kant had het natuurlijk niet alleen over Sapere aude, maar ook over de plicht van mensen. In zijn beantwoording van de vraag: ‘Wat is verlichting?’ heeft hij dan ook over de taak van de burger in de samenleving. Zo kan elke persoon openlijk zijn bedenkingen uiten tegen de ongepastheid of zelfs onrechtvaardigheid van bepaalde verordeningen, zoals het betalen van belastingen, maar ‘de burger kan niet weigeren de hem opgelegde belastingsaanslagen te betalen’. Eenzelfde gedachte komt men ook tegen bij John Stuart Mill, die andere liberale reus. In zijn boek On liberty geeft Mill duidelijk aan dat de vrijheid van denken en spreken onbegrensd zijn, maar niet die van het handelen omdat men rekening moet houden met het welzijn en de vrijheid van anderen. Opnieuw een duidelijk verschil met sommige libertariërs.
Interessant is ook de bijdrage van Geert Wilders die, uit onvrede over de partijlijn, uit de VVD stapte. In zijn essay over Alexis de Tocqueville tekent zich reeds de latere scheiding der geesten af. Wilders benadrukt de scepsis van Tocqueville tegen het opkomende socialisme dat hij als een nieuwe vorm van slavernij aanzag, een stelling die later door Friedrich Hayek zou worden verduidelijkt in zijn beroemde Road to Serfdom (ook Hayek ontbreekt in dit boek). Geert Wilders maakt hiervan gebruik om de linkse onwil tegen de noodzakelijke modernisering van de sociale zekerheid aan te klagen. Dit brengt hem tot het besluit dat liberalen veel meer gemeenschappelijk hebben met conservatieven dan met socialisten. Dat klopt niet. Het liberalisme is net de tegenpool van het conservatisme dat het individu wil onderwerpen aan tradities, gewoontes en religies. En eigenlijk is dat ondergeschikt maken van het individu aan de collectiviteit ook een socialistische gedachte. Neem daarbij nog de vastberadenheid van zowel socialisten en conservatieven om vast te houden aan het bestaande en de verworven rechten en men begrijpt dat het liberalisme daar een totaal andere kijk op heeft. Het was trouwens diezelfde Hayek die de tekst schreef Why I am not a conservative dat als postscript verscheen in zijn boek The Constitution of Liberty. Conservatisme duidt volgens Hayek op een aversie tegen verandering. Liberalen hebben juist vertrouwen in de kracht om zaken ten goede te veranderen. Dat betekent niet dat liberalen geen waarde hechten aan tradities. Tradities kunnen belangrijk zijn, maar mogen geen rem zijn op vooruitgang. In die zin zullen liberalen er alles aan doen om belemmeringen die obstakels vormen voor een spontane en vrije groei uit de weg trachten te ruimen, ook belemmeringen die door de overheid worden opgeworpen. Het is in die zin dat het liberalisme in feite een progressieve beweging is.
Het boek besteed ook aandacht aan John Rawls en dat is een goede zaak want die past perfect in de rij van grote liberale denkers. In zijn essay haalt Frits Bolkestein echter fel uit naar de denkbeelden van de grote Amerikaanse filosoof. Hij zou teveel de nadruk hebben gelegd op de herverdelingspolitiek en te weinig op het stimuleren van werk. Het systeem van sociale zekerheid is verworden tot een hangmat voor mensen die niet willen werken. Die kritiek is niet helemaal terecht. De grote verdienste van Rawls is dat hij een morele grondslag ontwikkelde voor de combinatie tussen vrijheid en rechtvaardigheid. Liberalen willen natuurlijk dat het geld terecht komt bij wie het echt nodig heeft en promoten aldus de modernisering en aanpassing van ons sociaal zekerheidssysteem maar verwerpen het niet. Meer nog, vanuit een liberale visie is het verlenen van hulp en steun aan werklozen, zieken, ouderen en gehandicapten niet alleen een morele plicht maar ook en vooral een middel voor die mensen om zelf invulling te kunnen geven aan hun levenslot. Het enige echte alternatief is immers paternalisme en het rekenen op vrijwillige charitatieve werken. Opvallend is dat in het boek geen eigen tekst van Rawls staat afgedrukt zoals bij de andere liberale denkers wel het geval is. Nochtans zijn er voldoende teksten van hem die aantonen dat hij zijn plaats in de galerij van grote liberale filosofen meer dan verdient.
Het boek eindigt met een bijdrage over Francis Fukuyama.die in zijn werk Het einde van de geschiedenis en de laatste mens het democratisch liberalisme als winnaar zag van de strijd tussen de diverse ideologieën. Hiermee schiep Fukuyama heel wat verwarring en zorgde bovendien voor zelfgenoegzaamheid bij de radicale voorstanders van de vrije markt. In elk geval is de geschiedenis niet voorbij en heeft het liberalisme nog een lange weg te gaan. Zo moet het blijven ingaan tegen het protectionisme in de wereld, vooral in de machtsblokken als de VS, de Europese Unie en Japan. Zo moet het meer dan ooit aandacht besteden aan het belang van eigendomsrechten voor de armen in de wereld zoals bepleit door de Peruaanse ontwikkelingeconoom Hernando de Soto. Zo moet het ook meer dan vroeger aandacht besteden aan individuele vrijheid, een democratische overheid, het verlenen van basisonderwijs, elementaire gezondheidszorg en landbouwhervormingen als middel tot zelfontplooiing zoals wordt verdedigd door de Indische Nobelprijswinnaar Amartya Sen. Ook zij verdienen een plaats in deze Ode aan de vrijheid.
Daan de Neef (red), Ode aan de vrijheid, Veen Magazines, 2004
Recensie door Dirk Verhofstadt