Politiek en moraal - Michael Sandel

Politiek en moraal - Michael Sandel

De wereld verandert razendsnel, maar niet alle menselijke structuren en instellingen passen zich daar even vlot bij aan. In zijn boek Revolutionaire rijkdom maakte de beroemde futuroloog Alvin Toffler dit duidelijk met het beeld van een autosnelweg. Diegenen die het snelst rijden (in casu zich het snelst aanpassen) zijn de bedrijven en in mindere mate de NGO’s. Ook gezinnen doen dat vlot, denk aan de groeiende groep alleenstaande moeders, ongetrouwde stellen, homokoppels met een samenlevingscontract. Minder snel zijn de vakbonden die zich vastklampen aan verworven rechten. Ook traag zijn overheidsdiensten die veranderingen vaak uitstellen. Nog trager zijn volgens Toffler het onderwijs, de internationale organisaties, politieke partijen en het juridisch apparaat. Een van de belangrijkste trends van de voorbije decennia is de groeiende macht van grote bedrijven die door de globalisering ontsnappen aan elke democratische controle, en dat heeft een weerslag op de politiek.

‘Een opvallend kenmerk van het democratische leven in de huidige tijd is dat de burgers bijna overal gefrustreerd zijn over de politiek,’ zo luidt de eerste zin van het boek Politiek en moraal. Filosofie voor het publieke debat van de Amerikaanse politieke filosoof Michael Sandel. Hij behoort tot de communitaristische stroming en levert dan ook felle kritiek op het liberale democratische samenlevingsmodel en op de betrokken politici. Die zijn volgens hem niet langer bezig met de grote vraagstukken die ‘ertoe doen’, in het bijzonder ‘kwesties die met ethiek te maken hebben’. Hij verwacht van politici dat ze zich bezighouden met ‘grote zaken’ zoals het algemeen belang, rechtvaardigheid, en burgerschap (of wat het betekent om burger te zijn). Net omdat onze politici zich niet bezig houden met deze fundamentele kwesties, groeit een politiek van angst en dat uit zich in toenemend nationalisme, verheerlijking van de eigen afkomst en populistische protestbewegingen. De oude ideologieën zijn hun vermogen tot inspireren kwijtgeraakt, aldus Sandel.

Maar een andere oorzaak is volgens hem, het marktdenken dat doordringt in alle aspecten van onze samenleving en de dubieuze visie dat economie een waardevrije wetenschap zou zijn. Zo zijn heel wat markttransacties in zijn ogen moreel verwerpelijk. Neem een arme boer die zijn nier verkoopt. Dat lijkt op het eerste zicht geen probleem, voor zover die boer dat vrijwillig doet, maar die ‘vrijwilligheid’ is natuurlijk vals, want de partijen zitten in een ongelijke onderhandelingspositie. De markt is niet neutraal maar soms ronduit immoreel, aldus Sandel. ‘Het grootste gevaar schuilt in de verloedering die kan optreden als we alle menselijke relaties in transacties veranderen en alle goede dingen in het leven behandelen alsof ze koopwaar zijn,’ zo schrijft hij. Aan de hand van verschillende voorbeelden toont hij het ondermijnende effect van geld aan. Zoals het mogen doodschieten van een walrus, als men daar een grote som voor betaald aan de inheemse Inuit-bevolking in Canada. Dat is moreel bedenkelijk. Of neem het betalen van bloeddonoren. Als bloed een marktproduct wordt, zullen minder mensen het als hun plicht zien om bloed te geven. Of vrijwilligers betalen om geld op te halen voor het goede doel. Dat zorgt volgens onderzoek ervoor dat ze juist minder geld ophalen.

In diezelfde zin wijst Sandel op het gevaar voor ‘het gebruik van financiële prikkels om mensen te motiveren om beter te presteren in het onderwijs, de gezondheidszorg, op de arbeidsplaats, bij vrijwilligerswerk, maatschappelijk werk en op andere plekken waar intrinsieke motivatie en morele betrokkenheid van belang zijn’. Nog harder luidt zijn kritiek op wat hij de ‘speculatieve economie’ noemt. Zo toonde de financiële crisis van 2008 aan dat het verschil tussen investeren en gokken feitelijk was verdwenen. Sommigen verdienden fortuinen met risicomanagement, maar toen het verkeerd liep, leden we daar met zijn allen onder. Schandelijk zijn ook de zogenaamde viaticals (een markt in levensverzekeringspolissen van terminale patiënten) en life settlements (het opkopen van polissen van mensen van 65 en ouder en ze verkopen aan investeerders) waarbij men dus ‘gokt’ op een vroegtijdige dood om een zo groot mogelijk bedrag te incasseren. Voor Sandel is speculeren op het leven van andere mensen moreel dubieus en dergelijke investeringen zorgen niet voor welvaartscreatie.

Sandel plaatst de liberale vrijheid, namelijk het vermogen om de doelen die we ons stellen zelf te kiezen, tegenover de republikeinse vrijheid, die ook inzet vereist voor het algemeen belang en de politieke gemeenschap waarvan men deel uitmaakt. Deze opsplitsing lijkt me wat kunstmatig, maar Sandel stoort zich blijkbaar vooral aan de liberale visie dat een regering neutraal moet staan tegenover concepties van het goede leven, en dat burgers niet langer gebonden zijn aan morele voorschriften en gemeenschapsbanden die ze niet zelf hebben gekozen. ‘De liberale conceptie van de burger als een vrij kiezend, onafhankelijk zelf (…) houdt geen rekening met een breed scala aan morele en politieke verplichtingen die we algemeen erkennen, zoals de verplichting tot loyaliteit of solidariteit,’ schrijft hij. Liberalen hebben het moeilijk met dergelijke verplichtingen die ze ervaren als een vorm van dwang. Maar toch verwachten ook zij van nieuwkomers dat ze ons waardepatroon zullen aanvaarden – zoals ons set van rechten en vrijheden, het aanleren van de taal, het zich inzetten om hier goed te integreren – en een zekere loyaliteit tegenover hun nieuw thuisland zullen betonen. Zoals de liberale Spaanse filosoof Fernando Savater stelt, moeten we van migranten eisen dat ze die aspecten van hun cultuur loslaten ‘die in strijd zijn met de grondwettelijke beginselen en de fundamentele mensenrechten die gelden in het land van aankomst’.  

Belangrijk is verder de analyse van Sandel dat ondanks de toename van hun rechten, Amerikanen (maar dat geldt mijn inziens ook voor Europeanen) vaststellen dat ze ‘de grip kwijtraken op de krachten die hun leven bepalen’. Dat is zeker zo op economisch vlak, denk aan de vele delokaliseringen van bedrijven naar China, het verdwijnen van kleine winkels en cafés, de toenemende impact van multinationals. Dat brengt hem tot twee moeilijke vragen: hoe kunnen we politieke instituties ontwikkelen ‘die in staat zijn de mondiale economie te controleren’ en hoe kunnen we die instituties ‘van de vereiste morele autoriteit voorzien’? Je zou dan kunnen stellen dat er een mondiaal moet bestuur komen en dat we een kosmopolitisch burgerschap moeten stimuleren. Maar Sandel gelooft meer in spreiding van de soevereiniteit, zowel omhoog (mondiaal) als omlaag (lokaal). Hij heeft het daarbij over een ‘gerevitaliseerd maatschappelijk leven, gevoed door de specifieke gemeenschappen waarin we wonen’ als een betere basis voor een democratische politiek die de naties overstijgt.

Het klopt dat veel burgers het gevoel hebben dat ze ‘niets meer te zeggen hebben’. Denk aan de kritiek op de EU en de toenemende eis van subnationale en lokale groepen naar autonomie en zelfbestuur, iets waar populistische partijen handig op inspelen. De vraag is evenwel of we daarmee de grote maatschappelijke en economische problemen die we kennen, gaan oplossen en of dit zal leiden tot meer solidariteit. Twee voorbeelden: de milieuproblematiek en de migratiestromen. Burgers zullen op lokaal vlak in beide gevallen snel een NIMBY-houding aannemen en zich willen afschermen van de boze buitenwereld. Net een Europese en zelfs een mondiale aanpak kan hier een antwoord op bieden. Dus ja, we moeten een Europees of zelfs kosmopolitisch burgerschap stimuleren waarbij we beseffen dat we alleen maar samen de opwarming van de aarde en de vluchtelingenstromen zullen kunnen aanpakken. En om het democratisch deficit aan te pakken, kan men beter overgaan tot rechtstreekse verkiezingen van bijvoorbeeld de Europese beslissingsorganen en werken met transnationale lijsten.

Om het burgerschap te bevorderen zijn ook verbindingen mogelijk tussen een transnationaal en lokaal beleid. Zo kunnen bijvoorbeeld de bepalingen van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens via opvoeding, onderwijs en integratieprojecten in de gehele EU worden gestimuleerd, terwijl men ook de lokale taal, gebruiken en tradities kan aanleren. Tegelijk moet burgerschap mijn inziens een meer ethische invulling krijgen, zowel voor allochtonen als voor nieuwkomers. Het gaat dan over de wijze waarop men met andere mensen omgaat, het tolereren van diversiteit, het betonen van solidariteit, het bereid zijn om mee te werken aan de samenleving waar men woont en leeft, het bevorderen van deugden als eerlijkheid en rechtvaardigheid, het verwerpen van elke vorm van racisme en discriminatie, de aanname van de primauteit van de burgerlijke wet boven de goddelijke wet, het respecteren van de scheiding van geloof en staat, het verdedigen van de gelijkwaardigheid van man en vrouw, en vooral het respecteren van het recht op zelfbeschikking van elke mens.

Sandel wil de ethiek weer centraal stellen in het politieke, economische en maatschappelijke discours en dat is behartegingswaardig. In opeenvolgende essays behandelt hij morele argumenten die weer centraal zouden moeten staan. Zo keert hij zich tegen reclame op scholen, de vermerking van het publieke domein, de aantasting van het gezag van de overheidsdiensten en beambten, de bouw van skyboxen of loges in sportcomplexen (bij sport moeten rijk en arm als gelijken met elkaar omgaan), het selecteren van de beste studenten door universiteiten (een praktijk die vooral in de VS bestaat), de handel in broeikassen (‘als we vervuiling tot koopwaar maken dan vervalt het morele stigma dat er terecht mee verbonden is’), dat slachtoffers mee moeten kunnen beslissen over de strafmaat, de commercialisering van het menselijk leven, liegen in de politiek en in het bedrijfsleven, enzovoort. Ik zou er nog veel aan kunnen toevoegen zoals de slechte arbeidsomstandigheden in lageloonlanden, het geknoei met voedsel, de wapenleveringen aan dictaturen, enz.

In het slotdeel gaat Sandel in op de ideeën van de wat vergeten Amerikaanse liberale filosoof John Dewey. Zijn liberalisme ‘draaide rond het idee dat vrijheid bestaat uit deelname aan een gemeenschappelijk leven dat individuen de mogelijkheid biedt hun specifieke capaciteiten te verwezenlijken.’ Dewey beklemtoonde daarbij de rol van goed onderwijs ter bevordering van goed burgerschap en de democratie. Die democratie zag hij trouwens als een middel tot zelfrealisatie, namelijk de vrijheid om zich als mens te vervolmaken als sociaal wezen. Zo definieerde hij democratie als volgt: ‘A democracy is more than a form of government; it is primarily a mode of associated living, of conjoint communicated experience.’ Deze houding lijkt me noodzakelijk om te komen voor goed burgerschap.

Het boek van Sandel sluit daarop aan en geeft een aantal interessante insteken voor een herwaardering van de democratie en van het belang van burgerschap. Wel blijft hij vaag over de manier waarop men het ethisch bewustzijn van burgers kan bevorderen. Hij gelooft in de kracht van gewoontes en (religieuze) tradities. Dat kan echter snel leiden tot groepsdenken waarin mensen, vooral vrouwen, in een zwakke positie komen te staan. Sandel keert zich vanuit zijn communitaristische visie ook tegen de liberale opvatting van de neutraliteit van de overheid. Maar ook hier blijft zijn alternatief vaag of leidt snel tot een inperking van de vrijheid van het individu. Toch mogen liberalen niet doof blijven voor de toenemende roep naar een meer ethische houding tegenover economie en politiek. En het bevorderen van goed burgerschap lijkt me juist een noodzaak om de vrijheid van de burger te vergroten. Dit boek vormt alvast een interessante bijdrage tot het actuele politieke en maatschappelijke debat.

 

Michael Sandel, Politiek en moraal. Filosofie voor het publieke debat, Ten Have, 2016

Recensie door Dirk Verhofstadt

mailto:verhofstadt.dirk@telenet.be

Print Friendly and PDF
Het verdorven genootschap - Philipp Blom

Het verdorven genootschap - Philipp Blom

Moraal van het bijbelverhaal - Rudi Collijs

Moraal van het bijbelverhaal - Rudi Collijs