Moraal van het bijbelverhaal - Rudi Collijs

Moraal van het bijbelverhaal - Rudi Collijs

Het is weer kerst en dat zullen we dan ook weer geweten hebben. Nog nooit was de spoeling van het bestand der gelovigen zo dunnetjes als vandaag. Niettemin slaagt de kerstgekte er keer op keer in haar populariteit te behouden. Is het de hang naar samenhorigheid, naar gezelligheid en warmte in deze koude maanden, die het hem doen? Hier bestaan tegenwoordig trendy woorden voor, stuk voor stuk uit het koude noorden afkomstig: lagom uit Zweden, hygge uit Denemarken, kalsarkännit uit Finland en recent ook còsagach uit Schotland. De bittere temperaturen wijzen de mens op de één of andere manier toch de weg naar een warmere samenleving. Of is er meer dat aan ons knaagt en gaan we op zoek naar iets diepers, iets authentiekers, iets dichter bij de echte en welgemeende vrede? Iets dat verder reikt dan de intimiteit van onze huiskamer of onze vriendenkring?

Wellicht genieten velen onder ons wel degelijk oprecht en intens van het feest van de vrede, dat kerstmis heet. En wellicht zijn die mensen zich ook wel terdege bewust en vervuld van de gedachte dat niet zozeer hun god zelf, dan wel diens aardse waakhonden schuld hebben aan de vele, zeg maar ontelbare activiteiten van moreel bedenkelijke aard, die de mens door de eeuwen heen  het leven zuur en zelfs onmogelijk hebben gemaakt. De Duitse godsdienstcriticus Karlheinz Deschner schreef er een werk van 11 boekdelen dik over, Kriminalgeschichte des Christentums, en hoewel hem vaak geschiedkundig amateurisme werd toegeschreven, wist hij er toch maar mooi 7.000 pagina’s zinvol mee te vullen. Dat is enorm en ik wil hier dan ook niet pogen daar nog zaken aan toe te voegen, 11 boekdelen worden verondersteld voor zich te spreken.

Ik wil integendeel heel even deze menselijke, dus gebrekkige, interpretaties (helaas niet zelden met catastrofale gevolgen) van Gods woord negeren en terugkeren naar het zuivere woord van die god zelf, zoals Hij dat in het Oude Testament, met minimale menselijke tussenkomst vanwege het neerschrijven, heeft geopenbaard. Het is nog maar de vraag of deze pure en onbezoedelde openbaring er wel degelijk één van onversneden vrede op aarde is.

Bij Romeinen 12:18 klinkt het alvast mooi: “Zijt vredelievend jegens alle mensen.” Doch, als we iets dieper ingaan op het Oude Verbond (dat tussen God en de mens, vóór het bestaan van Jezus) stoten we algauw op enkele genocide neigingen van de godheid zelf. Wie zich tot Hem bekeerde, werd uiteraard gespaard. Zo konden de Gebeonieten op Zijn barmhartigheid rekenen omdat zij zich nederig tegenover Hem hadden opgesteld. Maar totaal anders verging het de Kanaänieten. In Deuteronomium 20:17 lezen we: “Alle Hethieten, Amorieten, Kanaänieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten zult gij  doden, zoals de Heer, uw God, het u heeft opgedragen”. Had God dan reden tot zulke harde, onmenselijke praktijken? Jazeker! Zo’n 400 jaar vóór de genocide op de Kanaänieten begon, had Abraham van God de belofte gekregen dat diens nakomelingen het land der Kanaänieten zouden bezitten (Genesis 15:18). Kanaän was het gebied ten westen van de rivier Jordaan en de Kanaänieten, een smeltkroes van diverse culturen die er, onafhankelijk van elkaar, bloeiende steden hadden opgericht en er succesvol handel dreven, werden er door de Israëlieten (Abrahams nakomelingen dus) hardhandig verdreven, gelegitimeerd door het woord van hun gruwelijke god. Dat de Kanaänieten er sinds het oude bronstijdperk (ca. 3000 v.Chr) hun samenleving hadden uitgebouwd, mocht niet baten.

In de bijbelstudie van ondermeer Jehova’s Getuigen wordt deze volkerenmoord vergoelijkt door het argument dat het God nu eenmaal toekomt soeverein te beslissen wie welke plaats op aarde mag bevolken. Alleen jammer dat God geen zachtaardiger methoden kon bedenken om deze soevereniteit concreet te maken. Daarenboven, voor diegenen die moeilijker te vinden waren voor Gods inzet van de harde middelen, werden nog andere,  meer overtuigende argumenten aangehaald. Beter verteerbaar dan de strijd om grond was de strijd tegen moreel verval.

De Kanaänieten zouden een bandeloos leven hebben geleid in en rond hun tempels, waar kinderen werden geofferd en de vrije liefde werd bedreven ter ere van Astarte, de godin van de liefde en de vruchtbaarheid. En Baäl, de mannelijke opper-afgod, van wie later Beël-Zebub (god der vliegen) werd afgeleid, was al even onkuis. De Kanaänieten werden voorgesteld als een listig en door louter commercie gedreven volk, dat voornamelijk uit was op drank en hoereren. Jozua 6:21 triomfeert dan ook met: “Ze [de Israëlieten] namen de stad in en doodden alles wat erin was, zowel mannen als vrouwen, zowel kinderen als bejaarden, zowel runderen en schapen als ezels.”

Dit is geen uniek voorbeeld, er zijn er meer. Ook in het Oude Testament, bij Samuel (15:3), ontmoeten we God opnieuw als opdrachtgever tot moord, en wel op de Amalekieten dit keer. Zij verzinnebeeldden de zich-aan-het-vlees-bezondigende heidenen. De Amalekieten waren een nomadisch volk, waarvan historisch gezien weinig of niets terug te vinden is. In de Hebreeuwse bijbel wordt er echter meermaals naar verwezen. Vandaar hun functie als zinnebeeld van de vijandschap tegenover Israël. Vandaar dus ook dat God de Heer, die de god der Israëlieten is, zonder omzien via de profeet Samuel aan koning Saul de opdracht gaf om alle Amalekieten op wreedaardige wijze om het leven te brengen en vervolgens hun buitgemaakte bezittingen aan diezelfde God de Heer op te dragen. Van een ego gesproken! Met het uitroeien van kinderen en zuigelingen, zo filosofeerde de goede God bij monde van Zijn profeet, zou het probleem van het voortbestaan der Amalekieten zichzelf oplossen.

Wie twijfelt aan de echtheid van deze wrede redenering, leest er best Deuteronomium 25:19 op na: “Vernietig het zaad van Amalek [de stamvader der Amalekieten]”. Impliciet achtte God de zuigelingen en kinderen van de Amalekieten dus erfelijk beladen met de zogenaamde onhebbelijkheden van hun voorouders en moesten zij bijgevolg dan maar hetzelfde lot ondergaan, een gedachte die moreel terecht zeer omstreden is.

Zo waren er ook de Midianieten. Hoe God opdracht geeft om dit ‘listige volk’ uit te roeien, staat beschreven in Numeri. Midianitische vrouwen uit de stad Moab zouden geprobeerd hebben om Israëlische mannen te verleiden en hen aldus aan te zetten tot deelname aan riten en offerfeesten ter ere van hun (af-)god Baäl-Peor. God gaf daarop Mozes de opdracht om alle mannen, die zich door de Moabitische vrouwen hadden laten verleiden, in de blakende zon te drogen te hangen.

Dat God bijzonder kregelig kan worden tegen al wie hem dwarsboomt, wisten we al uit het bijbelverhaal over de Ark van Noach, waarin God nagenoeg de hele wereldbevolking vernietigt omwille van haar slechtheid. Dat dit geen alleenstaand, losgeslagen verhaal binnen de gehele bijbelcontext is, illustreren bovenstaande voorbeelden. Dat God in Zijn hoedanigheid van god een hoger moreel niveau raakt, dan dat een mens ooit zou kunnen bereiken, is wat mij betreft hiermee compleet ontkracht. De wraakzucht waarmee Hij tekeer gaat, tart en kleineert zelfs elke menselijke en naar vrede strevende verbeelding.

Veel liever dan in een getroebleerde religieuze moraal steeds opnieuw de weg te verliezen, verkies ik voeding te geven aan een eigen, seculiere moraal. Niet dat die ooit de perfectie zal bereiken. Wel zal ze mij toelaten om met behulp van de eigen, voortschrijdende inzichten stap voor stap een beter mens te worden waar ik het wens en dat niet te worden waar ik het niet wens.

Tot slot, de traditionele witte kerst is eigenlijk veeleer traditioneel groen. Waarschijnlijk zal dat ook dit jaar wel weer het geval zijn. Voor mij alvast de gelegenheid om andere tradities die eigenlijk non-tradities zijn, mee overboord te gooien.

 

Rudi Collijs

De auteur is kernlid van Liberales

Print Friendly and PDF
Politiek en moraal - Michael Sandel

Politiek en moraal - Michael Sandel

Weten politici eigenlijk nog wat de rol van de overheid is? - Ivan Van de Cloot

Weten politici eigenlijk nog wat de rol van de overheid is? - Ivan Van de Cloot