Niemand van ons zal terugkeren – Charlotte Delbo
Charlotte Delbo (1913-1985) zat in het communistisch verzet tegen de nazi’s in Frankrijk. Zij werd met haar echtgenoot, de jood George Dudach, gevangengenomen op 2 maart 1942. Dudach werd door het collaborerende Vichy-regime ter dood gebracht op 23 mei 1942, Delbo werd op 23 januari 1943 op transport naar Auschwitz gezet. De 23ste zal een memorabel getal worden in het leven van Charlotte Delbo. Zij had overigens niet terug hoeven keren naar Frankrijk, ze zat destijds in Argentinië. Maar ze vond dat ze haar strijdmakkers nooit meer in de ogen zou kunnen kijken als ze niet terugkeerde naar haar vaderland. Een moedige vrouw derhalve.
We komen in Auschwitz al snel een stubowa tegen, het woord is cursief gedrukt, maar er zijn geen voetnoten en we tasten dus in het duister. Dan een blokowa, niet cursief, maar ook niet toegelicht. Ik neem aan dat dit de blokoudste of een kapo zal zijn. Nauwelijks geklede vrouwen staan in gelid aan zee, in de vrieskou. Er komen vrachtwagens vol kale en nauwelijks geklede vrouwen voorbij. Velen van hen zijn al dood, bevroren of verzwakt en ten onder gegaan. De vrachtwagens zijn onderweg naar de vergassingsinstallaties en daarna worden de lijken verbrand. Of worden deze vrouwen meteen, maar in de ovens gekieperd? De vrouwen in gelid, moeten zij ook aan het gas? Maar nee, ze keren terug naar het kamp. Één zinloze en wrede, traumatiserende exercitie. Aangekomen in het kamp moesten de vrouwen rennen, door dikke hagen SS-vrouwen die hen geselden met stokken, bullepezen, knuppels, karwatsen, zwepen en broekriemen: “Schneller, schneller”! Zijn we in Auschwitz? Maar wat doet die zee daar dan? Maar de zee is geen zee, ze is een sneeuw- en ijsvlakte.
Ach, deze verhalen zijn nauwelijks te lezen, het is met je verstand niet te begrijpen hoe gewetenloos, wreed en onverschillig mensen kunnen zijn. We volgen nu deze beklagenswaardige, belaagde vrouwen. Ik had de Duitse vrouwen wel willen volgen, hoe praatten ze tegen elkaar als ze weer tientallen vrouwen hebben doodgemarteld, doodgeslagen, naar de gaskamer of de oven hebben afgevoerd? Lachen ze? Is er werkelijk niet één onder hen die zich dan tocht tenminste ietwat ongemakkelijk voelt? Stinia, Drexler, Taube, Anweiserinnen, Kapo’s, blokowa, stubowa, Flora, de Duitse vrouwen tieren en slaan, onophoudelijk. Verlang je naar de dood, bestaat de dood, is de dood een nachtmerrie? Der Tod ist ein Meister aus Deutschland.
Delbo schrijft: “En elke dode is zo licht en zo zwaar als de schimmen van de nacht, licht omdat ze zo uitgemergeld is en zwaar door de som van het lijden dat niemand ooit met anderen zal delen”. En dan wordt de jonge joodse Lily vermoord, omdat ze verliefd was op een Pool, omdat haar briefje aan hem op een ongelukkige manier gevonden werd, ook de Pool werd gedood net als de ongelukkige die het briefje gevonden had.
Ach, al deze verhalen zijn werkelijk om te huilen en hoe mooi, of eerder indrukwekkend heeft Delbo dit allemaal opgeschreven, even hemeltergend als ontroerend. Dan volgt een treinreis naar, ja waarnaartoe? Naar Ravensbrück, alleen voor de Françaises? Zoals beweerd wordt? Waarom? Niemand die het weet, ook de SS’ers wisten het vermoedelijk niet. Maar de eindbestemming blijkt Berlijn. Een al nagenoeg platgebombardeerd Berlijn. Maar deze uiterst vreemde reis gaat dan toch verder en eindigt dan in… Ravensbrück! De oorlog kan niet lang meer duren, ook de gevangenen weten dat, nu gaat het er nog om die laatste etappe heelhuids door te komen, geen domme dingen te doen. Er ontstaat chaos in het kamp, de bevrijding lijkt aanstaande, maar niet voor hen wier lichaam het niet langer volhoudt. Dan is daar de laatste nacht en de volgende dag werd Denemarken bereikt. Anderen waren minder gelukkig, die stierven tijdens de bizarre dodenmarsen, vermoord door SS’ers of gewoon van uitputting omgevallen.
Delbo schrijft:
“Ik heb met de dood gepraat
en dus
weet ik
hoe futiel wat we leerden meestal was
maar dat heeft me een zo groot lijden
gekost
dat ik me afvraag
of het dat waard was”
En zij sluit af met een gebed voor de levenden om hen te vergeven dat ze leven:
want uiteindelijk
“zou het al te zinloos zijn
dat zovelen zijn gestorven
en dat jullie leven
zonder iets te maken van je leven.”
Na zo’n boek blijf je stil. “Geloof maar niet in die verhalen van de teruggekeerden” schrijft Delbo. Niemand die dit kan uitleggen. Merkwaardig dat ik niet eerder van Charlotte Delbo hoorde, gelukkig maakte iemand mij op haar attent. Waarom in dit boek slechts twee delen van de oorspronkelijke trilogie zijn opgenomen, wordt nergens verantwoord. Ik hoop dat meer werk van deze schrijfster vertaald wordt. Zij heeft een diep menselijke stem, vol deernis en mededogen. Ook de solidariteit tussen de vrouwen weet zij heel ontroerend weer te geven. Delbo is een schrijfster die gelezen, gehoord moet worden. Indrukwekkend. Opmerkelijk ook is dat zij haar boek pas in 1965 uit wilde geven, ze wilde er zeker van zijn dat haar boek de test van de tijd zou doorstaan. Zij keerde zich uiteindelijk van het communisme af, werkte voor de United Nations en de filosoof Henri Lefebvre (1901-1991). Charlotte Delbo stierf aan longkanker in 1985.
Recensie door Enno Nuy
Charlotte Delbo, Niemand van ons zal terugkeren, 2021, Meulenhoff, 291 pagina’s