Hitlers mensen – Richard Evans
De Britse historicus Richard J. Evans stelt al op de eerste pagina van zijn lijvig boek vast dat de democratie overal ter wereld enorm onder druk is komen te staan vanaf het begin van de 21ste eeuw. Reden genoeg om nog eens nauwkeurig en gedetailleerd naar die enorme tragedie te kijken: het Derde Rijk van Hitler. Wat voor mensen waren dat, die nazi’s, wat dreef hen, wat gebeurde er toch met hun morele kompas? Hoe konden Duitsers zo’n enorm gebrek aan scrupules laten zien? Waar was hun geweten? Evans koos nadrukkelijk voor de biografische invalshoek voor zijn jongste werk.
Eindeloos veel biografieën zijn er verschenen over de nazileider Hitler, vanuit evenzovele invalshoeken. Had Hitler wel of geen privéleven, wel of geen seksueel leven, ging hij de Duitsers voor of was hij slechts op hun verzoek hun leider? Hoe het ook zij, Hitler was een mens. Waar het antisemitisme van Hitler vandaan kwam, op gestoeld was, we weten het niet. Maar het antisemitisme was er natuurlijk altijd al, lag voor het oprapen voor wie het gelegen kwam. Hitler zag het jodendom als een gemeenschap van ras, niet van religie: ‘de joden waren de dragers van een “raciale tuberculose van volkeren”. Enkel uit op macht en geld, de wereld regeren; alleen zij waren “internationaal” van aard’. Hitler ontdekte al snel zijn talent voor opruien en zou daar gretig gebruik van maken. Hij richtte de NSDAP op en wist razendsnel dictatoriale macht te verwerven. Toen al, in de jaren twintig, omringde hij zich met een aantal vertrouwelingen zoals Hess, Göring, Himmler, Röhm, Rosenberg en Streicher. Eind 1922 werd hij Der Führer genoemd en ontstond de begroeting Heil Hitler. Toen deed ook het geweld zijn intrede.
Met Mein Kampf maakte Hitler volstrekt helder waar hij stond: haat en rancune, vernietigend geweld tegen sociaaldemocraten, communisten en ‘de jood’ en een meedogenloze onverschilligheid tegenover gewoon menselijk fatsoen. Hij werd vaak gekarakteriseerd als een aseksuele man, maar Evans laat zien dat Hitler wel degelijk oog had voor vrouwelijke charmes en wel degelijk verliefdheden kende, maar meestal tegen een blauwtje aanliep.
We schrijven 1933 als Hitler eindelijk Reichskanzler is geworden, de NSDAP veruit de grootste partij in het land is en de nazi’s in alle openheid excessief geweld toepasten om Duitsland al halverwege dat jaar tot een eenpartijstaat te maken. De gewone burger had er alle belang bij zich aan te melden als partijlid uit angst zijn baan te verliezen. Voor de zoveelste keer stel ik vast dat het paranoïde antisemitisme van Hitler nauwelijks te begrijpen is. Het was een onbedaarlijk leugenachtig construct van vooroordelen en onbewezen en onbewijsbare beschuldigingen in combinatie met de bereidheid extreem geweld toe te passen om een extreme oplossing van een vermeend probleem mogelijk te maken: de uitroeiing van alle joden. In 1935 introduceerde Hitler de Neurenbergse rassenwetten. Zelfs toen Hitler zich in 1943 realiseerde dat hij de strijd tegen de Russen nooit zou winnen, bleef hij maar oreren over de macht van de Joodse wereldcoalitie, die door de Duitsers zou worden verpletterd en vernietigd. Helemaal bont maakte hij het op 25 januari 1942 toen hij zich in een toespraak hardop afvroeg: ‘Waarom zijn de joden de oorlog begonnen?’
Hitler bleek Parkinson te hebben. De ziekte had zich al in 1941 bij hem geopenbaard. Evans schetst hoe Hitler zich in de laatste maanden van de oorlog manifesteerde. Hij wist dat de oorlog verloren was, maar de schande van een tweede Versailles zou hij nooit meemaken. Hij koos voor de totale nederlaag waarin zijn volk met hem ten onder zou gaan. Een derde van alle gesneuvelde Duitse soldaten kwam om tussen januari en mei 1945. Vlak voor zijn zelfmoord erkent Hitler: ‘Het nationaalsocialisme is dood. Misschien dat een vergelijkbaar idee over honderd jaar nog eens zal opkomen met de kracht van een religie die zich over de hele wereld verspreidt’. Is dit de angstwekkende voorspelling van wat we zich heden ten dage wereldwijd zien voltrekken? Ik ben geneigd dat inderdaad zo te interpreteren. Alleen is de jood nu vervangen door de migrant.
Ofschoon deze korte beschrijving van het leven en handelen van Hitler in iets meer dan honderd pagina’s heel verhelderend is, heb ik er niets in aangetroffen wat ik niet al wist. De biografische benadering van Evans is ook helemaal niet aan de oppervlakte getreden en ik zou niet weten in welke zin hij tot een andere beschrijving zou zijn gekomen dan allen die hem voorgingen. Anders gezegd: Evans heeft voor mij geen nieuw licht geworpen op de historische figuur Adolf Hitler. Evans over het antisemitisme van Hitler: ‘Deze paranoïde samenzweringstheorie, de moorddadigste in de geschiedenis, vertegenwoordigde het soort irrationaliteit dat gewoonlijk alleen wordt aangetroffen in de marges van de politiek; tragisch genoeg had ze met Hitler het centrum bereikt.’ Hij zou er een complete natie mee infecteren!
In het tweede deel wordt de hofhouding van Hitler belicht, het hoofdstuk heet dan ook De paladijnen. Evans beschouwt deze lieden primair als gewone mensen, niet als psychiatrische patiënten en mij lijkt dat terecht.
Hermann Göring hield leeuwenwelpjes als huisdier, zodra ze te groot en gevaarlijk werden ruilde hij ze bij de plaatselijke dierentuin in voor een jonger exemplaar. En hij verzamelde kunst, zonder er ook maar het geringste verstand van te hebben. Roofkunst was zijn specialiteit. Aan het einde van de oorlog had hij 1375 schilderijen, 250 beeldhouwwerken, 108 wandtapijten en nog veel meer, nog heel veel meer. Hij werd de opvolger van de legendarische piloot Manfred von Richthofen en na de Eerste wereldoorlog werd hij verkoper voor Fokker in Denemarken. Hij kwam Hitler tegen in München en werd lid van de NSDAP. Grappig om je te realiseren dat wij een man als Goering in onze tijd een junkie zouden noemen.
Desondanks kan men de succesvolle Duitse herbewapening vrijwel geheel op Görings conto bijschrijven. In de jaren voorafgaande aan de oorlog stond Göring hoog in de pikorde rond Hitler die hem min of meer als zijn tweede man leek te beschouwen. Dat veranderde echter met het begin van de oorlog toen Göring duidelijk naar het tweede plan leek verbannen, zeker toen duidelijk werd dat hij de Luftwaffe niet zo sterk kreeg dat de Britten overwonnen konden worden. Hij geraakte uit de gratie bij de Führer die hem steeds meer begon te minachten. Speer kwam steeds nadrukkelijker in beeld en werd een steeds zwaardere concurrent voor Göring.
Die trok zich steeds meer terug in zijn kapitale villa met de vele kunstschatten en naar verluidt vertoonde hij zich steeds vaker met gelakte nagels, gestifte lippen en een Romeinse toga. Ondanks zijn ernstig geschonden imago was hij nog steeds de ‘opvolger van Hitler’. Tot Hitler vlak voor het definitieve einde Göring al zijn titels en bevoegdheden afnam en zijn arrestatie beval. Dat laatste ging niet door en Göring gaf zich eigener beweging met gelakte teen- en vingernagels over aan de geallieerden, 120 kilo zwaar. Hij beschouwde zichzelf als een uomo universale en verklaarde dat men hem van alles mocht beschuldigen maar niet van antisemitisme. Hij werd ter dood veroordeeld. Hij slaagde er echter in een blauwzuurcapsule stuk te bijten zodat de schande van dood door ophanging hem bespaard bleef. Zijn lichaam werd gecremeerd in de oven van concentratiekamp Dachau!
Evans sluit deze veel te korte biografische schets als volgt af: ‘Alleen in het verwrongen morele universum van het Derde Rijk had zo’n man mogelijkheden om op te stijgen tot dicht onder de top van de macht’. Nog geen dertig pagina’s blijkt echt onvoldoende om de persoon Hermann Göring geloofwaardig neer te zetten.
Joseph Goebbels krijgt slechts twintig pagina’s om tot leven te komen en op voorhand besef je al: ook deze man gaan we niet echt leren kennen. Goebbels was eenzaam in de partij en had weinig vrienden. Göring noemde hij ‘een klont bevroren stront’ en Himmler betitelde hij als ‘dat slinkse zwijn’. Goebbels was van nederige komaf en liep mank, kon daardoor niet in militaire dienst en studeerde af in literatuur en noemde zichzelf sindsdien Dr. Goebbels. Hij bekeerde zich al vroeg tot het antisemitisme en raakte in de ban van Hitler, die hem zou benoemen tot gouwleider van Berlijn. In 1933 benoemde Hitler Goebbels tot hoofd van het ministerie van Volksvoorlichting en Propaganda. Goebbels richtte meteen de Reichskulturkammer op. En in 1937 organiseerde hij een tentoonstelling van Entartete Kunst. Ook was hij nauw betrokken bij het uitbarsten van de Kristallnacht in 1938. En dan zijn we opeens al aangeland bij het einde van de oorlog waarin het gezin Goebbels roemloos aan zijn einde komt. Deze paragraaf is nauwelijks een biografische schets te noemen en ik heb niets gelezen wat ik niet al wist. Zeer teleurstellend.
Ernst Röhm speelde een belangrijke rol in de jammerlijk mislukte Bierkellerputsch van 1923. Hij zou daarna de SA onder zijn hoede krijgen. De SA groeide onder Röhms leiding van 77.000 leden in 1931 naar 450.000 leden in augustus 1932 en zelfs twee miljoen leden in 1933. De SA bleek extreem gewelddadig en dreigde een te sterke beweging te worden na de fusie met de Stahlhelm waardoor het aantal leden groeide naar meer dan vier miljoen. Hitler moest het reguliere leger tevredenstellen en besloot tot de Nacht van de Lange Messen, begin juli 1934. Hitler zelf arresteerde Röhm en beschuldigde hem van hoogverraad. Röhm kreeg een geladen pistool mee in zijn gevangenis maar weigerde zelfmoord te plegen omdat dat uitgelegd zou worden als een schuldbekentenis. Hij werd prompt door de nazi’s standrechtelijk geëxecuteerd in zijn cel. Röhm nam het standpunt in dat de SA, veertig keer groter dan het officiële leger, omgevormd moest worden naar een louter defensieve militaire macht, maar Hitler had daar totaal geen belang bij en eiste een aanvalsorganisatie. Daarom moest Röhm wijken, niet omdat hij een putsch zou beramen.
Röhm was homoseksueel en dat was bepaald geen wenselijk geachte genderidentiteit in die jaren. Zelf had hij er totaal geen moeite mee en kwam openlijk uit voor zijn geaardheid. Die hem desalniettemin wel degelijk in problemen zou brengen. De nazi’s zouden definitief afrekenen met homoseksuelen door hen massaal af te voeren naar concentratiekampen.
Ook Himmler krijgt niet meer dan twintig pagina’s. Eerder las ik De gebroeders Himmler van hun achternicht Katrin Himmler, die haar achternaam behield maar niet meegaf aan haar kinderen, geboren uit haar huwelijk met een joodse man. Haar boek geeft een aanzienlijk coherenter beeld van de gevreesde Gestapoleider dan Evans hier presenteert.
Irritant is dat Evans de geboorte- en sterfdatum soms gewoon niet, meestal ergens verscholen in de tekst geeft. Waarom niet in elke hoofdstuktitel, die steevast uit de naam van de beschreven persoon bestaat, die twee jaartallen vermeldt? Dat mag ik toch van een historicus verwachten!
Wel interessant is het hoofdstuk over Albert Speer die zich na de oorlog enorm inspande om zijn rechters te doen geloven dat hij een apolitiek volgeling van Hitler was die zich nooit schuldig had gemaakt aan misdaden of antisemitisme. Hij zou zeer mild gestraft worden hetgeen opmerkelijk is. In de laatste jaren van de oorlog was Speer verantwoordelijk voor de wapenproductie, maar Duitsland was absoluut niet in staat om de wapenproductie van de geallieerden bij te houden, laat staan te evenaren. Evenmin slaagden de nazi’s erin het technisch niveau van de geallieerde wapensystemen te halen. Meer dan een en een kwart miljoen Duitse soldaten sneuvelden in de laatste vier maanden van de oorlog! Eenderde van het totaal aantal gesneuvelde soldaten uit de gehele oorlog,
Speer werd veroordeeld tot niet meer dan twintig jaar gevangenisstraf. Hij stierf in 1981 als ‘een goede nazi’. Toen in latere jaren steeds duidelijker werd dat Speer volstrekt leugenachtige getuigenissen had afgelegd, zouden onder andere Joachim Fest en Wolf Jobst Siedler, de co-auteurs van Speers memoires zich tegen diens deconstructie verzetten.
In het laatste deel beschrijft Evans de levens van enkele uitvoerders, werktuigen zoals hij ze noemt. In de inleiding stelt hij, naar mijn idee volkomen terecht, dat het nazisme niet de ideologie van hen zonder opleiding of hen zonder succes was. Hier was een complete natie zozeer verblind dat het gezonde verstand geen plek van bestaan meer kreeg.
De biografische schetsen in dit deel verdienen die naam echter niet: grote stappen snel thuis maakt dit tot een zeer onbevredigend deel van dit maar matige boek, zo matig dat ik het niet aandurf hier van een ‘studie’ te spreken.
De vraag is nu of deze meer biografische benadering van het nazidom mij een ander of dieper inzicht heeft gegeven. Dat kan ik echter niet beweren. Het blijft voor mij een raadsel hoe al deze mensen zulke fervente en diep overtuigde antisemieten waren. En laten we er dan vanuit gaan dat het antisemitisme in die jaren vrij normaal en op zijn minst salonfähig was, dan nog is niet te begrijpen dat deze antisemieten de laatste brug over wilden steken, daar waar de mens zijn geweten heeft afgelegd, zijn moraal heeft afgeschud, waar wroeging geen rol meer zou spelen. Had niemand dan af en toe niet dat gevoel van: er klopt hier iets niet, dit kan toch helemaal niet? Dat fenomeen blijft voor mij een onontwarbaar raadsel. Evans heeft me hier geen stap dichterbij gebracht. Wat voorts opvalt is de bijna achteloze bereidheid onder mannen na het verlies van de Eerste Wereldoorlog en de smadelijke vernedering van de Duitse geest door Versailles, de achteloze bereidheid om geweld te gebruiken voor het realiseren van hun politieke dagdromerijen.
En in zijn algemeenheid meen ik toch dat je welk mens dan ook niet af kunt doen met twintig pagina’s. Ik neem slechts een voorbeeld: van het leven en handelen van Hermann Göring was ik redelijk op de hoogte. Alleen zijn gelakte nagels en gestifte mond waren voor mij nieuw. Maar die nieuwe kennis heeft me verder niets opgeleverd. En je mag natuurlijk ook niet verwachten dat je met biografische schetsen van eenentwintig volgelingen of paladijnen het meest duistere fenomeen uit de menselijke geschiedenis kunt duiden. Ik had veel meer willen lezen bijvoorbeeld over Rudolf Hess, die een enerverend leven moet hebben geleid maar Evans rent er in zevenmijlslaarzen doorheen.
Ik had me eigenlijk voorgenomen niets te zeggen over de keuze van Evans voor juist deze 21 namen maar vraag me toch af waarom hij von Papen in zijn rijtje opnam. Von Papen was een antidemocratische conservatieve katholiek die Hitler tot het einde bleef dienen maar niets ondernam tegen alle schandalige en misdadige praktijken van de nazi’s. Gewoon een fellow traveler en een nare man maar hij behoorde beslist niet tot de nazitop en was ook geen uitvoerder. In plaats van te kiezen voor deze von Papen had het mij logischer geleken Martin Bormann, of Alfred Jodl te kiezen.
En laten we wel zijn: er was niet heel veel intellectuele inspanning voor nodig om het eindeloze fabuleren van de nazi’s over de joden te ontzenuwen. Toch konden honderdduizenden goed opgeleide Duitsers die inspanning niet aan.
Heel eerlijk gezegd zie ik nauwelijks enige meerwaarde in deze ‘studie’ van Evans. In zijn recensie in de NRC is Bart Funnekotter erg lovend over dit boek maar ik vond deze biografische schetsen zeer onbevredigend en nauwelijks recht doen aan de beschreven personen. Niet een van de beschreven karakters is voor mij tot leven gekomen. En zo ontstond de merkwaardige situatie dat ik dit onbevredigende en zeer matig boek desondanks met grote belangstelling heb gelezen. Evans zal zijn feiten op orde gehad hebben en ik lees ieder boek over deze onvoorstelbare periode van de menselijke soort met de grootst mogelijke belangstelling. Maar er staan in mijn bibliotheek heel wat interessanter en vooral helderder boeken over opkomst en ondergang van de nazi’s.
Recensie door Enno Nuy
Richard Evans, Hitlers mensen. De gezichten van het Derde Rijk, Spectrum, 569 pagina’s. Vertaald door Rob de Ridder