Ik heb nog nooit gelogen – Elsbeth Etty
In haar inleiding bij de biografie van Hugo Brandt Corstius schrijft Elsbeth Etty dat diens opvatting van dat Frits Bolkestein verantwoordelijk was voor de opkomst van radicaal-rechts, in politicologisch onderzoek zou zijn bevestigd en verwijst daarvoor naar één enkele bron, Oudenampsen 2018. Dat is mij toch wat kort door de bocht en ik meen dat die bewering ook geen standhoudt. Maar ik begin vol goede moed aan deze fikse biografie en word niet teleurgesteld: Etty kan (natuurlijk) goed schrijven en etterbak Hugo geeft voortdurend aanleiding tot lach of glimlach. En passant kom ik het langste palindroom ter wereld tegen, uit het Fins. Saippuakivikauppias, het betekent speksteenverkoper.
In Hugo Brandt Corstius (1935-2014) was ik altijd al geïnteresseerd, ook al heb ik lang niet al zijn publicaties gelezen. Maar ik vond hem geestig en zonder pardon. Ik geloof niet dat hij ooit op een standpunt terugkwam en hij had nogal de neiging bij voorkeur stevige standpunten in te nemen. Ik herinner mij dat ik hem volgde in zijn houding tegenover Buikhuizen maar meende later dat de niets ontziende aanval op deze wetenschapper wel heel fors ad hominem was geweest. Nou, daar hoefde je bij Brandt Corstius niet mee aan te komen. In de zaak Weinreb vond ik hem echter wel overtuigend. Zijn Opperlan(d)se Taal & Letterkunde vond ik ronduit briljant. Ook in een ander opzicht was hij briljant: hij zou afstuderen en wiskunde in 1970 en vijf jaar later in algemene taalwetenschap. HBC was eerst en vooral een dwarsligger, de gevestigde orde verdiende a priori de grootst mogelijke scepsis.
Met bewondering en ongeloof lees ik dat HBC met wel tweeduizend vrouwen de liefde zou hebben bedreven. Tweehonderd daarvan zou hij zich nog hebben kunnen herinneren. Dat kan helemaal niet natuurlijk. Even rekenen: stel dat hij elke week met een andere vrouw het bed deelde, dan kom je op 52 vrouwen per jaar. Met die tweeduizend vrouwen zou hij dus achtendertigkommavier jaar bezig zijn geweest. Tja, onmogelijk is het niet, geloofwaardig evenmin. Maar dat je je tweehonderd bedpartners zou kunnen herinneren lijkt mij per definitie onmogelijk. Al die verhalen over de vrouwen die over elkaar heen buitelden om met HBC het bed te delen – en Etty tekent ze gretig op – ik vind ze dodelijk vermoeiend. Die HBC liep wel zijn pik achterna zeg, waar heb je zin in? Overigens heeft HBC een hilarische verklaring voor zijn promiscuïteit maar daarvoor zult u deze biografie zelf moeten lezen.
HBC kon een zuiger en naarling zijn. Hij mag dan briljant en geestig geweest zijn, hij was ook een pestkop en volgens mij – als ik Etty mag geloven – tamelijk zelfzuchtig. Zelfs bestond hij het Tamar (Renate Rubinstein), op wie hij lange tijd hevig verliefd was en die hij lange tijd stalkte, uit te maken voor neoantisemiet. En een collega die een belangrijke bijdrage aan zijn proefschrift leverde, werd door hem niet vermeld. Dat is een ronduit nare streek natuurlijk. Etty laat het hier bij een droge vermelding van dit feit, ze waagt zich niet aan een oordeel. Het voorval spreekt voor zich, denk ik dan en geef Etty gelijk. Maar het blijft een rotstreek. Monogamie was ook niet zijn sterkste eigenschap. En een erg beste vader schijnt hij ook al niet geweest te zijn. Zijn eigen kinderen hebben daar bij meerdere gelegenheden schriftelijk en publiekelijk kond van gedaan. Maar ondanks al deze slechte eigenschappen lijkt HBC mij een uiterst sympathieke kerel om wie ik toch wel smakelijk moet lachen. Kijk maar eens naar het interview tussen hem en Adriaan van Dis, u vindt het zo op YouTube.
Treurig is het lezen van het laatste deel van deze prachtige biografie waarin we deelgenoot worden van de langzame aftakeling van HBC die aan Alzheimer zou blijken te lijden. Een monument kwam te overlijden. Want het mag dan waar zijn dat HBC met uitzondering van Opperlanse Taal- & Letterkunde geen gedenkwaardig oeuvre na heeft gelaten, hij was ontegenzeglijk een markante en briljante persoonlijkheid. Onmogelijk om mee te leven ongetwijfeld maar dat was wel het laatste waaraan hij zich stoorde. Hij ging onverstoorbaar zijn gang en dat maakt hem voor mij tot een gedenkwaardig mens. Ik kan ervan genieten, nu nog steeds.
Op 19 november 2024 vond er in de Balie een gesprek plaats over HBC tussen onder andere Elsbeth Etty en Arnon Grünberg waarbij de laatste opmerkt dat, hoe je ook over HBC oordeelt, hij niet een indrukwekkend oeuvre heeft nagelaten. Dat ben ik met hem eens, het is ook het lot van de columnist die toch vaak de waan van de dag volgt. Veel van zijn columns zijn vermoedelijk ook lang zo interessant en brisant niet meer als toen ze verschenen. Ik begin er ook niet aan.
Maar HBC was als Battus vooral een ongekend taalkunstenaar. Dat demonstreert hij natuurlijk meer dan voortreffelijk in zijn Opperlandse Taal- en Letterkunde. Daarbij lette hij veel meer op vorm dan inhoud. Niemand die zo eindeloos kon spelen met taal als HBC. En het is werkelijk een genot om hem daarin te volgen. Zo formuleerde hij als J. Trapjes de gedachte: Geloof is intellectuele suïcide. En als Battus bedacht hij het schitterende palindroom: ‘s levens nevels. En wat denkt u van het enige woord dat acht medeklinkers achter elkaar bevat: angstschreeuw. En voor een grafschrift draaide hij de hand ook al niet om, getuige dit grafschrift voor Bolkestein: Hier ligt Bolk/Hij was de tolk/ van het heren- en Herrenvolk. En zo ontleedde hij het woord eindexamen: Het woord eindexamen zegt drie keer hetzelfde: eind, ex en amen. Een van zijn boeken kreeg de prachtige titel Mensenarm dierenrijk mee. En wat te denken van dit palindroom: Baas neem een racecar, neem een Saab. Ach, die man verzon zo eindeloos vele woorden, anagrammen en palindromen en wat al niet meer! Ronduit duizelingwekkend.
Elsbeth Etty schreef een werkelijk heerlijke biografie waarin HBC volop tot leven komt. Zij gaat niets uit de weg en benoemt ook alle ongemakkelijkheden in ‘s mans karakter zonder daar meteen een oordeel aan te koppelen. Ja, die Piet Grijs was me er eentje! Hij wordt node gemist, juist in deze tijd. Vergeleken bij ons huidig kabinet waren de kabinetten van Lubbers ongevaarlijke dameskransjes. Als hij Lubbers al met Goebbels vergeleek, hoe had hij dan in vredesnaam Wilders en Faber moeten karakteriseren? Gebruikte hij niet te vroeg de overtreffende trap? Deze biografie klinkt nog wel even na in mijn geheugen. Mijn eindoordeel? Die HBC was toch wel een prachtkerel!
Recensie door Enno Nuy
Elsbeth Etty, Ik heb nog nooit gelogen. Biografie Hugo Brandt Corstius, Em. Querido, 2024, 462 pagina’s