Verantwoordelijkheid en oordeel – Hannah Arendt
Hannah Arendt is een Amerikaanse filosofe van Duitse afkomst. Ze werd in 1906 geboren in Linden bij Hannover. Ze studeerde wijsbegeerte bij Martin Heidegger, Edmund Husserl en Karl Jaspers en later ook theologie en klassieke filologie. Ze was zich in het begin van de jaren dertig als geassimileerde joodse niet bewust van haar ‘joods’ zijn. In 1933 wordt Hannah Arendt door de Gestapo gearresteerd omdat ze politiek vervolgde mensen in Duitsland geholpen heeft. Het lukt haar daarna uit Berlijn naar Parijs te vluchten. Van 1935 tot 1938 geeft zij leiding aan de Parijse afdeling van de Jeugd-Aliyah, een organisatie die kinderen van joodse emigranten op een leven in Palestina voorbereidt. Van 1938 tot en met 1939 werkt zij voor de Jewish Agency in Parijs. Na de inval van de Duisters in Frankrijk wordt ze opgesloten in het interneringskamp Gurs in Zuid-Frankrijk. Na haar vrijlating slaagt ze erin om te emigreren naar de Verenigde Staten. Na de oorlog zette ze zich actief in voor de Jewish Cultural Reconstruction Organisation. In 1951 nam ze het Amerikaans staatsburgerschap aan (daarvoor was ze statenloos) en begon ze haar academische carrière. Zo werd ze hoogleraar aan de toonaangevende universiteiten van Berkeley, New York en Chicago. Ze stierf in 1975.
Hannah Arendt publiceerde ophefmakende werken als The Origins of Totalitarism, Vita Activa, Eichmann in Jerusalem, On Revolution en The Life of the Mind. Vooral haar boek over Adolf Eichmann veroorzaakte opschudding. Eichmann was als Obersturmbannführer verantwoordelijkheid voor de deportatie en vernietiging van de Europese joden, een taak die hij met grote bureaucratische nauwgezetheid uitvoerde. Hij nam ook persoonlijk de leiding van de vervolging van de Hongaarse joden en trad hard op tegen elke poging om joden te redden. In 1960 werd hij door de Israëlische geheime dienst ontvoerd uit Argentinië en in Jeruzalem berecht. Het proces Eichmann veroorzaakte een schok in de hele westerse wereld en vooral bij de Duitsers omdat die voor het eerst sinds de oorlog terug geconfronteerd werden met het de verschrikkingen van het Derde Rijk. Wat Arendt en andere waarnemers zo trof was de quasi totale onverschilligheid van Eichmann bij het aanhoren van de getuigenissen tegenover hem. Hij was trots op het feit dat hij zijn taak zo nauwkeurig had uitgevoerd. Hij had, zo verklaarde hij, gewoon de bevelen die hem werden opgedragen uitgevoerd en voelde zich derhalve niet schuldig.
Hannah Arendt omschreef de zaak Eichmann als de ‘banaliteit van het kwaad’. Wat Eichmann dreef was volgens haar geen kwestie van wreedheid, maar van het meest stompzinnige plichtsbesef. De ineenstorting van de moraal tijdens de naziperiode was volgens haar niet te wijten aan de onwetendheid of kwaadaardigheid van mensen die er niet in slaagden morele ‘waarheden’ te onderkennen maar aan de ontoereikendheid van morele ‘waarheden’ als criteria om te beoordelen waartoe de mens in staat was gebleken. Haar beschrijving van Eichmann van een man die monster noch duivel was, maar desalniettemin een instrument kon zijn van het meest extreme kwaad, leidde aanvankelijk tot onbegrip en verontwaardiging vooral bij de vele joodse slachtoffers. In feite praatte ze niemand goed, maar poogde ze een beter beeld te krijgen in de eeuwenoude discussie over goed en kwaad en over de mate van de eigen verantwoordelijkheid van elke mens daarbij. Door de storm van controverses kwam ze tot een heroverweging van fundamentele vragen over de aard van het kwaad, het maken van morele keuzes en, het belangrijkste van al, het allesomvattende verband tussen verantwoordelijkheid en oordeel.
De essays die Hannah Arendt hierover schreef in de laatste tien jaar van haar leven, werden gebundeld in Verantwoordelijkheid en oordeel. Dit boek is belangrijk om haar opvattingen over moraliteit te begrijpen. Het is ook een onmisbaar onderzoek naar een van de meest verontrustende en belangrijke problemen van onze tijd: het kwaad. Hannah Arendt confronteert ons met de ontoereikendheid van traditionele ‘waarheden’ als maatstaven om te beoordelen waartoe mensen in staat zijn. Zo komt ze tot de ontdekking dat er naast het radicale kwaad dat ze heeft behandeld in The Origins of Totalitarism een nog verderfelijker kwaad bestaat, los van politieke ideologieën. Ze heeft het over het kwaad dat voort blijft woekeren zolang de dader geen wroeging voelt en zijn daden vergeet zodra hij ze heeft begaan.
Is moreel gedrag vanzelfsprekend? Hannah Arendt verwerpt het en wijst terecht naar de morele ineenstorting in nazi-Duitsland waar zelfs het gebod ‘Gij zult niet doden’ finaal werd omgekeerd tot ‘Gij zult doden’. Bij morele overwegingen over zijn gedrag kan de mens alleen bij zichzelf te rade gaan. Diegenen die zich in hun gedrag verschuilen achter de plicht tot ‘gehoorzaamheid’ aan het systeem zeggen daarmee eigenlijk dat ze het systeem dat hen tot die gehoorzaamheid verplicht ‘ondersteunen’. Moreel gedrag heeft niets te maken met gehoorzaamheid aan welke wet dan ook die van buitenaf wordt opgelegd. Net als Nietzsche verwerpt ze dan ook de onderwerping aan goddelijke of natuurlijke wetten waar alle specifieke gevallen in onder te brengen zijn. Ze sluit eerder aan bij de categorische imperatief van Kant dat iedere regel onjuist is die niet tot een universeel geldige wet kan worden gemaakt. “We horen handelingen niet als verplicht te beschouwen omdat ze geboden van God zijn, maar we horen hen als goddelijke geboden te beschouwen omdat we ons er innerlijk toe verplicht voelen.” Zonde of misdaad kan dus enkel het gevolg zijn van de weigering van het individu om zijn rol te spelen als wetgever van de wereld. Misdaden blijven misdaden, ook al worden ze door een regering gewettigd, aldus Arendt.
Ze verwijst ook naar Socrates die meende dat het beter is kwaad te ondergaan dan kwaad te doen. Opnieuw speelt het ‘zelf’ hier een cruciale rol. Wie kwaad doet wordt immers veroordeeld om samen te leven met een boosdoener. “Het is beter met heel de wereld in onmin te leven dan, één zijnde, met mijzelf in onmin te leven.” Aldus hangt het gedrag van de mens tegenover anderen af van het gedrag tegenover zichzelf. Niet gebruiken, gewoonten of wetten van goddelijke of menselijke oorsprong zeggen wat de mens moet doen, maar wel de beslissing die hij neemt met betrekking tot zichzelf. Maar Arendt beseft dat dit alleen mogelijk is als de mens in staat is om te denken, met zichzelf in dialoog te treden en zich te herinneren wat ze gedaan hebben. De nazimisdadigers deden vrijwillig afstand van hun persoonlijkheid, ze werden ‘niemand’ en weigerden na te denken over wat ze deden en gedaan hadden. Ze schakelden hun wil uit en dat is in feite de gemakkelijkste houding die bestaat want dan hoefden ze niet te kiezen tussen goed en kwaad.
In haar essay ‘De plaatsbekleder: schuld door stilzwijgen’ gaat Hannah Arendt ook in op het verzuim van paus Pius XII om openbaar een ondubbelzinnige uitspraak te doen over de massamoord op de Europese joden. Nochtans beschikte hij over alle relevante informatie. Volgens sommigen kon hij dat niet doen omdat Hitler anders het concordaat met het Vaticaan zou verbreken. Maar Arendt wijst op de vreselijke gevolgen van die houding. Zo besloten de Duitse kerkelijke autoriteiten om de Neurenberger wetten te volgen die huwelijken tussen ariërs en joden verboden en zelfs sacramenten te onthouden aan bekeerde katholieken van joodse afkomst. Deze katholieke ‘niet-ariërs’ moeten zich op weg naar de gaskamers wel door iedereen in de steek gelaten hebben gevoeld, niet in het minst door de plaatsbekleder van Christus op aarde, zo schrijft Arendt.
In het essay ‘Auschwitz voor het gerecht’ over de processen tegen nazimisdadigers in 1963 in Frankfurt gaat Hannah Arendt scherp in op de individuele verantwoordelijkheid van de SS’ers die er dienstdeden. Het is een indrukwekkend stuk waarin ze de klassieke verontschuldiging van ‘Befehl is Befehl’ tot op het bot ontkracht. Het was voor SS’ers betrekkelijk gemakkelijk om niet te moeten dienen in de kampen. Auschwitz was gebouwd door de regering om massa’s mensen te vermoorden en dit volgens strikte regels en binnen een geordende planning. Maar uit talrijke getuigenissen blijkt dat alles afhing van de luimen van de dienstdoende officier en zijn ondergeschikten. “Omringd door een nooit eindigende aanvoer van mensen die hoe dan ook waren voorbestemd te sterven, konden de SS’ers in feite doen wat ze wilden”, stelt Arendt vast. Ze konden zelf de beslissing nemen goed of slecht te zijn. Bijna allen kozen voor het kwade, voor sadisme, voor moord. Ze kozen ervoor om te doden en aldus verder te leven met hun eigen boosdoener.
Het werk van Hannah Arendt krijgt sinds enkele jaren opnieuw meer aandacht. Ook in België en Nederland bestaat er een groeiende belangstelling. Deze verzameling essays zijn bijzonder interessant om de achtergrond van haar boeken Eichmann in Jerusalem en The Life of the Mind te begrijpen. Voor lezers die haar niet kennen, vormen deze essays een goede introductie tot haar filosofisch denken.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Hannah Arendt, Verantwoordelijkheid en oordeel, Lemniscaat, 2004, 274 blz.