De onderwerping – Philipp Blom

De onderwerping – Philipp Blom

Het zijn vooral de westerlingen die in Genesis de mens buiten de natuur plaatsten. De Chinese filosofische tradities vertellen ons dat de weg aangeeft hoe en waarheen de natuur gaat. Ik denk niet dat de partij van Xi Jiping nog heel veel opheeft met de filosofische tradities maar dit terzijde. De meeste samenlevingen, met uitzondering van het christelijke Westen, beschouwen mensen als deel van een gesloten systeem. En daar is of was het ondenkbaar dat de mens boven de natuur zou staan. Maar het is een misverstand te denken dat pas in Genesis de mens boven de natuur werd geplaatst. Op vazen uit de Uruk-tijd, ongeveer 3200 tot 2900 vóór onze jaartelling zien we al dat goden aan de top staan, daaronder de mensen, daaronder de dieren, vervolgens de planten en helemaal onderaan zien we de golven van de aardse wateren. En we vinden een nog vroegere versie van de onderwerping van de natuur in het Gilgamesj verhaal dat tot zes millennia vóór onze jaartelling dateert. In de Gilgamesj komt al het verhaal van de ark voor, hier gebouwd door Oetnapisjtim. En ook het Bijbelse verhaal van Eva die de verboden vrucht eet (dat dat een appel zou zijn, is pas later verzonnen) wordt voorafgegaan door het verhaal van de godin Inana die heel wat eerder dan Eva, leunend tegen een boom een vrucht aanneemt van een slang. En koning Sargon van Akkad wordt ver voor Mozes in een mandje de rivier opgeduwd. En Gilgamesj is de grote onderwerper die alles en iedereen overheerst maar uiteindelijk niet zijn zin krijgt.

Klimatologische omstandigheden speelden een grote rol bij het onderwerpen van de natuur maar in het algemeen gaat men ervan uit dat mensen planten en dieren domesticeerden tijdens de overgang naar de agrarische samenleving en belastingheffingen met name op graan hun intrede deden. De wereld bestaat uit heersers en beheersten maar zelfs de koningen moesten offeren aan de goden boven hen. En de natuur bestond alleen als bedreiging of hulpbron. En zo weerklinkt Gilgamesj in de bijbel, Odysseus, Parsifal en Faust. Alles is van alle tijden. Sommige wetenschappers gaan ervan uit, onder meer gebaseerd op opgravingen in Knossos, dat de pre-agrarische samenlevingen of tenminste de samenlevingen voorafgaande aan de grote vloed primair matriarchaal waren totdat patriarchale landbouwers de positie van de vrouw ondermijnden en uiteindelijk vernietigden en verdrongen uit het collectieve geheugen. In Deuteronomium wordt dit laatste nog eens uitvoerig beschreven. De christelijke god deed er alles aan een hele cultuur te vernietigen. Maar zekerheid omtrent dat beeld van een matriarchale structuur van vroege samenlevingen hebben we beslist niet.

De eerste kunstuitingen die bewaard zijn gebleven zijn zonder meer aan te merken als meesterwerken. Die mensen zijn ook op andere gebieden niet dom geweest ook al was hun kennishorizon beperkter dan die van ons. Maar wanneer overheersing van man over vrouw of mens over dier is begonnen weten we gewoon niet. We weten wel dat godinnen al relatief snel uit het Pantheon verbannen werden. Maar ook uit de grottekeningen kunnen we niet afleiden dat de mens zich boven de natuur verheven voelde. Was Assurbanipal die leefde van 669 tot 631 voor onze jaartelling de eerste heerser die alles en iedereen in zijn enorme rijk onderwierp? In de Babylonische ballingschap werden de Judeeërs joden en dat is tevens de periode dat de vijf boeken van Mozes, de Thora en een deel van de bijbel door geleerden werden geconcipieerd. Vol met herhalingen en tegenstrijdigheden maar dat was onvermijdelijk omdat iedere gemeenschap zich in die teksten moest kunnen vinden.

Dat hele verhaal van de goden die mensen schiepen om hen voor zichzelf te laten werken, hun teleurstelling over diezelfde mens en hun straf in de vorm van een zondvloed, het bestond allemaal al in het Babylonische rijk. De christelijke god was wraakzuchtig en jaloers en hij was het die de mens in Genesis de opdracht gaf de aarde te onderwerpen en te heersen “over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte dat op de aarde kruipt!” En er bestaat geen twijfel over de gebruikte termen, Blom toont ondubbelzinnig aan dat er geen sprake is van ‘lost in translation’. Het waren de gelovigen in de christelijke God die het onderwerpen van de natuur als eersten opschreven. Hoe het ook zij, het succes van die christelijke god was onmiskenbaar en bij mijn weten is nooit onomstotelijk vast komen te staan hoe dat eigenlijk mogelijk was. Wat was er nou zo uniek aan zo’n onbeduidende sekte dat dat goddelijke gedachtengoed uit kon groeien tot een van de twee wereldgodsdiensten?

Augustinus was een losbol die zich uiteindelijk tot de christelijke leer bekende en ook hij meende dat de mens alle aardse wezens beheerst. Omdat de mens intelligentie bezit en het dier niet. En vergeet niet: het dier kruipt (vogels ook?) en is dus onderdanig aan de rechtop gaande mens! Had Augustinus zich jarenlang tien slagen in de rondte geneukt, nu raakte hij bezeten door de gedachte aan de zonde van de wellust. Augustinus is de geestelijk vader van de preutsheid en de schaamte en tot de dag van vandaag lijdt de mens daaronder! En hij was ook nog eens de aartsvijand van de menselijke nieuwsgierigheid want hij wist heel goed dat de mens door de ratio wel eens op heel andere gedachten zou kunnen komen dan de door god uitgestippelde weg. Hoe het ook zij, met het christendom triomfeerde ook het idee van de onderwerping van de natuur, aldus Blom. En al heel erg snel bleken de piketpalen van het kerkelijke mensbeeld en de verhouding tot de natuur definitief geslagen.

Aanvankelijk werd Christus vooral voorgesteld als pancrator en kosmokrator, een beeld dat pas na de pestepidemieën verdrongen werd door de lijdende verlosser aan het kruis. In zijn strijd tegen de wellust castreerde Origenes zichzelf, anderen gaven zich over aan ascese. Dan volgt een prachtig verhaal over de val van Icarus aan de hand van een (kopie van een) schilderij van Pieter Brueghel de Oude. En even zo fascinerend is de geschiedenis van de Chinese gecastreerde moslim Zeng He, vlootadmiraal tijdens de Mingdynastie, die leefde van 1371 tot 1433 of 35. Blom laat zien waarom de handelsroutes vanuit Europa naar de Oriënt zo succesvol waren: dat was alleen mogelijk dankzij de vrijwillige terugtrekking van de Chinezen uit de handel over zee. Ook al verschillen het Confucianisme en Taoïsme hemelsbreed van de christelijke leer van het ‘onderwerp de aarde’, toch gingen beide beschavingen op tamelijk identieke wijze met hun natuurlijke hulpbronnen om. Ook in de Oriënt sneuvelde biodiversiteit, ook hier een intensieve landbouw en uitbuiting van natuurlijke hulpbronnen.

En ook het Ottomaanse rijk liep tegen schaalproblemen aan. Hoe groter een rijk, hoe zwaarder de inspanning om alles onder controle te houden. De Ottomaanse vloot heerste vooral op de Middellandse Zee en bezat zodoende geen havens aan enige oceaan. De Europeanen hadden wel zulke havens en bereikten een definitief voordeel toen de route om Zuidelijk Afrika werd ontdekt. Buitendien bedienden de Europese legers zich meer en meer van vuurwapens, waarvan de ontwikkeling in het Ottomaanse rijk ver achterbleef omdat men in die contreien voornamelijk tegen ruitervolken streed waartegen vuurwapens weinig konden uitrichten. Daarnaast begingen de Ottomanen zowel in 1485 als 1515 de kapitale blunder te bepalen dat er geen boeken meer gedrukt mochten worden. De moderniteit moest uit de buurt gehouden worden, de islam stond op traditie en wantrouwde nieuwsgierigheid en wetenschap.

In Europa kon geen groot rijk ontstaan, er waren teveel koningen en keizers, zodat zich na de val van het Romeinse rijk geen schaalproblemen meer voordeden. En al die elkaar beconcurrerende rijken en rijkjes zorgden er ook nog eens voor dat oorlogstechnieken en vuurwapentechniek snel innoveerden. Tussen 1400 en 1500 werd er in Europa ieder jaar wel ergens gevochten en oorlog is de vader van alle dingen. Zelfs Descartes berekende kogelbanen als militair voor hij als filosoof zijn eerste bedenksels produceerde. Inmiddels begonnen in Europa de verschillende christelijke kerken en sekten elkaar te vuur en te zwaard bevechten. Er werd over en weer wat afgemoord uit naam van telkens dezelfde God!

En natuurlijk ontkomen we niet aan Descartes (1596-1650) die in zijn onmetelijke domheid bleef volhouden dat dieren niet konden voelen en dat hij dus straffeloos de meest wrede experimenten met hen kon uithalen. Over onderwerping van de natuur gesproken! Descartes zag alleen het intelligente gebruik van taal als bewijs voor een ziel (en dus gevoel) en dat konden dieren niet leveren. Zelfs de in Cambridge docerende filosoof Henry More (1614-1687) kon hem niet op andere gedachten brengen. Twee generaties eerder had Montaigne (1533-1592) echter al laten zien dat de animale domheid het er in alle opzichten beter af dan de goddelijke intelligentie van de mens. Maar die woorden waren aan de idioot Descartes niet besteed!

En natuurlijk kunnen we ook niet om Spinoza (1632-1677) heen. God is overal, God is natuur en natuur is God. Maar als dat zo is, als God en natuur inwisselbaar zijn, dan is de wereld dus volmaakt en hoeft zij geen ander doel na te streven dan te gehoorzamen aan de eigen orde. Dus het leven en de natuur verwijzen naar niets anders dan zichzelf. Dat trekt de mens echter niet, die heeft allang in de hemel het heilige doel gezien, liever de gemakkelijke illusie dan de ongemakkelijke waarheid. Spinoza bekritiseerde niet zozeer God als wel de domme mens. Toch werd hij door de Joodse gemeenschap verstoten en de theologen van zijn tijd verklaarden dat het denken van Spinoza het door de duivel zelf geschreven gebroed van de hel was.

En met de Verlichting kreeg de onderwerping van de natuur simpelweg een seculiere aankleding. Maar als het mogelijk was zonder christendom moreel te leven en de natuur te verklaren zonder zich op god of de bijbel te beroepen, waar is god dan nog goed voor? Op Allerheiligen 1755 voltrok zich de afschuwelijke aardbeving in Lissabon, al snel gevolgd door een vernietigende tsunami. Hoe kon een goede god zoiets steeds laten gebeuren? De aardbeving werd al gauw een geestbeving.

De Europeanen die Amerika binnenvielen waren er ook gauw uit. De eerste gouverneur van Massachusetts Bay Colony schreef: “Het land kent geen eigenaar en is nooit bemest of onderworpen geweest, en het behoort ieder toe die het wil bezitten en verbeteren”. En volgens Jefferson hadden de oorspronkelijke inheemse bewoners zichzelf tot slaaf gemaakt! Voor wie het nog niet wist: Amerika is een treurig en misdadig misverstand. Voltaire schreef dat aan elke zak suiker slavenbanden kleefde maar dat weerhield hem er niet van te investeren in die suikerplantages. Moraal? Ook Rousseau wordt in dit verband nog maar eens geciteerd: “De ware grondlegger van de burgerlijke maatschappij was hij die als eerste een stuk grond omheinde en zich verstoutte te zeggen “Dit is van mij” en onnozelaars trof die hem geloofden”. Overigens blijkt uit archeologische vondsten dat ook jager-verzamelaars privé-eigendom kenden.

En kijk toch eens hoe verbluffend gemakkelijk de grote Hegel (1770-1831), die ook onzin debiteerde over de verhevenheid van de (Europese) mens boven de natuur, over elke aandrang tot nuancering heen sprong en het meest schandalige vooroordeel uit de geschiedenis produceerde: “Uit al die meermalen aangevoerde trekken blijkt dat het de bandeloosheid is die het karakter van de negers kenmerkt. Die toestand kan geen ontwikkeling en vorming doormaken, en zoals we hen nu zien, zijn ze altijd geweest”. Dit is werkelijk onvergeeflijk en wat mij betreft mag Hegel samen met Descartes verbannen worden naar de eeuwige mestvaalt van onze geschiedenis. En toen Kant in 1764 als jongeman een ‘neger’ tegenkwam en een discussie over kunst begon oordeelde hij al snel: “Die vent was van top tot teen helemaal zwart, een duidelijk bewijs dat wat hij zei dom was.” Hup, laat Kant Hegel en Descartes maar gezelschap gaan houden. Grote denkers, menen wij maar hun stompzinnigheid is onvergeeflijk.

Namen de wetenschappen sinds de Verlichting een enorme vlucht, dat veranderde niets aan de verhevenheid van de mens boven de natuur. Je kunt hoogstens zeggen dat het zwaartepunt van een moraaltheologisch standpunt verschoof naar een meer wetenschappelijk. En ofschoon Darwin de mens van de troon stootte waarop de bijbel hem geplaatst had, meende ook deze grote wetenschapper dat de Afrikaner dichter bij de apen stond dan bij de mensen! En het behoeft nauwelijks nog nader betoog om je te realiseren hoezeer de industriële revolutie de overheersing van de natuur in de hoogste versnelling slingerde.

Maar in de moderniteit gebeurde er iets afschuwelijks. Beheerste de mens tot dat moment de natuur, nu had ze via haar militair-industrieel complex wapentuig ontwikkeld waartegen de mens zelf niet meer bestand was. Zijn onze machines de nieuwe goden, die de mens ook de onderwerping van de natuur uit handen nemen? Wel, met algoritmes en kunstmatige intelligentie is de mens hard op weg zichzelf overbodig te maken.

Niettemin raast de mens voort en poogt het universum te doorgronden, te begrijpen, te doorvorsen en beheersen. En communist of kapitalist, de mens denderde maar door in zijn ijver de aarde te onderwerpen en daarmee kapot te maken. Tot de dag van vandaag werd de koers nimmer verlegd. Er zijn geen signalen dat het beter gaat, dat we onszelf door hebben. Of zoals Blom het uitdrukt: de curve van het menselijk succes, de geslaagde onderwerping, wijst in de richting van de vernietiging. Even dachten we met Fukuyama dat het liberale gedachtegoed het pleit in haar voordeel had beslist. Niets is minder waar. Het illiberale denken neemt hand over hand toe en het Westen heeft noch Libië, noch Afghanistan noch Irak kunnen overtuigen van de klaarblijkelijke voordelen van de westerse democratie.

Een van de mooiste zinnen uit dit boek: “Het Westen heeft lang de doctrine van de onderwerping als leidraad gehad, tot het gebruik van aardolie de successen exponentieel liet exploderen, sneller dan de mogelijkheden tot reflectie.” Wat kan ons nog redden, welk idee, welk narratief.

Hoe heerlijk is het om bij Montaigne te lezen: “Is er iets groteskers denkbaar dan dat zo’n zielig armzalig schepsel, dat nog niet eens zichzelf in de hand heeft en aan alle kanten kwetsbaar is, zich heer en meester noemt van het heelal, terwijl hij daar zelfs het geringste deel nog niet van kent, laat staan dat hij hem kon gebieden?”

Met de relativiteitstheorie en de kwantumfysica hebben we het tijdperk van de empirische waarneming verlaten en we merken daar nog bij op dat de kwantummechanica in essentie contra-intuïtief is. Voeg daaraan toe de cybernetica, mycologie, de bestudering van het microbioom, de epigenetica, en we realiseren ons steeds meer dat we ons eigen psychogram drastisch moeten gaan herschrijven. Maar onontkoombaar dringt zich aan ons op dat we bezig zijn onszelf onderuit te schoffelen. De klimaatcrisis is de voorbode van slecht nieuws, vertelt ons de kroniek van een naderende dood, heftig ontkend door ongeveer de helft van de menselijke samenleving, immers een inconvenient truth. Blom gaat in deze meer dan voortreffelijke studie niet in op de essentie van het tot nog toe meest succesvolle maar uiteindelijk ook meest dodelijke economisch paradigma: het kapitalisme blijkt een jammerlijke mislukking, het primaat van de vrije markt maakt niet slechts dat we in eigen voet schieten maar dwars door het hart.

Hoe het ook zij, de maakbaarheid, de beheersing van de natuur blijkt nu een fabel van epische omvang. De mens die offerde aan de goden, de mens die de metaforische taal van het animisme sprak, leek zich meer bewust van de diepe band met de wereld om hem heen dan de natuurwetenschappelijke mens die geneigd is zich niet meer te realiseren dat het geheel meer is dan de som der delen.

In zijn helaas wat schematisch slothoofdstuk bepleit Blom dat de mens eindelijk eens de theologische coulissen van de Verlichting afbreekt, het lineaire toekomstdenken opgeeft, de vooruitgangsgedachte verlaat. Wij mensen hebben een beeld nodig, een narratief dat we de moeite waard vinden. Alleen een wereld waarin wij besef hebben van de wederzijdse verwevenheid op alle denkbare niveaus en de verbondenheid die daarbij hoort, heeft kans van slagen. Blom blijft hier jammer genoeg vaag maar misschien is het ook niet redelijk meer van hem te verwachten. Zoals Adam en Eva uit het paradijs werden verdreven, zo niet homo sapiens uit haar biotoop van onderwerping van de natuur worden verbannen. Maar hoe doen we dat in de moderne dichotomie? Juist nu het erop aankomt dat de menselijke soort zich in moet spannen voor meer draagkracht voor een gezamenlijk verhaal, zijn we dieper dan ooit verdeeld door fake news, alternative facts, algoritmes en AI. Ach, beklagenswaardige mens, Philipp Blom schreef een prachtig boek over u. Paarlen voor de zwijnen?

 

Recensie door Enno Nuy

Philipp Blom, De onderwerping, De Bezige Bij, 2023, 351 pagina’s

Print Friendly and PDF
Poetins filosoof. Alexander Doegin – Victor Kal

Poetins filosoof. Alexander Doegin – Victor Kal

De zelfdenker: Karel van het Reve – Willem Melching

De zelfdenker: Karel van het Reve – Willem Melching