Christenfundamentalistische jeugdpropaganda - Floris van den Berg
Als een mens zich naakt laat zien, verlaagt hij zich tot het niveau van een dier, dat geen schaamte kent. Eberhard Mühlan
Ik kreeg een wonderlijk boekje in handen: Tussen 12 en 17. Tips voor tieners (1997, vertaald uit het Duits, oorspronkelijk uit 1990) van Eberhard Mühlan. Mijn vriend Willem (31) vertelde me dat hij toen hij 12 jaar was dit boekje van zijn vader kreeg. Met veel moeite heeft Willem zich aan het benauwde christelijke milieu van zijn ouders ontworsteld. Hij vertelde over dit boekje waarin allerlei seksuele taboes en leefregels aan kinderen van christelijke ouders worden opgedrongen. En nee, het is niet 1570 of 1950 maar gewoon anno nu, in Nederland. Opvallend is dat hoe orthodoxer de religieuze leer, hoe meer kinderen er geboren worden. Ook Willem komt uit een godvruchtig kinderrijk gezien. Gelovigen planten zich gretig voort om nieuwe gelovigen te creëren. Als er dan eens eentje afvalt, blijven er nog genoeg anderen over. De aanwas van religie geschiedt via de voortplanting, nauwelijks door bekering, want de geloofwaardigheid van het religieuze narratief en de aantrekkingskracht van de religieuze ge- en verboden zijn voor mensen die er niet in groot gebracht zijn, zo goed als afwezig.
Een zoektocht op internet leert dat de christelijk conservatieve religiewetenschapper Eberhard Mühlan (1947) dertien kinderen heeft, zes eigen en zeven adoptiekinderen. Ik heb met die kinderen te doen. Hij heeft, samen met zijn vrouw Claudia Mühlan, ook Het grote handboek voor het gezin (2003) gepubliceerd. In de titel geen verwijzing dat dit boek vanuit een christenfundamentalistisch perspectief geschreven is. Er blijkt een hele reeks opvoedboekjes van hem te bestaan. In Tussen 12 en 17. Tips voor tieners schrijft hij: ‘Probeer je voor te stellen dat ik tegenover je zit.’ Zie je het voor je: jij bent twaalf en Mühlan komt jou op het hart drukken niet te masturberen. Dat lijkt me niet echt een plezierig open gesprek, maar dat is natuurlijk ook helemaal niet zijn bedoeling. Hij schetst een wereld van Goed en Kwaad waarbij de christenen staan voor het goede (hij rept niet over de elkaar bestrijdende vormen van christendom) en alle anderen voor het Kwaad.
Mühlan wil jongeren behoeden voor roken, seks, masturbatie, tijdschriften, pornografie, drank, bloot, onbeleefd zijn, popmuziek en vooral hardrock, stelen, ongehoorzaamheid jegens de ouders en vandalisme. Hij waarschuwt de puberlezer om niet op het verkeerde pad te raken en niet mee te doen met de anderen die gebonden zijn aan ‘nicotine, alcohol en de mening van anderen’. Het meedoen aan mode en commercie is ook allemaal het verkeerde pad. Satan is echt overal, ook (linkse) ‘wereldverbeteraars’ zijn des duivels. Mühlan gelooft dus in de duivel. Satan ligt overal op de loer en probeert mensen te verleiden, met tijdschriften, Fantasy novels, popmuziek: ‘Satan en zijn demonische machten proberen macht over de mensen te krijgen.’ Het is nogal een vreemde opsomming, want het lijkt me dat bijvoorbeeld vandalisme en diefstal ook buiten christelijke kringen verboden zijn en in de opvoeding aandacht krijgen. Ik vind trouwens ook dat kinderen niet moeten roken, drinken en drugs gebruiken, omdat het niet goed voor hun gezondheid is. Dat gezondheidsaspect noemt Mühlan niet. Christenen lijken geobsedeerd door porno, ik ben nog geen bladzijde aan het lezen of het gaat al over porno en ‘harde videos’.
In het bondige boekje slaagt Mühlan erin een anti-humanistische, intolerante, op nonsens gestoelde reeks van geboden op te sommen. Het boekje is een doempreek voor kinderen. Hij doet net of hij vriendelijk is en je begrijpt, maar hij wil zijn lezers gewoon in een christenfundamentalistische mal drukken, net als ouders doen die dit boek aan hun kinderen geven.
Telkens doet Mühlan een beroep op het geweten en hij dreigt dat je een slecht geweten zult hebben als je je niet aan die lange lijst van ge- en verboden houdt. Maar het geweten is grotendeels een sociaal construct: het is de geïnternaliseerde stem van je omgeving, van je ouders, van de leraren, van de dominee, van Mühlan. Het vervelende is dat dat geweten zich in de jonge jaren vormt en dat je, als je met moeite uit het christelijke keurslijf stapt, dat geweten tegen wil en dank nog altijd meedraagt. Dus dat je je nog steeds schaamt, terwijl je niet meer gelooft. Dat aanleren van een vals geweten is de immorele achterlijkheid die kenmerkend is voor geloof en waarvoor totaal misplaatst respect wordt geëist. Mühlan benadrukt dat er een eenheid is van christelijk gezin, kerk en christelijke school. Dat betekent dat kinderen die in een dergelijk gezin opgroeien, nauwelijks kans hebben om uit de klauwen van Jezus te ontsnappen.
Mühlan heeft het wereldbeeld van ongeletterde woestijnherders van 2000 jaar geleden. Het wetenschappelijk wereldbeeld dat verklaart hoe de mens is ontstaan net als alle andere diersoorten en dat de mens gemeenschappelijke voorouders heeft met de apen, is niet aan hem besteed. Hij waarschuwt zijn jonge lezers dat als ze, op school of ergens anders, iets horen dat niet strookt met de christelijke leer, dat deze laatste altijd prevaleert.
Mühlan besteedt er weinig aandacht aan, maar zijn creationisme is wel duidelijk wanneer hij schrijft dat op school wordt onderwezen dat de mens ‘waarschijnlijk van de apen afstamt’. Dat is een veel voorkomende, maar valse voorstelling van zaken’ van de evolutietheorie (zo’n misrepresentatie wordt een stropopdrogreden genoemd). De mens behoort tot de familie van de (mens-)apen en deelt met de andere apen een gemeenschappelijke voorouder. Hij schrijft: ‘Tot nu toe heeft niemand dat kunnen bewijzen.’ Dat is een onware uitspraak: er is veel wetenschappelijk bewijs voor deze kennisclaim. Mühlan schuift de wetenschap terzijde en schrijft: ‘Dan kunnen we beter vertrouwen hebben in wat we in de bijbel lezen: dat God de hele aarde en de mensen heeft geschapen, niet uit een aap, maar naar zijn eigen beeltenis.’
Mühlan probeert kort de biologie van de puberteit te beschrijven, maar dat is voor hem lastig want blijkbaar zijn veel woorden taboe. Penis wordt aangeduid als ‘lid’ en ‘sperma’ als ‘zaadvloeistof’. Voor de vagina gebruikt hij het woord ‘geslachtsdeel’ of ‘schede’. Voor Mühlan is seks ‘penis in vagina-seks’ binnen het huwelijk, maar die woorden vermijdt hij. Dit is hoe hij seks beschrijft: ‘[…] het geslachtsverkeer, waarbij de man zijn lid in de schede van de vrouw steekt en beiden door de beweging van het lid een gevoelsmatig hoogtepunt bereiken.’ Dat is wel een beperkte opvatting van seks. Orale, manuele, anale seks vallen er blijkbaar niet onder.
‘Een mens, die zonder veel na te denken slechts doet wat anderen hem voorschrijven, zal nooit een zelfstandige persoonlijkheid worden.’ Het is echter moeilijk om zelfstandig te denken wanneer je dag in dag uit aan indoctrinatie wordt blootgesteld en wanneer kennis van andersdenkenden weg wordt gehouden. Het citaat kun je ook lezen als een aansporing om vooral niet met de seculiere meerderheid mee te doen: ‘Je moet er dus goed over nadenken wie je bewondert en wie je als voorbeeld wilt nemen.’ Dat lijkt mij ook. Maar waarom zou je christenfundamentalisten als lichtend voorbeeld nemen? ‘Als ook nog kritiekloos naar alles geluisterd wordt wat de radio uitzendt, stel je je bloot aan een gevoelsmatige en geestelijke vergiftiging.’ Het boekje is nog van voor het internettijdperk. Hij heeft een punt dat je niet kritiekloos alles zo maar tot je moet laten komen. Een vereiste daarvoor is dat je de vaardigheid hebt om kritisch te denken, maar wanneer je gehersenspoeld bent met religieuze propaganda die het tegenovergestelde is van kritisch denken, dan is dat schier onmogelijk. Het heeft mijn vriend Willem veel moeite gekost zich te bevrijden van de cognitieve en emotionele ballast van een langdurig ouder-kerk-school indoctrinatieregime. Maar het is hem gelukt: hij heeft zich ontpopt tot een liberale atheïstisch humanist.
In het boekje is een magere apologie van het christendom te vinden. Mühlan haalt aan dat er mensen zijn die God een sprookje vinden. ‘De bijbel is een ouderwets boek, dat je geen enkel pleziertje gunt.’ Het volgende geeft Mühlan als rechtvaardiging waarom hij meent dat de bijbel en de wonderen van Jezus geen sprookjes zijn: ‘Ik geloof dat ze gebeurd zijn zoals het in de bijbel beschreven staat. Veel mensen twijfelen aan de bijbel en denken dat het een boek is waarin de mensen hun eigen gedachten hebben opgeschreven. Terwijl we juist kunnen lezen dat de Heilige Geest de mensen heeft geleid om alles precies op te schrijven als God het wilde. Daarom kunnen we alles geloven wat we in de bijbel lezen.’
In deze ongeldige redenering kunnen verschillende drogredenen aangewezen worden. Ten eerste, de cirkelredenering: ‘De bijbel zegt dat het waar is dus het is waar’ – maar dat is geen onafhankelijke reden om aan te nemen dat het ook echt waar is. Ten tweede, een autoriteitsdrogreden: een beroep op de autoriteit van de bijbel zonder die autoriteit zelf te rechtvaardigen. Ten derde kun je je afvragen of Mühlan echt alles in de bijbel letterlijk gelooft (zoals het verhaal van de ark van Noah) en alle gruwelijkheden in de bijbel zoals de door god begane genocides in het Oude Testament ook moreel verheven vindt.
Als weerlegging van andere godsdiensten roept Mühlan uit: ‘De bijbel zegt dat Jezus de enige weg naar God is, dat alleen hij de waarheid zegt en dat slechts bij hem het ware leven te vinden is.’ Behalve dat dit weer een referentie aan de autoriteit van de bijbel is, leidt dit ook tot het probleem van de enorme diversiteit binnen het christendom. Zo zijn er ook pro-homo christenen, en is de Russische orthodoxe kerk dan wezenlijk hetzelfde als de PKN (Protestantse Kerk in Nederland)?
Fascinerend is de paragraaf ‘Kun je op school ook verkeerde dingen leren?’. Dat is een belangrijke en filosofische vraag. Mühlan waarschuwt ervoor dat er leraren zijn die ‘het geloof in God willen afschaffen’. Dat is een vreemde manier van uitdrukken. Kritiek leveren op godsdienst is niet hetzelfde als een pleidooi voor afschaffen van godsdienst. Vanuit het christenfundamentalistisch perspectief zijn scholen en leraren die de wereld niet door de nauwe koker van religie bekijken, gevaarlijk en alles wat niet in overstemming is met de leer is per definitie verkeerd. Deze paragraaf fungeert als een immunisatiestrategie om kinderen in te prenten dat alles wat zij op school of daarbuiten horen dat niet overstemt met de Leer, per definitie fout is en dat zij ‘kritisch’ moeten zijn op wat zij als kennis accepteren. Als op school bijvoorbeeld de evolutietheorie wordt onderwezen dan weten deze kinderen met Mühlan aan hun zijde dat die niet juist is – immers alleen dat wat in de bijbel staat is waar. De bijbel is zowel een kennisbron als bron van morele autoriteit.
Telkens zien we misrepresentaties van de andere, niet-christelijke mensen. Zo meent hij dat deze door satan aangeraakte mensen ‘denken dat een mens geslachtsverkeer kan hebben op elk moment dat hij daar zin in heeft.’ Mühlan pleit voor seksuele onthouding voor het huwelijk, niet alleen geen seks met een ander, maar zeker ook geen masturbatie of zelfs maar denken aan seks: ‘Herhaaldelijke zelfbevrediging leidt ertoe dat de persoon in kwestie teveel met zichzelf bezig is. Dat kan de ontwikkeling van een dieper gaande vriendschap in de weg staan.’ Wat een quatsch! Er is geen enkel verband tussen de frequentie van masturbatie en kwaliteit van vriendschappen.
‘God heeft ook in ieder mens een bescherming ingebouwd tegen overdreven lichamelijk vertoon, namelijk het schaamtegevoel. Jammer genoeg hebben veel mensen dit natuurlijke schaamtegevoel op seksueel gebied verloren.’ Mühlan meent dat bloot en seks noodzakelijk met elkaar verbonden zijn, maar dat is alleen zo in zijn eigen perfide mensbeeld waarin naakt zijn alleen binnen het huwelijk is toegestaan. Bij Mühlan tiert de gymnofobie, de angst voor bloot, welig: ‘Schaamte hoort bij het mens-zijn. Alleen dieren schamen zich niet op seksueel gebied. Honden paren in het openbaar midden op straat als hun sekshormonen in actie komen. Alleen al dat te zien is voor veel mensen pijnlijk. Als een mens zich naakt laat zien, verlaagt hij zich tot het niveau van een dier, dat geen schaamte kent.’
Als warme aanbeveling schrijft Mühlan: ‘Neem Jezus Christus als bijrijder in je levenswagen en houd je aan een goede wegenkaart, namelijk de bijbel.’ Om als tiener met Jezus aan je zijde te leren leven moet je vooral braaf luisteren naar je ouders, de dominee en de christelijke propagandaboekjes lezen die uitleggen wat de bijbel voor jou betekent en veel bidden.
Ik heb medelijden met de jongeren die opgescheept zitten met ouders en leraren die hun kinderen via de mal van religie willen misvormen door hun op waanideeën gebaseerde taboes en schaamte aan te praten en tal van ge- en verboden op te leggen. Wat Mühlan beoogt in zijn boekje is niets anders dan perfide indoctrinatie. Dit boek is een poging tot misvorming en onderdrukking van menselijke ontplooiing en met name seksuele ontplooiing. Ik hoop dat tieners die zitten opgesloten in religieuze gezinnen de weg weten te vinden door op wetenschap en humanistische waarden gestoelde informatie over seksualiteit, zoals bij de Rutgers Stichting. Zo is er de Pubergids.nl waarin er wel eerlijke en open informatie over seksualiteit staat.
In een open samenleving moeten kinderen voor indoctrinatie door hun ouders en leraren behoed worden. Omdat de staat, behalve wanneer er sprake is van fysiek geweld en verwaarlozing, niet achter de voordeur kan kijken, dienen kinderen op school gevrijwaard te zijn van de ideologische kolder die ze thuis en in de kerk te horen krijgen. Het is van het grootste belang dat kinderen leren dat er meer op de markt van ideeën is dan de opvattingen van thuis. Kinderen hebben bovendien recht op informatie en de meeste betrouwbare (dus wetenschappelijke) kennis van de wereld, inclusief kennis over religies. Scholen op religieuze grondslag sluiten kinderen op in de kerker van de ideologie van hun ouders. Een liberale overheid moet geen kerkers faciliteren, maar mogelijkheidsvoorwaarden voor vrijheid bieden, inclusief de mogelijkheid vrij te zijn van religie. Een liberale samenleving waarin er religieuze scholen bestaan, is geen liberale samenleving.
Religieuze opvoeding en onderwijs staan een vrije seksuele ontwikkeling in de weg. Vrije seksuele ontwikkeling gaat anderen geen ruk aan.
Floris van den Berg
De auteur is milieufilosoof en publicist. Hij schreef onlangs het boek Het spook van woke.
Eberhard Mühlan, Tussen 12 en 17. Tips voor tieners, Verbo, 1997