Reason and Religion – Floris van den Berg
Intellectually decent people who really care about truth should not endorse any positive religious conviction concerning the existence of a divinity. Herman Philipse
‘Klimaatsceptici zijn wetenschappelijk volstrekt onverantwoorde gekken. Ten opzichte van hen zou je net zo te werk moeten gaan als ik gedaan heb met mensen die pleiten voor het bestaan van God. Je moet iedere keer hun redeneringen analyseren, en aanwijzen waar ze de mist ingaan, gebruikmakend van wetenschappelijk onderzoek, conceptverheldering en logica. Als ik nog een jonge man was geweest, dan zou ik elke dag lezingen geven over dit onderwerp. Nu moet ik die taak aan anderen overlaten. Ik hoop dat die snel op zullen staan, want de tijd dringt.’[1] Aldus emeritus-hoogleraar wijsbegeerte Herman Philipse. In zijn werk heeft Philipse zich op twee grote projecten gericht, het ontmaskeren van Martin Heidegger als een charlatan in Heidegger’s Philosophy of Being. A critical interpretation (1998), en op het ontmaskeren van religie en dus een pleidooi voor atheïsme: ‘Ik denk dat de wereld beter af is zonder godsdienst, omdat godsdiensten een lange – en nog steeds voortdurende – geschiedenis hebben van onverdraagzaamheid jegens andersdenkenden.’
Niet alleen blijven mensen hardnekkig geloven in zaken waarvoor geen bewijs is, ook blijven mensen volhardend proberen wel zulk bewijs te leveren, wat keer op keer faalt. Ook intelligente mensen wijden hun leven aan pogingen tot het formuleren van rationele onderbouwing voor geloof in god. Philipse heeft de nobele, maar ondankbare, taak op zich genomen om de argumenten van de meest slimme en ingenieuze geesten te weerleggen. ‘Ik richt mij daarbij op filosofische apologeten van de religie, zoals Richard Swinburne en Alvin Plantinga, zelfs als die helemaal niet door veel gelovigen gelezen worden, omdat je probeert de beste verdedigingen van godsdiensten te analyseren en hun werk objectief te bespreken en vervolgens te weerleggen.’ Maar geloof en de wil tot geloven is als het veelkoppige monster van Hydra, zodra je er een kop afhakt, groeien er twee nieuwe koppen aan. De menselijke neiging om zichzelf een oor aan te naaien blijkt onuitroeibaar. De mens heeft de irritante en hoogst merkwaardige eigenschap om met hulp van intelligentie en (pseudo)rationaliteit zichzelf (en anderen) te laten geloven in zaken waarvoor geen bewijs is. Opvallend is dat het er alle schijn van heeft dat dit spel van de religiefilosofie een mannenaangelegenheid is. Ik ken geen vrouw die zich daarvoor ook maar in het geringste interesseert. In de index en literatuurlijst van het boek Reason and Religion. Evaluating and Explaining Belief in Gods (2022) komt, voor zover ik heb kunnen nagaan, nauwelijks vrouwen voor.[2] Wellicht in het verlengde daarvan is atheïsme ook vooral een mannenzaak. Ik kan zo tientallen atheïsmeboeken van mannen opnoemen, maar over atheïsme schrijven door vrouwen is zeldzaam, zoals Ayaan Hirsi Ali.
Reason and Religion is een pleidooi voor atheïsme, al komt dat in de titel niet zo duidelijk naar voren. Philipse, die vlijmscherp, analytisch en logisch redeneert, gebruikt het concept van de beslisboom om de argumenten van gelovigen voor het bestaan van god te ontrafelen en te weerleggen. De conclusie van het boek is onomstotelijk: er zijn geen rationele argumenten voor het bestaan van welke god dan ook. Ik citeer eenzelfde conclusie uit zijn essaybundel, Filosofische polemieken (2009): ‘De gelovige heeft ofwel onvoldoende nagedacht, ofwel hij geeft bewust zijn redelijkheid prijs.’ Je zou kunnen denken dat deze positie eerder agnostisch is dan atheïstisch, omdat het in theorie de mogelijkheid openlaat voor toekomstig bewijs voor het bestaan van een god. Wanneer er echter logisch en/of empirisch bewijs wordt gevonden en door critici wordt gevalideerd voor het bestaan van god, dan hoeven mensen niet meer in god te geloven, maar kan god voor waar aangenomen worden, net als andere entiteiten waarvoor in de (natuur)wetenschappen empirisch bewijs is. Geloven betekent immers ‘iets voor waar aannemen zonder dat daarvoor bewijs is’. Philipse is een atheïst of, zoals hij zelf zegt, een universeel atheïst, want hij richt zijn rationele pijlen niet alleen op de monotheïstische goden van het christendom, jodendom en islam, maar op alle godsdiensten die ooit bestaan hebben en op de goden die nog verzonnen zullen worden.
Opmerkelijk is de interdisciplinaire insteek van Reason and Religion. Het grootste deel van Philipses boek handelt over de hedendaagse analytische godsdienstfilosofie, maar hij behandelt ook de sociaalwetenschappelijke theorieën over het ontstaan van religies. Een wellicht ongewenst neveneffect van zijn benadering van de religiefilosofie is dat hij door zijn kritiek de godsdienstfilosofie sterker heeft gemaakt en ook meer aanzien heeft gegeven door er aandacht aan te besteden. Philipse weerlegt weliswaar de argumenten voor het bestaan van god uit de analytische godsdienstwijsbegeerte, maar dat heeft geen effect op de vertegenwoordigers van die stroming. Mensen als Swinburne en Plantinga blijven hun reeds weerlegde standpunten verkondigen en omdat die standpunten ingewikkeld zijn, is het voor de meeste mensen niet helder dat de argumenten niet deugen en zodoende fungeert de analytische godsdienstwijsbegeerte als een vluchtheuvel voor gelovigen die menen dat god rationeel bewezen kan worden. Dat die vluchtheuvel een moeras is zonder vaste grond, zoals Philipse heeft aangetoond, deert hen niet. Ik vraag me weleens af of er überhaupt een argument zou zijn waardoor Swinburne zich gewonnen geeft en atheïst wordt. Ik vermoed namelijk dat in de kern zijn geloof irrationeel is en dat hij, koste wat het kost, moeite zal doen om er een ingewikkelde rationalisatie voor te blijven verzinnen.
Philipse was lange tijd een veelgevraagd debater in religieuze kringen, want doordat hij de godsdienstfilosofie serieus nam, gaf hij er tegelijkertijd een air van respectabiliteit aan. Mijn eigen houding om gelovigen vooral als malloten te zien en mijn weigering om de nieuwe kleren van de keizer van de moderne godsdienstfilosofie te bestuderen, levert aanzienlijk minder spreekbeurten (en waardering) op.
Het atheïstisch oeuvre van boeken van Philipse is een drietrapsraket. De eerste trap zijn de opinieartikelen over atheïsme die Philipse in de jaren negentig van de twintigste eeuw schreef in onder andere NRC wat uitmondde in het bondige Atheïstisch manifest. Drie wijsgerige opstellen over godsdienst en moraal (1995) en Filosofische polemieken (2009). Atheïstisch manifest verscheen toen ik Japanologie en filosofie studeerde in Leiden. Ik volgde de atheïsmediscussie, bezocht debatten en lezingen en ik las zijn boek. Vanaf die tijd noem ik mij zonder voorbehoud atheïst. Frappant vond ik dat Philipse geen college over (wijsgerig) atheïsme gaf. Wel heb ik bij hem colleges gevolgd over wetenschapsfilosofie en mondeling tentamen afgelegd over contemporaine wijsbegeerte. Philipses methode van filosoferen bestaat uit ‘nauwkeurige tekstinterpretatie, begripsanalyse en logische ontleding van redeneringen’ (Filosofische polemieken, p. 13). Naast deze boeken zijn er talloze op audio opgenomen en bij Home Academy uitgegeven hoorcolleges over deze en meer algemene filosofische onderwerpen. Het moet gezegd worden dat Philipse een ongeëvenaarde redenaar is: scherp, helder, goed gestructureerd, vermakelijk en wel gearticuleerd. Op YouTube staan debatten over religie met Philipse waarin hij zijn opponent in een intellectuele dubbele Nelson neemt. Om zijn manifest degelijk te onderbouwen publiceert Philipse decennia later de monografie God in the age of science? (2012). Dit boek is voor een academisch publiek en is de derde trap van de raket – trap twee volgt later. Het boek Reason and Religion staat tussen beide boeken in en is zo de tweede trap. Het is een inleiding in de atheïstische godsdienstfilosofie en wetenschappelijke bestudering van religie (religiewetenschappen).
In 2060, zo luidt de prognose van een door Philipse aangehaald PEW-rapport[3], zal 87,5 procent van de wereldbevolking religieus zijn. In 2010 is het trouwens ook al 84 procent. Volgens PEW denkt een meerderheid van de Amerikanen dat geloof in god noodzakelijk is voor de moraal. Het duurt even voor het tot me doordringt dat slechts minder dan 1 op de 5 mensen vrij is van religie. Dat hoeft trouwens niet te betekenen dat die ongelovigen netjes binnen de lijntjes van de rede blijven denken; integendeel er zijn nog veel meer irrationele dwaalwegen dan die van religie, complotdenken, klimaatontkenners of alternatieve ‘geneeskunde’. De intellectuele overwinning van atheïsme mag dan overweldigend zijn, een basalere oorzaak van de groei van religie is dat de voortplantingsratio van gelovigen hoger is dan van atheïsten. De harde waarheid is dan ook dat intellectuele religiekritiek futiel is. De mensheid is verslaafd aan de waanzin van religie. De rede heeft geen vat op de ontwikkeling van de mensheid als geheel. Gelovige mensen krijgen meer kinderen dan ongelovigen en die kinderen van gelovige ouders worden geïndoctrineerd met het geloof en als het er op jonge leeftijd is ingestampt gaat het er nauwelijks nog uit. Neem de intelligente en intellectuele (door Philipse bestudeerde) religiefilosofen Richard Swinburne, D.Z. Phillips, John Cottingham, Paul K. Moser en Alvin Plantinga: de enige reden dat zij zich om god bekommeren is omdat zij met het geloof in god zijn opgegroeid. Zij proberen uit alle macht en krampachtig een rationalisatie voor hun godsdienstwaan te vinden. Al hun wijsgerige inspanningen zijn een voorbeeld van motivated reasoning: ze redeneren naar een gewenst standpunt toe.
Philipse komt met een oproep aan gelovigen om zich minder snel voort te planten. Also sprach Herman Philipse – geen gelovige zal naar hem luisteren. De stem van de rede, verstopt in moeilijk toegankelijke boeken, verliest het van de roep van het ritueel en de schreeuw van irrationaliteit. ‘All relevant religious leaders should preach restraint in procreation within their community.’ – maar, vanuit hun perspectief bezien, is dat geen goede strategie. Het lukt immers maar zelden om mensen tot een bepaalde religie te bekeren, de enige methode die werkt voor religieuze ouders, is om hun eigen kinderen vast te ketenen aan de kluisters van hun religie en het kind het idee te geven dat als ze hun religie vaarwel zeggen, ze niet van hun familie houden – met als dreiging sociale uitsluiting of in het geval van islam, de dood. ‘Successful religions transfer their doctrines from one generation to the next, preferably by educating or indoctrination children at an early age.’
Philipse concludeert uit rapporten over geboortecijfers dat omdat het geboortecijfer van moslims (2.9) hoger is dan dat van christenen (2.6) de moslims de meerderheid zullen krijgen ten opzichte van de christenen. Het serieus nemen van wat gelovigen precies geloven en waarom is absoluut geen overbodige zaak. Wanneer het percentage moslims toeneemt zal dat leiden tot toenemende islamisering, zeker omdat gemiddeld genomen moslims hun geloof serieuzer nemen dan christenen. In (extreem)rechtse kringen wordt gewezen op het gevaar van islamisering en ‘omvolking’ door moslims. Maar hier zien we in een doorwrocht filosofisch traktaat en onderbouwd met feiten (de PEW-rapporten) dezelfde observatie.
De precieze taal van analytische wijsbegeerte die Philipse bezigt soms tot academische filosofenpraat. Het is niet dat het niet duidelijk is, maar het is lastig te begrijpen. Hij schrijft niet in postmoderne prietpraat, maar toch lastig te begrijpen. Enfin, kijk maar of je ziet wat hiermee wordt bedoeld: “An argument to the best explanation of human religious creeds, together with background knowledge of various kinds, yields the conclusion that very probably these creeds are all false, if they are coherent and make any sense, or at least that endorsing them is objectively unjustified, to the extent that they posit the factual existence of a supernatural being.”
Oftewel: er zijn wetenschappelijke verklaringen voor het bestaan van religies en er zijn geen goede argumenten voor het bestaan van god. Of nog bondiger: wetenschap kan religie verklaren en god bestaat niet.
In Reason and Religion spoort Philipse de lezer om de haverklap aan om zijn academische studie God in te age of science? te bestuderen. Dat boek is imposant, maar voor gewone zielen onleesbaar. Ik ben er met de beste bedoelingen van de wereld aan begonnen, maar het tot in microscopisch detail bestuderen van argumenten uit de godsdienstfilosofie is een filosofisch spel op zich waarin helemaal niemand is geïnteresseerd. Ik citeer een deel van de laatste zin van dat boek ‘the ultimate conclusion of this book is that if we aim at being reasonable and intellectually conscientious, we should become strong disjunctive universal atheists.’ (p. 346) Oftewel: atheïsme is de noodzakelijke positie voor redelijke mensen.
Philipse gaat, zijdelings, in op de rol van filosofen: ‘It is one of the main jobs of philosophers […] to develop an all-inclusive world-view that is justified epistemically; their task is not restricted to empirical research.’ Veel (academische) filosofen en wetenschappers menen dat er geen harde tegenstelling is tussen wetenschap en religie. Ik denk dat dit standpunt niet wordt ingegeven na zorgvuldige overweging van argumenten, maar ‘om de lieve vrede te bewaren’ en om tolerant over te komen. Dit is echter een misconceptie van tolerantie: wetenschap – als de zoektocht naar betrouwbare kennis – moet juist niet-tolerant zijn tegenover falende kennisclaims. Wie streeft naar waarheid moet intolerant zijn tegenover onwaarheden. Je kunt gelovigen als mens respecteren en hun godsdienstbeoefening tolereren, maar dat moet niet verward worden met de tolerantie en respectvolle bejegening van hun opvattingen, dan is het juist laakbare lankmoedige intellectuele laksheid. Philipse is hierover helder: “If one defines the scientific enterprise in the broadest sense as the human search for truth by means of well-validated epistemic methods and sources [….], it follows that science rules out any endorsement of religious beliefs.”
Hij legt dit nader uit door erop te wijzen dat er voor wetenschappelijke kennisclaims degelijk empirisch bewijs is, terwijl dat bij religieuze kennisclaims niet het geval is. Voor in zijn boek Filosofische polemieken neemt Philipse een uitspraak op van Bertrand Russell uit diens Sceptical Essays: ‘it is undesirable to believe a proposition when there is no ground whatever for supposing it true.’ Deze uitspraak kan gezien worden als het motto van Philipse. Een toepassing daarvan is: ‘Nooit moet men iets louter op gezag of autoriteit aanvaarden, zelfs niet op eigen gezag.’ (Filosofische polemieken, p. 46)
Veruit de meest opvallende passage uit het boek Reason and Religion is die over de opwarming van de aarde. Philipse noemt de door mensen veroorzaakte opwarming van de aarde ‘the greatest moral challenge humanity is facing today’ en hij roept uit als een cri du coeur ‘it would be wise for humanity to prevent any further global warming.’ Het staat buiten kijf dat dit zo is. Het meest recente IPCC-rapport van maart 2023 stelt immers dat grootschalige, drastische en onmiddellijke actie noodzakelijk is om door mensen veroorzaakte klimaatverandering te beteugelen. Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties António Guterres zegt over dit rapport de verontrustende woorden: This report is a clarion call to massively fast-track climate efforts by every country and every sector and on every timeframe. Our world needs climate action on all fronts: everything, everywhere, all at once. Daarom roept Philipse bij herhaling op dat religieuze leiders hun volgelingen moeten oproepen om hun geboortecijfer terug te dringen.
Na de oproep van Philipse aan religieuze leiders volgt een tweede boodschap, nog steeds aan de religieuze leiders, namelijk om met het oog op catastrofale gevolgen voor het milieu geen vlees meer te eten. Interessant is dat Philipse zich hier pragmatisch betoont. Hij spoort gelovigen niet aan tot atheïsme, maar hij roept gelovigen op zich te bekeren tot vegetarisme (wat uit milieu- en dierethische overwegingen beter veganisme zou zijn). Het is behoorlijk onverwacht om in een filosofisch boek over atheïsme een pleidooi voor vegetarisme tegen te komen
In Reason and Religion geeft Philipse een analyse van religie die erop neerkomt dat religieuze kennisclaims onhoudbaar zijn en dat de invloed van religie op moraal kwalijke kanten heeft, inclusief het hoge geboortecijfer dat een probleem vormt voor de klimaatcrisis. ‘Ik maak mij grote zorgen over de opwarming van de aarde. Iedereen zou dat moeten doen! De Nederlandse regering zou hier het voortouw moeten nemen, omdat ons land overstroomd zal worden: de CO2-uitstoot moet zo snel mogelijk naar nul. Mensen beseffen niet wat voor ramp er op ons afkomt.’ (Trouw)
Philipse richt zich voornamelijk op de intellectueel sterkste verdedigers van religie, de natuurlijke theologie. Deze vorm van religiefilosofie probeert argumenten voor het bestaan van god te vinden die zowel voor gelovigen als voor ongelovigen acceptabel zijn. Filosoof Paul Cliteur[4] zou stellen dat dit een poging is om de argumenten in moreel Esperanto, dat wil zeggen in een taal die voor iedereen toegankelijk is, te formuleren. Deze natuurlijke theologie beroept zich dus niet op goddelijke openbaringen (zoals de Bijbel) of wonderen, maar puur op (zogenaamde) rationele argumenten. Philipse weerlegt al die argumenten één voor één en laat er geen spaan van heel. Hij geeft de hedendaagse apologeten van god van katoen.
Ook wijst Philipse op allerlei wetenschappelijke theorieën over hoe religie is ontstaan en welke sociaalpsychologische rollen ze vervult. Maar wat dan? Als dit de diagnose van religie is dat er geen deugdelijke argumenten voor geloof in god zijn, hoe moeten we dan verder? Philipse roept enkele malen gelovige leiders op om hun volgers te manen minder kinderen te nemen. Maar is dat een afdoende afhandeling van religie in de wereld? Wat zou er effectief gedaan kunnen worden om te voorkomen dat onware en ongefundeerde religieuze kennisclaims zo alomtegenwoordig zijn en blijven? In de atheïstische literatuur, inclusief die van het nieuw atheïsme, wordt vooral geageerd tegen religie, maar wordt er weinig aandacht besteed aan wat er gedaan zou kunnen worden en door wie. In mijn boek Hoe komen we van religie af? heb ik daar een poging toe ondernomen. Ik behandel zeventien strategieën om, binnen een liberaal raamwerk, van religie af te komen. Belangrijk is om te voorkomen dat kinderen van jongs af aan religieus geïndoctrineerd worden. Een manier om dat (deels) tegen te gaan is door het verplicht stellen van algemeen seculier onderwijs en dus het bestaan van religieuze scholen onmogelijk te maken. Er dient ‒ zolang religies nog maatschappelijke betekenis hebben ‒ onderwijs over religie gegeven te worden zonder initiatie in een bepaalde religie.
Waar Philipse zijn pijlen richt op de meest rationele apologeten van god in een zeer academische setting, heb ik mij in mijn boek De olijke atheïst gericht op het verzamelen van argumenten die mensen in het dagelijks leven geven voor het geloof in god. Al die apologieën voor religie heb ik vervolgens geanalyseerd en weerlegd. Degene die meent dat er dan nog de mogelijkheid van logisch verfijnde apologetiek bestaat uit de hedendaagse natuurlijke theologie, die verwijs ik door naar Philipse. Er is nog steeds geen enkel bewijs voor god; alle mogelijke nieuwe argumenten zijn weerlegd. Het helpt allemaal niks. Religie woekert voort al heeft Nederland zich behoorlijk van de kluisters van religie weten te bevrijden. De islam beweegt echter weer de andere kant op, weg van vrijheid, weg van de rede.
Heel duidelijk over wie wat zou moeten doen om religie te bestrijden, is Philipse niet, althans niet in zijn Engelstalige boeken over religie. In zijn opiniërend artikelen neemt hij wel stelling. Zo is hij een tegenstander van theologie als wetenschap en pleit hij ervoor om op universiteiten geen theologie in het curriculum op te nemen (wel religiewetenschap), is hij tegenstander van religieus onderwijs en is hij een voorstander van algemeen seculier onderwijs, is hij tegenstander van het (religieus) verzuilde omroepsysteem, is hij voorstander van het Franse model van laïcité waarbij er een strikte scheiding is van religie en staat en de staat religieus neutraal is, onderdeel daarvan is een verbod op opzichtige religieuze symbolen (i.e. hoofddoeken) op scholen: ‘De school moet elk kind dan ook beschermen tegen groepsdwang en een neutrale atmosfeer scheppen, waarin jongeren zich met een zekere sereniteit kunnen ontwikkelen tot zelfstandigheid.’ (Filosofische polemieken, p. 114).
Over populatiegroei redeneert Philipse als volgt: hoe meer mensen op aarde, hoe meer CO2 uitstoot en hoe meer en hoe sneller de aarde opwarmt, religie maakt dat mensen zich meer voortplanten, ergo, religie is een obstakel voor de oplossing van het klimaatprobleem. In argumentaties over religie redeneert hij uiterst zorgvuldig en in detail. Hoewel ik het met zijn standpunten over klimaat en populatiegroei eens ben, weerlegt hij niet de tegenargumenten zoals die in de literatuur te berde worden gebracht. Philipse ziet de toekomst somber in, niet alleen als het gaat om de groei van het percentage gelovigen. Toch telt hij zijn zegeningen: ‘Ik benadruk vaak dat wij in de gelukkigste tijd van de mensheid leven. Onze generatie in Nederland is geboren na de ramp van de Tweede Wereldoorlog, en wij gaan dood voordat de klimaatverandering echt toeslaat en de zeespiegel zo ver gaat stijgen dat Nederland niet meer bestaat.’
Tot slot het standpunt van Philipse over geloof: ‘Epistemically conscientious and well-informed human beings should not endorse as true any religious belief, if at least they take seriously their search for truth.' Voor de duidelijkheid voegt Philipse er nog aan toe: ‘Accordingly, they should reject a religious explanation of the origin of biological evolution on Earth, for instance.’ Er is geen gaatje over voor god. Want die bestaat niet. Maar dat is aan dovemansoren gericht. Hopelijk is het werk van Philipse in 2060 ook nog te krijgen, want dan is het nog meer nodig dan nu. Maar waarom staat dit in een boek over religie? Had Philipse niet beter een boek over de ethiek van klimaatverandering kunnen schrijven?
Floris van den Berg
De auteur is milieufilosoof en schreef de boeken Groen liberalisme en Het spook van woke.
[1] Interview met Herman Philipse door Yoram Stein in Trouw, 5 april 2022.
[2] In de omvangrijke bibliografie van Reason & Religion tel ik drie vrouwen: Elizabeth Anderson, Karen Armstrong, Lizzie Wade.
[3] Het onafhankelijke Amerikaanse PEW Research Center doet opiniepeilingen en onderzoekt demografische trends.
[4] Filosoof Paul Cliteur is net als Philipse een prominent atheïst en onder andere medeauteur van het Atheïstisch woordenboek. Waar Philipse zich ontwikkelt richting klimaatactivist, beweegt Cliteur zich de andere kant uit door zich vierkant achter Forum voor Democratie te scharen die een klimaatsceptisch standpunt aanhangt en agressief uitdraagt. Hoe kan het dat deze filosofen die zich allebei aangetrokken voelen tot de Verlichting, die streven naar kritische rationaliteit en die nauwkeurig argumenteren en wetenschap serieus nemen, zo diametraal tegenover elkaar zijn komen te staan? Het is Cliteur die ergens een intellectuele dwaalweg is ingeslagen. Cliteur noemt wetenschappers en filosofen die de wetenschappelijke consensus van de IPCC-rapporten opstellen ‘true believers.’ Hier stopt de filosofie en begint de psychologie.