Persoonlijkheid en macht – Ian Kershaw
In zijn inleiding laat Kershaw zien waarom hij niet geïnteresseerd is in wat men ‘een groots leider’ noemt. Er ontbreekt simpelweg een bruikbare definitie van een groot(s) mens. Wel is hij geïnteresseerd in welke mate de persoonlijkheid van een leider een stempel drukt op zijn of haar handelen. Het zijn immers niet alleen de omstandigheden of de geschiedenis die een mens tot handelen aanzet. De richting die men meent te moeten uitstippelen wordt in belangrijke mate ingegeven door het karakter, de persoonlijkheid van een politicus. De geschiedenis laat zien dat mensen, als ze bang zijn, snel geneigd zijn voor een sterke man te kiezen terwijl het vermoedelijk veel verstandiger is je stem te gunnen aan een wat minder charismatische, een wat saaiere politicus die op basis van rationelere afwegingen tot beleidskeuzes komt.
Charisma is in belangrijke mate het kunstmatig product van marketing van een persoon door een politieke beweging, profilering in de media of pure propaganda. Ook massale leidersverering is kunstmatig geproduceerd. En macht is infrastructureel, want uitgeoefend via de staat. Despotische macht staat boven de staat en eist absolute gehoorzaamheid.
Lenin (1870-1924) leek een wat onbeduidende figuur maar was een excellent theoreticus en had een moeilijk te duiden charisma. Zijn positie onder de bolsjewieken was onaantastbaar. Bovendien had Lenin een feilloos gevoel voor momentum en slaagde hij erin om in razend korte tijd de voedingsbodem voor revolutie tegen het tsarendom uit te bouwen en te onderbouwen. Lenin was de opperbevelhebber en Trotski de operationeel commandant van de revolutie. Al snel kwam er na 25 oktober 1917 een geheel uit bolsjewieken bestaande regering onder leiding van Lenin. De oorlog aan het oostfront werd onmiddellijk beëindigd en landeigendom werd afgeschaft.
De bolsjewieken slaagden erin met decreten de soldaten, nationale minderheden en de boeren aan zich te verplichten. Maar dit alles ging ook onmiddellijk gepaard aan terreur tegen politieke tegenstanders. Voor Lenin was deze terreur onvermijdelijk om de kapitalistische klasse te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat te kunnen vestigen. Lenin richtte de Tsjeka op en begon een ongekend wrede burgeroorlog. In 1921 werd de ijzeren partijdiscipline ingevoerd en werden politieke facties verboden. Vanaf april 1919 functioneerde al het Politbureau, bestaande uit Lenin, Stalin, Trotski, Kamenev en Krestinski. Met een onbeperkt mandaat.
Voor Lenin was terreur een onlosmakelijk onderdeel van het staatsbeleid. Stalin en Trotski dachten daar niet anders over. De Tsjeka vermoordde honderdduizenden vermeende politieke tegenstanders. Ook probeerden de Sovjets de revolutie naar het buitenland te exporteren maar dat werd een enorme mislukking. Het was Stalin die toen pleitte voor ‘socialisme in één land’. Lenin zag zich genoodzaakt de NEP in te voeren, de nieuwe economische politiek om een einde te maken aan de voedselvorderingen. Collectivisatie van de landbouw bleef hoeksteen van het beleid. Hij werd ongeneeslijk ziek in 2021, zag geen geschikte kandidaten om hem op te volgen en had vooral felle kritiek op Stalin. Lenin stierf op 21 januari 1924. Zijn invloed op Rusland en Europa was van korte duur en heftig van aard maar met een verreikende impact!
Van Mussolini (1883-1945) krijg je de indruk dat hij soms heel slim en tactisch sterk was, maar op andere momenten leek hij de verhoudingen niet juist in te kunnen schatten. Hij was overtuigd van zichzelf en mat zich een houding en mimiek aan die grootsheid en kracht moesten verbeelden maar vaak ook potsierlijk leken. En soms zat hij er compleet naast en leed smadelijke nederlagen in Afrika. En tot slot, Hitler was gewoon een paar maten te groot voor Mussolini. Hij was niet opgewassen tegen diens statuur, dictatoriale macht en militair geweld.
Er zijn weinig politieke leiders over wie zoveel is geschreven als Hitler (1889-1945) Toch heeft geen van zijn biografen of geschiedschrijvers kunnen verklaren waar zijn virulent antisemitisme precies vandaan kwam. Het was er en het was op vele fronten salonfähig, dat is zeker. En als hij het al niet was, dan had de Grote Oorlog hem wel tot een fervent nationalist gemaakt. In Mein Kampf kwam dat allemaal samen inclusief de noodzaak van Lebensraum. Dat Hitler uiteindelijk boven kwam drijven was alleen maar mogelijk dankzij de Eerste Wereldoorlog, dankzij het Verdrag van Versailles, dankzij de depressie daarna en dankzij de politieke onrust van de Weimarrepubliek. En, Hitler had mensen als Joseph Goebbels en Heinrich Hoffmann en later Leni Riefenstahl om hem heen die hem in staat stelden de grote massa’s te enthousiasmeren.
Ook Kershaw stelt vast dat Hitler zijn macht en totale greep op de samenleving met een verbluffende snelheid wist te vestigen. Wat Mussolini jaren kostte, deed hij in maanden. Met een enorme daadkracht bezette hij het Rijnland, annexeerde hij Oostenrijk, ontmantelde Tsjechoslowakije en viel Polen binnen. Hij sloot een niet-aanvalsverdrag met Rusland om het land korte tijd later brutaalweg binnen te vallen. Hitler had twee zeer persoonlijke obsessies: oorlogszucht en jodenhaat. En wellicht een derde: nooit capituleren! Dit laatste leidde tot zijn vermeende uitspraak: “Als we ten onder gaan, nemen we de wereld met ons mee”. En uiteindelijk concludeerde hij dat zijn volk hem niet waard was en sloeg hij de hand aan zichzelf. Hoewel ik Kershaw meer dan lezenswaardig acht kan ik er niet om heen dat het hoofdstuk over Hitler toch niet helemaal tevredenstelt. Het motief van dit boek, persoonlijkheid en nacht, komt hier nauwelijks tot uitdrukking. Het is meer een soort samenvatting van de oorlog geworden.
Stalin (1878-1953) voerde zijn schrikbewind en alleenheerschappij over Rusland uit tussen 1929 en 1953. Hij was extreem paranoia en evenzo ambitieus, wraakzuchtig en meedogenloos. Maar ook was hij intelligent en belezen en een bevlogen ideoloog. Het lijkt wel alsof zijn wrede eigenschappen toenamen met de macht die hij vergaarde. Stalin was direct verantwoordelijk voor de 3 miljoen doden in Oekraïne nadat hij de Oekraïense bevolking uithongerde door vrijwel al het daar geproduceerde graan te vorderen, de Holodomor.
De impact van Stalin werd mogelijk gemaakt doordat zijn “persoonlijke paranoia werd overgedragen op de werkwijze van het staatssysteem”. Eerder al spraken Momsen en Kershaw van ‘cumulatieve radicalisering’ om de snelle groei van het nationaalsocialisme te duiden maar dit begrip is misschien nog wel beter toepasbaar op Stalin. En altijd stond Stalin zelf als persoon aan de basis van nieuwe, steeds grovere wreedheden. De partij had altijd gelijk en overheerste de staat en Stalin was de partij. En hij werd al snel onaantastbaar. En het wemelde van ministersposten onder hem, die overigens evenzo snel in ongenade konden geraken als ze omhoog waren geklommen. In 1938 werkten er bij de NKVD een miljoen medewerkers die niet alleen burgers aangaven, veroordeelden en executeerden maar ook elkaar.
Stalin beëindigde de Grote Terreur in 1938, na miljoenen doden, mede als gevolg van honger, omdat de oorlogsdreiging alle aandacht vergde. Het is geen wonder dat de Duitsers de Russen aanvankelijk grote verliezen toebrachten maar dat de Russen uiteindelijk de nazi’s verdreven en vernietigend versloegen is beslist een groot mirakel. Ook Stalin trapte aanvankelijk in de val die hij voor zichzelf had opgezet: hij was alleen nog maar omringd met mensen die hem vertelden wat hij wilde horen. De Russen verloren 2,6 miljoen doden en 3,3 miljoen gevangenen van wie de meesten omkwamen in de Duitse concentratiekampen. Maar de uiteindelijke overwinning in 1945 was in belangrijke mate door Stalin beïnvloed, zijn persoonlijkheid speelde in alle facetten van de oorlogspraktijk een enorme rol. Maar Stalin trad ook extreem wreed op tegen generaals die geen overwinningen konden boeken omdat ze moesten doen wat Stalin hen voorschreef. En die wreedheden werden doorgegeven aan alle tangenten standen binnen het defensieapparaat. Tijdens de oorlog ging de Stalinterreur kortom gewoon door.
En na de oorlog kwam daarin geen enkele verandering! Zijn paranoia bereikte een hoogtepunt. In tegenstelling tot Lenin, richtte de terreur van Stalin zich ook tegen de partij zelf. Hij overleed aan een zware beroerte in 1953. Al met al was Stalin erin geslaagd de Sovjet-Unie om te vormen tot een geduchte speler op het wereldtoneel. Het is verdedigbaar te veronderstellen dat Stalin, na en naast Hitler, de grootste impact heeft gehad op het naoorlogse Europa.
Het positieve imago van Churchill (1874-1965) is geheel gebaseerd op zijn rol in de Tweede Wereldoorlog. Hij had een enorme eigendunk en zelfvertrouwen, vertrouwde eerder op agressie dan op verdediging, hield van snelle beslissingen en neigde naar autoritair optreden. Hij was ook ongeduldig en kon makkelijk in woede uitbarsten. Strategisch inzicht behoorde niet tot zijn sterkste eigenschappen. En bij de ontmoetingen tussen de Grote Drie was het vooral Stalin die zijn zin kreeg. Churchill was verantwoordelijk voor het Gallipoli-campagne die meer dan honderdduizend slachtoffers kostte. Ook de terugkeer naar de goudstandaard werd hem ernstig kwalijk genomen.
Churchill meende dat het blanke ras superieur was en was een imperialist pur sang. Ook zijn aandringen op herbewapening na de Eerste Wereldoorlog werd hem kwalijk genomen maar juist dat had hij heel goed aangevoeld. De regering koos echter voor appeasement. Het duurde tot 19 mei 1940 voordat de droom van Churchill uitkwam, hij werd prime minister. Speelden zijn karakter en persoonlijkheid hem vaak parten, in zijn premierschap had hij daar duidelijk baat bij. In juli 1940 besloot hij door te vechten tegen de Duitsers ondanks de deplorabele staat van de Britse defensie en hij wist een klinkende zege op de Duitsers te behalen. Zijn naam was definitief gevestigd. Maar het viel Churchill niet mee rekening te moeten houden met, ja zelfs ondergeschikt te raken aan Roosevelt en Stalin.
Dit alles neemt niet weg dat Churchill nogal eens verkeerde of contraproductieve maatregelen nam en zich aanmatigend opstelde. Zijn bijdrage aan de eindoverwinning van de geallieerden staat echter buiten kijf. Toch verloor hij de verkiezingen in 1945 aan de Labour-partij. Tijdens een toespraak in Zürich bepleitte hij in 1946 de oprichting van een Verenigde Staten van Europa (waar het VK overigens nadrukkelijk geen deel van uitmaakte).
Charles de Gaulle (1890-1970) was een gecompliceerde man: reactionair en conservatief, imperialist maar maakte een eind aan het Franse Rijk, nationalist maar met een heilig geloof in de Europese gedachte, arrogant, intolerant en scherp, autoritair met een hekel aan partijpolitiek en democratie. Voor hem was de staat de hoogste politieke eenheid, gepositioneerd boven de samenleving en dus niet gebaseerd op gelijkheid. Het verraad van 1940, de capitulatie van het Frankrijk van Vichy onder generaal Pétain, moest gewroken worden en de Gaulle zag zichzelf als de meest aangewezen man daarvoor. Tijdens de oorlog verbleef hij in Londen waar de Gaulle een soort regering in ballingschap leidde. Churchill en Roosevelt hadden niet veel op met de steile en lastige Fransman maar uiteindelijk accepteerden zij de Gaulle als de belangrijkste Franse politiek en militair leider.
Hij was een uitstekend redenaar en werd de stem van de bevrijding lang voordat de Fransen wisten hoe hij eruitzag. Meedoen met de Grote Drie was voor De Gaulle echter niet weggelegd. Wel kreeg Frankrijk een permanente zetel in de Veiligheidsraad. De Gaulle trad weliswaar aan als regeringsleider maar bleek niet opgewassen tegen partijpolitiek en trad al snel weer terug en het zou nog twaalf jaar en 22 regeringen duren voor hij weer een machtspositie wist te verwerven.
Er was een crisis nodig om De Gaulle weer in het zadel te krijgen, de Algerijecrisis. De Gaulle werd premier met de belofte dat hij het Algerijeprobleem op zou lossen. Hij werd premier, kreeg een Grondwetswijziging door het parlement en liet zich uitroepen tot president met uitzonderlijke bevoegdheden. Hij vestigde de vijfde republiek. En stond toe dat Algerije, tot dan onlosmakelijk onderdeel van Frankrijk, onafhankelijk werd. Alle koloniën werden in rap tempo opgegeven. Ook bewerkstelligde De Gaulle dat de president in het vervolg door de bevolking werd gekozen. Maar de studentenonlusten van 1968 schatte hij totaal verkeerd in en in 1969 trad hij definitief af. Zijn tijd was voorbij. Een jaar later stierf hij.
Konrad Adenauer (1876-1967) was een christendemocratische conservatief. Hij werd burgemeester van Keulen maar werd door de nazi’s afgezet, om na de oorlog door de Amerikanen weer in zijn ambt te worden teruggeplaatst. Hij raakte betrokken bij de oprichting van de CDU en werd bij de oprichting van de BRD in 1949 de eerste kanselier. Sommigen noemden hem ‘de Duce uit Keulen’, een vingerwijzing naar zijn autoritair optreden. Hij steunde al snel de eerste pogingen tot eenwording in Europa, de EGKS. Hij zocht nadrukkelijk naar een betere verstandhouding met Frankrijk en leunde zwaar op de VS. Bij hem kregen politieke integratie en economisch herstel voorrang boven morele veroordeling en afrekening. Hierdoor kwamen de Duitsers vooralsnog niet toe aan Vergangenheitsbewältigung.
Adenauer moest niets hebben van socialisme en smeedde in 1949 een coalitie van CDU, CSU en FDP. Hij was tevens minister van buitenlandse zaken. En bleef 14 jaar Bundeskanzler en bleef exclusief op de VS georiënteerd. En op 5 mei 1955 werd Duitsland definitief een soevereine staat die enkele dagen later toetrad tot de NATO. De BRD was een van de oprichters van de EEG in 1957 hoewel de politieke integratie van de aangesloten landen ernstig vertraagd werd door de innige relatie van Adenauer met De Gaulle. Het is evident dat behalve de statuur van Adenauer ook het Wirtschaftswunder (waarvan Ludwig Erhard de architect was) van groot belang was voor de vorming van de BRD tot een stabiele democratie.
Maar het nazitijdperk werd toegedekt, allemaal de schuld van Hitler en iedere poging tot denazificatie mislukte. Integendeel vrijwel alle voormalige nazi’s werden in ere hersteld. In 1963 trad Adenauer af en werd zeer tegen zijn zin opgevolgd door Erhard.
Franco (1892-1975) bleek al op jonge leeftijd een paranoïde inslag te hebben en moest niets hebben van anarchisten, socialisten en vrijmetselarij. Hij was gedisciplineerd, zonder emoties, wraakzuchtig, antisemitisch en meedogenloos. En hij had overal vijanden. Hij groeide op in een zwakke centrale staat, verzwakt door corruptie. In 193/ werd de koning afgezet en werd een republiek gesticht. De armoede was immens en de gewone man sloofde zich uit voor een kleine elite. Socialisme en vakbonden vinden een vruchtbare bodem. Stakingen, rekken en opstanden waren aan de orde van de dag.
In de jaren dertig verkeerde Spanje in extreem chaotische tijden. De militairen beraamden in 1936 een staatsgreep en uit de tombola die daarop volgde kwam Franco tevoorschijn als de nieuwe sterke man. Al snel werden zijn troepen van wapens uit Duitsland voorzien. De Duitsers en Italianen gebruikten de Spaanse slagvelden om wapens en strategieën uit te proberen. Franco heette vanaf die dagen caudillo. Op 1 april 1939 verklaarde Franco de oorlog voorbij. Madrid was gevallen. Honderdduizenden gesneuvelden, tienduizenden door beide zijden geëxecuteerden, misschien wel een miljoen slachtoffers. De terreur tegen links zou tot halverwege de jaren veertig voortduren.
Ook Franco ontketende een persoonsverheerlijking, zoals ook Mussolini en Hitler dat hadden gedaan. Franco bewonderde beide dictators en zag aanvankelijk voor zijn Spanje wel een rol weggelegd in de Tweede Wereldoorlog. Maar de zwakte van zijn land en al snel de vrees dat de oorlog wel eens anders kon aflopen dan hij hoopte weerhielden hem van deelname aan dat conflict. Uiteindelijk speelde Franco een dubbelspel, hield vast aan zijn steun voor Hitler maar probeerde ook in het gevlei bij de geallieerden te komen.
In 1947 werd Spanje weer een monarchie en de persoonsverheerlijking van Franco bereikte ongekende hoogten. En het begin van de koude oorlog maakte dat de Amerikanen oog voor het Spanje van Franco kregen. Het pseudofascisme van Franco was minder erg dan het communisme van de Sovjets. Tegen de zin van de caudillo werd Spanje op economisch vlak steeds moderner en succesvoller, de dictatuur werd steeds meer een relict uit het verleden. Men wachtte op de dood van de grote leider. Toch vind ik de keuze voor Franco in deze studie discutabel. Ik zie niet echt een impact van deze dictator op het Europa uit die jaren. Er zijn geen Europese ontwikkelingen die werden versneld of vertraagd door toedoen van Franco. Sterker nog, Franco had zelfs nauwelijks of geen invloed op de economische bloei van Spanje. Hij overleed in 1975 maar het zou meer dan 25 jaar duren voordat Spanje een confrontatie met het eigen verleden aankon.
Tito, of eigenlijk Josip Broz (1892-1980) daarentegen had een veel grotere impact die tot de dag van vandaag doorwerkt in de Europese geschiedenis. Zijn naam was een alias dat hij in Russische krijgsgevangenschap tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikte. Hij ging zijn eigen weg en hield Joegoslavië buiten het Sovjetblok zonder zich uit te leveren aan de Amerikanen. Hij was intelligent, daadkrachtig, machtshongerig en meedogenloos en in zekere zin gevoelloos. En tegelijkertijd joviaal met een goed gevoel voor humor. Een womanizer buitendien met woede-uitbarstingen.
In de jaren dertig was hij druk doende de verboden communistische partij te heroprichten. Hij verbleef tijdens de Spaanse burgeroorlog enige tijd in Madrid en vermoedelijk heeft hij ook deelgenomen aan executies van trotskisten. In 1939 werd hij aangesteld als secretaris-generaal van de Joegoslavische communistische partij. Tito was een overtuigd stalinist. In 1941 werd Joegoslavië door de Duitsers ontmanteld en werd behalve door Duitsers ook door Italianen en Bulgaren bezet. In hetzelfde jaar werd Kroatië opgericht waar meer dan 300.000 Serviërs en tienduizenden joden en Roma werden vermoord. Tito was gedurende de oorlog een in de bergen levende partizaan en begon een guerrilla-oorlog. Joegoslavië is na de Eerste Wereldoorlog in feite in elkaar geknutseld. Het lag voor de hand dat het op enig moment weer zou verbrokkelen.
Maar voor het zover was werd het partizanenleger van Tito steeds populairder. In oktober 1944 heroverden de partizanen Belgrado en was Tito de onbetwiste leider van de natie. En zou een democratische federale staat moeten worden. Maar de communisten wonnen de verkiezingen in 1945 met zesennegentig procent van de stemmen. Al snel botste Tito met Stalin maar Tito hield stand en besliste de machtsstrijd in zijn voordeel. Zijn populariteit kon niet meer stuk. Maar hij was en bleef desondanks een dictator. De grote verdienste van Tito was dat hij zich niet aan een van de grootmachten verbond en er zo voor zorgde dat de Balkan niet kon worden misbruikt als springplank voor naties op zoek naar machtsinvloed. De economische groei kon ontstaan door toerisme maar ook door Amerikaanse financiële hulp en na Stalins dood ook financiële ondersteuning door de Russen. Tito verkreeg internationale faam en steun met zijn Beweging van niet-gebonden landen.
Maar het sprookje bleek eindig. Economische tegenwind, zeker na de oliecrisis van 1972 leidde ertoe dat het land steeds meer moest lenen, de rente- en schuldenlast namen toe, evenals de economische ongelijkheid en daarmee ook separatistische tendensen. Van een blijvende erfenis is het nooit gekomen. Binnen tien jaar stond de hele Balkan in brand. Tito was het cement, na zijn dood stortte alles in.
Margaret Thatcher (1925-2013) werd in 1979 de eerste vrouwelijke premier na jaren van hoge werkloosheid en inflatie en in tijden waar stakingen aan de orde van de dag waren. Ze geloofde heilig in het beperken van overheidsuitgaven, het terugdringen van sociale zekerheid en het beperken van de macht van de vakbonden. Ze werd bekend van TINA There Is No Alternative en There is no such thing as society. Thatchers regering slaagde erin in 1983 de inflatie van 22 procent terug te brengen naar 4 procent maar de prijs was hoog: werkloosheid verdrievoudigd, productie gedaald, belastingen gestegen en de staatsuitgaven hoger dan onder Labour! De markt werd heilig, deregulering het toverwoord en de ongelijkheid nam enorm toe.
Maar het optreden van Thatcher in de Falklandcrisis maakte haar op slag razend populair. Intussen ging zij verder in haar strijd om de macht van vakbonden te breken en dankzij het zwakke optreden van vakbondsleider Scargil lukte haar dat en kon ze tevens onrendabele kolenmijnen sluiten. Thatcher was bepaald geen Europeaan, getuige haar mening: “De meeste problemen waar de wereld mee te maken heeft gehad zijn afkomstig van het vasteland van Europa en de oplossingen van daarbuiten”. Ook de Duitse hereniging kon niet op haar instemming rekenen. Thatcher was de peetmoeder van de Brexit.
Ook bij Thatcher gaat Kershaw nauwelijks in op de persoonlijkheidsaspecten in relatie tot de macht die zij zich wist te verwerven. En dat is toch een gemis. Thatcher bleek uiteindelijk blasé geworden te zijn na al haar ‘successen’ en verloor het contact met de gewone burger. Die had ze allang van zich vervreemd door haar onzinnige uitspraak “There is no such thing as society”. Ze struikelde uiteindelijk over de Poll Tax.
Michail Gorbatsjov (1932-2022) was even geliefd in het Westen als uiteindelijk gehaat in Rusland. Hem wordt daar verweten de USSR te gronde te hebben gericht ook al was het Jeltsin die feitelijk het vonnis voltrok. In 1969 liet hij als partijchef in Stavropol een boek vernietigen waarin hervormingen werden gepropageerd die hij later zelf zou doorvoeren. Het boek was naar zijn oordeel ‘vreemd aan onze ideologie ‘. Ook over Brezjnev kon hij zich kruiperig uitlaten.
De USSR stortte onverwacht snel in, niemand die dat zag aankomen. Geen interne onlusten, geen hoge schulden, geen grote oorlogen gaande en toch implodeerde de unie. Gorbatsjov zag vooral economische indicatoren die tot forse hervormingen noopten. Bovendien was de politieke elite te oud en te ziek en te weinig ideeënrijk om het land succesvol te kunnen leiden. Ook Gorbatsjov had geen masterplan maar wilde wel hervormingen op vele fronten, niet wetende dat hij daarmee de doos van Pandora opende. Vooral ook omdat hij economische hervormingen combineerde met politieke, iets wat de Chinezen in de persoon van Xiaoping nooit hebben overwogen. Maar met zijn perestrojka en glasnost zette hij iets in beweging dat niet meer te stoppen bleek. Een van de mannen die opkwamen in het kielzog van Gorbatsjov was diens latere aartsvijand Boris Jeltsin. De hervormingen bleken een zichzelf aanvurend proces dat onhoudbaar voort denderde. En niet te vergeten, het nationaliteitenvraagstuk werd steeds manifester en urgenter vanaf 1988.
Tsjernobyl versnelde de wens van Gorbatsjov om de nucleaire bedreigingen tot staan te brengen door de wapenwedloop te doorbreken. In 1989 verklaarde Gorbatsjov de Koude Oorlog voorbij en nog datzelfde jaar viel de Berlijnse muur. De satellietstaten probeerden zich achter hun eigen ijzeren gordijn terug te trekken, ze waren niet enthousiast over Gorbatsjov maar ze konden de geschiedenis niet tegenhouden. Op 3 oktober 1990 werd de Duitse hereniging een feit en bleken de dagen van Gorbatsjov geteld. De economie bleef een enorm struikelblok en het nationaliteitenvraagstuk werd steeds nijpender. Ondertussen werd de machtspositie van Jeltsin steeds sterker. De unie stortte definitief in, Jeltsin was de baas in Rusland, Gorbatsjov trad af op 25 december 1991.
Zonder Gorbatsjov was het ijzeren gordijn niet gevallen, de koude oorlog niet beëindigd, de wapenwedloop niet gestopt, was er geen Duitse hereniging geweest, hadden de Russen nog steeds geen fundamentele vrijheden ervaren. De verdiensten van Gorbatsjov zijn niet te loochenen maar de Rus had daar geen boodschap aan en wist de fundamentele vrijheden niet naar waarde te schatten. Men verweet hem de economische malaise en het teloorgaan van de unie. Niet zo vreemd dat de Rus na de chaotische Jeltsin gretig op een nieuwe sterke man stemde: Poetin.
Helmut Kohl (1930-2017) werd Bundeskanzler in 1982 en hij bleef dat tot 1998. Ik herinner me hem vooral van een gezamenlijke herdenking in 1984 van de Eerste Wereldoorlog toen hij in Douaumont bij Verdun hand in hand stond met Mitterand. De Franse president stelde in zijn rede bij die gelegenheid dat nu memoire histoire was geworden. Ik vond het een indrukwekkende bijeenkomst. Er waren geen bijzondere omstandigheden die Kohl in 1982 aan de macht hielpen. Na de kabinetten Willy Brandt en Helmut Schmidt wilde de bevolking een andere kleur en ditmaal was de FDP wel bereid om samen met de CDU een regering te vormen.
Kohl volgde nadrukkelijk niet Thatcher in haar vrije markt denken maar stond veeleer een corporatieve sociale markt voor. Door de oorlog was de Duitse industrie tijdens de wederopbouw flink gemoderniseerd en het Wirtschaftswunder bracht welvaart voor iedereen. Overigens worden we ook hier niets gewaar van de persoonlijkheid van Kohl en de invloed daarvan op zijn ambities of machtspositie. Hoe het ook zij, vooral op basis van zijn intuïtie en prudentie wist Kohl heel snel de Duitse hereniging door het internationale politieke mijnenveld te leiden. Zowel de Amerikanen als de Russen ondersteunden de samenvoeging van beide landen. Alleen Gorbatsjov verzette zich tegen de uitbreiding van de NATO met een herenigd Duitsland. Ook dat wist Kohl uiteindelijk heel simpel op te lossen: met geld. De Russische economie verkeerde in een deplorabele staat en Kohl was bereid tot zeer ruimhartige kredieten. Gorbatsjov ging om. Helaas gaf onze minister-president Lubbers er blijk van de geschiedenis niet te begrijpen en bleef hij zich tegen de Duitse eenwording, in ieder geval tot mijn schaamte, verzetten.
De kosten van de eenwording waren echter enorm en de economie van de voormalige DDR stortte in. Maar op 3 oktober 1990 was de hereniging een politiek feit. En Kohl richtte zich vanaf dat moment op een versteviging en verdieping van de Europese integratie in de vorm van een Europese politieke unie. Die is er tot de dag van vandaag niet gekomen. Samen met Mitterand maakte hij zich sterk voor de Euro die vanaf 1 januari 1999 in gebruik werd genomen. Kohl bleef aan de macht tot 1989. Met Kohl persoonlijk liep het niet goed af, hem trof een treurig lot. Maar zijn nagedachtenis wordt toch vooral gekleurd door zijn onbetwiste verdiensten voor Duitsland en Europa.
In het nawoord schrijft Kershaw: “Ik wilde dus vaststellen welke rol persoonlijkheid speelt bij historische verandering, niet alleen door te kijken naar het persoonlijk optreden van een leider, maar ook naar de onpersoonlijke, structurele omstandigheden die de impact van die persoon mogelijk maakten. Welnu, in het laatste is hij zonder meer geslaagd, maar de persoonlijkheid van die leiders is op zijn best schematisch neergezet of in het geheel niet. In dit opzicht biedt dit boek niet wat de titel ons in het vooruitzicht stelt. Ook kun je je afvragen of een figuur als Franco in dit boek thuishoort, zijn invloed bleef immers strikt beperkt tot Spanje, op Europa had hij hoegenaamd geen enkele impact. En eigenlijk geldt dat ook voor Thatcher hoewel je van haar zou kunnen zeggen dat zij in feite de kiem legde voor de Brexit.
Nee, voor mij zit de niet geringe verdienste van dit boek in het nog eens belichten van Europese leiders op een historisch verantwoorde wijze, door een historicus die ik ken als gedegen, professioneel, objectief en met meer dan voldoende distantie. Ik heb ervan genoten en meer dan eens mijn geheugen nog eens opgefrist.
Recensie door Enno Nuy
Ian Kershaw, Persoonlijkheid en macht, Spectrum, 2022, 464 pagina’s