Wie macht heeft, die moet er voorzichtig mee omspringen - Vincent Stuer
In mijn verbeelding staan duizend mensen gelijk aan één school. Het college in Sint-Niklaas waar ik ooit de dagen aftelde, telde precies duizend leerlingen. Binnenkort zullen dertigduizend Belgen gestorven zijn aan Covid-19, dertig speelplaatsen vol.
Niks is dat, in hoofde van Vlaanderens meest vooraanstaande politicus Bart De Wever (N-VA), “een anekdotische pandemie”. We zijn wel wat gewend tegenwoordig, maar sta daar even bij stil: de partij voor wie Brussel-Halle-Vilvoorde essentieel was en het softe Marrakech-migratiepact existentieel, die partij verklaart met de dag luider dat corona een bagatel was.
De toonaangevende ideoloog van de partij doet er nog een schep bovenop: dat voor zo’n futiliteit is beknot op burgerlijke vrijheden vindt Joren Vermeersch onuitstaanbaar. “Het maniakaal uitsluiten van elk risico” is het, via een “moreel verwerpelijk segregatie- en pestbeleid”. Zelf weigert hij een boosterprik “uit protest tegen de chantagepas”, en naarmate Canadese truckers de voorbije weken hun economie verder lamlegden (de auto-industrie alleen al kostten de wegversperringen een miljard dollar), namen op zijn Twitter-account de hartjes- en vrachtwagenemoji’s toe: “Canadian truckers unite us all!”
The duty of the opposition is to oppose. Ook hatelijkheden, aanstellerij en argumenten ad hominem hebben hun plaats in een democratie – samengenomen, ergens aan de rechtse rafelrand daarvan, maar toch. Waar ze geen plaats hebben, is in het discours van een bestuurspartij, die bij elke stap het coronabeleid mee uittekende, laat staan van een behoudsgezinde partij.
“The first of all virtues, prudence”, schreef de stamvader van het conservatisme, Edmund Burke (1729-’97). Wie macht heeft, de macht van het woord, van de staat of van de massa, die moet er voorzichtig mee omspringen. Dat stadium is N-VA ver voorbij.
Daar is een reden voor. Separatisme is een abstract idee, het idee dat iets onbeschrijflijks als een natie het begin én het einde vormt van elke democratie, dat iets ongrijpbaars toch allesbepalend kan zijn voor de politieke legitimiteit. Die abstracte perfectie is tegelijk ook haar praktische gebrek. Want het staat haaks op de moderne samenleving en op de politieke instellingen zoals die, willen of niet, met de tijd zijn gegroeid.
Als droom en werkelijkheid botsen, rest ideologen enkel de vlucht vooruit. De Wever flirt de voorbije maanden steeds vlotter met buitenrechtelijke methodes, kijkt uit naar “een systeemcrisis als opportuniteit” en houdt Vivaldi alvast verantwoordelijk voor “burgerlijke onlusten” en niet uit te sluiten straatgeweld. De grens tussen analyse, dreigement en wensdenken wordt steeds vager.
Vlaanderen wordt geleid door zeloten, blinde ideologen wier dedain voor het democratische compromis, en iedereen die er deel van uitmaakt, ingebakken zit in hun monomane afkeer van België. Met conservatisme heeft het allemaal niets meer te maken.
Opnieuw: dat mag, maar waar dient het toe?
Voorzichtigheid eerst
Burke sprak er schande van, de ophitsers van zijn tijd: “Een van hen, een man met grote autoriteit, en zeker een met grote talenten, zei: ‘Misschien moeten we de instorting van het burgerlijke gezag afwachten. Rampzalig, zeker, maar waarom moet een ontwrichting in de politieke wereld tot een klaagzang leiden, als ze verwachtingen wekt van een wenselijke uitkomst?’”
Voor echte conservatieven is politiek een praktische kwestie, geen labo waar visionairen hun verbeelding de vrije loop kunnen laten – en hun rancune. Het is een zaak voor mensen die het volk vertolken en verdedigen, maar die de ontvlambare publieke opinie ook inperken met “voorzichtig leiderschap en wijze terughoudendheid”.
Haarfijn legde Burke uit hoe politieke theoretici afknappen zodra de weerbarstige werkelijkheid hun dogma’s geweld aandoet. Het verschil tussen goed of slecht beleid is voor hen nauwelijks van belang. Vaak verkiezen ze zelfs het laatste, als dat in hun kraam past. “Wanneer ze merken dat hun politieke plannen niet aansluiten bij de staat van de wereld waarin ze leven, gaan ze al snel lichtvaardig oordelen over élk publiek principe, en zijn ze klaar om, voor een onbeduidend voordeel, zaken op te geven waaraan ze duidelijk zelf weinig waarde hechten.”
Het nieuw gevonden nihilisme van N-VA is geen stijl maar substantie, geen neveneffect maar essentie. Maar het is wel een probleem voor ons allemaal. Het is niet N-VA die er in 2024 bij zal winnen, en Vlaanderen nog minder.
Vincent Stuer
De auteur is schrijver en werkt in het Europees Parlement. Zijn jongste boek is Hoogmoed—Van Verdinaso tot verzet.