De Hoorn des Overvloeds – Hendrik Vanmassenhove
Een boek dat een theorie aanbiedt dat politieke deuren opent, dat kan men wel zeggen van ‘De mythe van de staatsschuld’ (2021) van Stephanie Kelton. Daarin wordt de Modern Monetary Theory (MMT) uit de doeken gedaan. Doordat het heersende argument van een overheidsdeficit als domper op meer overheidsuitgaven onderuit gehaald wordt, openen zich onverwachte perspectieven voor een humaner politiek beleid. Om evenwel geen onverantwoorde verwachtingen op te wekken, wil ik van meet af aan daaraan toevoegen dat deze vaststelling enkel opgaat voor landen die over een munt beschikken die ze zelf beheren en dat niet gebonden is aan een gouden standaard, een andere munt of eender welke externe waarde. Het zijn currency issuers, valuta-uitgevende instellingen. Dat gaat op voor de Amerikaanse Dollar, het Engelse Pond en de Japanse Yen. Ook de Euro beantwoordt aan deze voorwaarde, maar de Europese Unie is nog altijd geen Verenigde Staten van Europa, zodat een eigen manier om dat voordeel politiek te implementeren moet uitgedacht worden, een taak dat ik aan de Europese politici en hun monetaire adviseurs overlaat. De afzonderlijke Europese landen en de meeste andere landen in de wereld zijn currency users, valutagebruikers en blijven schatplichtig aan het deficitair spookbeeld.
Ikzelf heb het nodig geacht om het boek in het Engels door te nemen (The Deficit Myth – 2020). Dat biedt het voordeel dat ik in de toekomst rechtstreeks toegang heb op tot te citeren oorspronkelijke fragmenten, als ik nog eens een tekst opstel in het Engels, want dat is nu eenmaal de taal van de wetenschap geworden, het universeel communicatiemiddel, de lingua Franca, het latijn van de eenentwintigste eeuw. We beschikken evenwel in het veeltalige Europa over uitstekende vertalers, zodat er hoegenaamd geen bezwaar is om kennis met de ‘Moderne monetaire theorie’ te maken in een Nederlandstalige versie. De uitdrukking ‘traduttore traditore’, dat vertalen verraden is, mag dan wel opgaan voor puristen, een goede vertaler weet daar wel mee om te gaan, zonder de leesbaarheid en de betekenis veel geweld aan te doen. Bovendien moet ik in alle deemoed bekennen dat het Engels niet mijn moedertaal is, dat ik geen taalkundige ben en dat ik dan ook niet de pretentie heb te beweren dat ik van alle nuances op de hoogte ben. Men roeit met de riemen die men heeft.
De grote wiskundige-filosoof Bertrand Russell heeft ooit ergens geschreven dat men best naar een lager niveau van kennis gaat indien men even hapert bij een moeilijker te doorgronden queeste. Dat is waartoe Kelton soms overgaat en zodoende slaagt om een tekst te produceren die vlot leest en voor een breed publiek toegankelijk blijft. Ikzelf volg deze raad evenzeer vaak op. In mijn zoektocht naar het vatten van de MMT ben ik dan ook terechtgekomen bij de vraag wat geld nu eigenlijk is, zeg maar: een fundamentele vraag. Dan herinner ik mij mijn eerste lessen economie, waarin geld vier functies heeft, namelijk als ruilmiddel, als rekenmiddel, als oppotmiddel en als vergoedingsmiddel. Gedurende het lezen van het boek ontsprong het idee van een bijkomende functie, namelijk communicatiemiddel. De overheid heft bijvoorbeeld belastingen op tabak met de bedoeling het roken, dat slecht is voor de gezondheid, af te raden. Dat het evenzeer de bedoeling is om inkomsten te genereren is al even duidelijk, maar dat heeft nu net te maken met de kritiek die vanuit de MMT geopperd wort. De overheid heeft helemaal niet de behoefte om geld op die manier op te halen teneinde zijn uitgaven te financieren. De overheid is immers geen beheerder van een het budget van een huishouden. Als een ‘goede huisvader’, of beter: als een ‘voorzichtig en redelijk persoon’, zoals het in de tekst van het Burgerlijk Wetboek thans luidt, dient iemand die het huishoudbudget beheert de tering naar de nering te zetten, dus niet meer uitgeven dat er binnenkomt.
Dat is feitelijk niet het geval voor de overheid zegt Kelton. Het overheidsbudget mag dan al een kolom uitgaven en inkomsten bevatten en de ministers mogen dan al zeggen dat er geen of zo weinig mogelijk deficit mag zijn, als er een politieke beslissing genomen wordt om bijvoorbeeld uitgaven in de sociale zekerheid te voorzien, worden die uitgaven gewoonweg via een lopende rekening verwerkt en de betalingen zijn niet afhankelijk van de inkomsten, maar van de wetgeving. Het is overigens niet mogelijk dat een land dat zijn eigen munt uitgeeft, failliet kan gaan. Dat kan wel het geval zijn voor een land dat in het buitenland moet lenen, zoals in de tijd Griekenland, maar de Verenigde Staten van Amerika is niet afhankelijk van leningen en kan in principe zoveel uitgeven als ze wil. Eigenlijk is dat laatste niet helemaal juist, want er zijn wel beperkingen in de vorm van het gevaar voor inflatie, die dan de economische activiteit aantast, maar daarover straks meer.
Hoe dan ook is het een mythe dat de VS, Japan of UK failliet kunnen gaan omdat ze teveel geld uitgeven. In principe maken ze zelf hun geld, bij manier van spreken op het klavier van een computer. De fout die meestal gemaakt wordt is een huishouden gelijk te stellen met een overheidsbeheer. Hier is dus niet Russells vereenvoudiging van toepassing. Die vergelijking is gewoon fout. Bij het lezen van het boek moet men er bovendien van uitgaan dat Kelton vooral haar eigen land, de VS, onder de loep neemt. We weten immers, met de perikelen rond overheidsleningen in Europa in het begin van deze eeuw, dat sommige landen in de problemen kwamen en dat het de onvoorwaardelijke steun van de ECB (de Europese Centrale Bank) was die er een einde aan maakte. De ECB paste eigenlijk op eigen houtje, want zij heeft van de overheid ruime zelfstandigheid gekregen, die regel van de MMT toe. De speculanten dienden af te druipen. Ze zouden nooit kunnen winnen van iemand die in se niet beperkt was in zijn mogelijkheid om geld te creëren.
Vooraleer verder te gaan, even een kleine toelichting. Kelton heeft het niet over een communicatieve functie van geld, maar benadert het geheel vanuit een optiek dat diametraal tegenover het huidige inzicht in staatsfinanciën staat. De overheid zou volgens haar geld creëren opdat de burgers belastingen zouden kunnen betalen, of kortom toch iets in die zin. Die communicatieve functie leek mij evenwel een elegantere oplossing. Goed, laten we het dan hebben over de oplossingen. Om te beginnen is er het euvel van de werkloosheid. Om dat te counteren moet de overheid een systeem van werkgarantie ontwerpen dat automatisch reageert op een inkrimping van de economische activiteit, waarbij op het plaatselijk niveau, de meest geschikte plaats, daar concrete invulling aan gegeven wordt. Dit stabilisatiesysteem dient zoveel mogelijk de werkloosheidsuitkering te vervangen, zij het steeds op vrijwillige basis. Om het in de termen van Amartya Sen uit te drukken: het gaat om capabilities en opportunities (bekwaamheden en kansen). Dat is geen gemakkelijke opgave, maar indien goed geconcipieerd, zijn er alleen maar positieve gevolgen aan verbonden.
De massale steun vanuit Europa voor de heropleving van de economie na de coronacrisis, een steun in geïnformatiseerde vorm verleend, kan derhalve feilloos werken, hoewel het relatieve succes ervan mede zal afhangen van invullingen de diverse landen eraan zullen geven. Als het surplus terecht komt bij de financiële bovenklasse (Kijk nou, Herbert, wat een leuke attentie van de minister!) en dan niet enkel de productie van luxeartikelen opdrijft, maar vooral de spaarquote verhoogt in plaats van de consumptiequote, zal het effect op de economie geringer uitvallen. Er moet daarentegen ingezet worden op een verhoging van de werkgelegenheid, de verbetering van de financiële toestand van de mensen, de verdere uitbouw van sociale voorzieningen, het individualiseren van het onderwijs, het optimaliseren van de infrastructuur, en dat alles in een technologisch vernieuwende inzet tegen de opwarming van de aarde. Voor Europa komt daar dan nog bij dat defensie minder stiefmoederlijk dient te worden behandeld.
De belangrijkste belemmering van dat alles is inflatie. Daarom dient de stimulatie van de economie gestopt te worden vooraleer de limiet van volledige werkgelegenheid is bereikt. Dat er discrepanties in de werkaanbieding bestaan, kan gedeeltelijk opgevangen worden door van immigratie een opportuniteit te maken om knelpuntberoepen in te vullen, voor zover opleiding niet zou volstaan. Bovendien is de democratie gebaat met een minder uitgesproken tweedeling van de maatschappij in zeer rijken en veel armen. Een ontwikkelde middenklasse is de beste schokdemper tegen dictaturen en nepdemocratieën. Plato wist dat reeds, maar, wij moeten dat doen op basis van vrijheid. Karl Popper heeft niet voor niets de dictatoriale neiging van Plato aangeklaagd, maar zelfs in de democratische wereld dreigt intern het gevaar, namelijk als een gevestigde elite de rechtvaardigheidsnormen ondergronds aan het ondermijnen is. Dat laatste had John Rawls dan weer geduid.
Een Hoorn des Overvloeds? Ja, maar dan in functie van de noden en met een blik op de economische ontwikkelingen, dus voorzichtig en redelijk. Een liberale houding met een menselijk gelaat is geen utopie.
Hendrik Vanmassenhove
De auteur is gewezen kernlid van Liberales
Stephanie Kelton, The Deficit Myth: Modern Monetary Theory and the Birth of the People’s Economy, Public Affairs, 2020