Het belang van een seculiere universiteit en atheïstische wetenschap - Floris van den Berg
Henrik Laban, student aan de Universiteit Utrecht, doet een duit in het zakje bij het debat over diversiteit op de universiteit. Hij stelt: ‘Het voornaamste onderwerp van diversiteit op de universiteit behoort een diversiteit in ideeën te zijn.’ Dat klinkt vriendelijk en tolerant, maar bij nadere beschouwing vind ik het geen goed idee. De universiteit is namelijk geen platform voor een diversiteit aan willekeurig welke ideeën. De ideeën die op de universiteit behandeld mogen worden, zijn ideeën die zich openstellen voor de wetenschappelijke methode. Uitsluitend binnen dat raamwerk van wetenschap is er ruimte voor diversiteit aan ideeën, maar ideeën die niet-wetenschappelijk zijn, hebben geen plaats op de universiteit, behalve dan als object van studie.
Ik denk dat het behulpzaam is om twee soorten ideeën te onderscheiden waardoor het debat over diversiteit aan duidelijkheid wint. Aan de ene kant zijn er (descriptieve) kennisclaims (bijvoorbeeld betreffende de evolutie, de Covid-19 pandemie en vaccinatie of door mensen veroorzaakte klimaatverandering). De universiteit biedt alleen een platform aan wetenschappers die ofwel de wetenschappelijke consensus uitdragen ofwel daarvan afwijken maar daarover publiceren in relevante peer reviewed journals.
Aan de andere kant zijn er (normatieve) opinies. Op de universiteit zou daarvoor een veel ruimte moeten zijn, maar die ruimte is niet onbegrensd. Het propageren van shariawetgeving bij een rechtenfaculteit lijkt mij daarbuiten vallen. Over waar die grens ligt moet echter gedebatteerd worden, een belangrijk criterium in dezen is geweld en het oproepen tot geweld wat niet getolereerd moet worden. Filosoof Karl Popper stelt dat onbegrensde tolerantie zelfdestructief is en dat intolerantie niet getolereerd moet worden.
Laban vervolgt: “Verschillende ideeën over de oorsprong, de werking en het doel van de wereld, de mens en God brengen de meest vruchtbare discussies teweeg. Wanneer twee andersdenkende professoren twisten over de doelgerichtheid van het universum, worden ze beiden op de proef gesteld om hun denkbeelden te verantwoorden en deze dus grondig te doordenken en te formuleren. Zo komt men tot de meest waarheidsgetrouwe inzichten over de werkelijkheid.”
Daarmee laat Laban godsdienstige ideeën toe in het debat over de doelgerichtheid in het universum. Dit debat is echter al enkele honderden jaren geleden beslecht: er is geen doelgerichtheid in het universum. Het staat iedereen vrij om daarover te discussiëren, maar voor niet-wetenschappelijke, religieuze ideeën hoeft geen ruimte ingebouwd worden op de universiteit.
Nu herinner ik mij levendige atheïsme-debatten met o.a. Herman Philipse (auteur van Atheïstisch manifest), Paul Cliteur (auteur van Atheïstisch woordenboek) en docent en priester Antoine Bodar uit mijn studententijd in Leiden en die vond ik zeer leerzaam, maar het geeft slechts aan dat er ook docenten zijn die nog niet begrepen hebben dat religie en wetenschap elkaar uitsluiten (hoogstens kun je het begrip religie zover oprekken dat het niets meer betekent en het dan wel lijkt te kunnen). Buiten het reguliere onderwijs kunnen er lezingen en debatten op de universiteit plaats vinden, zoals bij Studium Generale.
De religiedebatten in Leiden vonden ook bij Studium Generale plaats. “Religieuze studenten en professoren, van humanisten tot moslims, zullen alle theorieën die zij ontdekken of aanhoren, plaatsen binnen een holistisch betekenisstelsel en zijn daarbij gericht op harmonisering, mits zij allicht de vereiste openheid van geest bewaren. Het is al met al voor de universiteit belangwekkender om op zoek te gaan naar religieuze diversiteit, want deze bevordert het beste de diversiteit in ideeën.”
Ik betwijfel of het expliciet ter discussie stellen van geloof leidt tot harmonie of tot ‘de beste diversiteit in ideeën’. Universiteiten zijn juist een battle of ideas waar ideeën worden bekritiseerd en slechte en valse ideeën verdwijnen uit het curriculum. Religieuze kennisclaims hebben de toets der rede niet doorstaan en tal van religieuze morele claims blijken bij nadere beschouwing immoreel (neem jongensbesnijdenis of het goedkeuren van geweld om cartoons).
De universiteit moet geen diversiteit aan valse of immorele ideeën bieden. De universiteit moet juist kritiek leveren op dergelijke opvattingen. Dat kan pijnlijk zijn. De universiteit moet als instituut seculier zijn. Studenten en medewerkers hebben alle vrijheid om te geloven wat zij willen; maar docenten mogen in de hoedanigheid van docent geen kennisuitspraken doen die gebaseerd zijn op religieuze uitgangspunten, omdat ze haaks staan op de wetenschap. Labans pleidooi voor meer religieuze diversiteit ondergraaft de essentie van zowel wetenschap als universiteit. Ook al klinkt het nog zo tolerant.
Of is het betoog van Laban soms ironisch bedoeld? Nelleke Noordervliet schreef onlangs in een essay: ‘Ironie wordt tegenwoordig moeilijk herkend.’ Mijn argumentatie is in ieder geval niet ironisch bedoeld. Daarvoor staat er teveel op het spel.
Floris van den Berg is filosoof en is auteur van o.a. ‘De vrolijke atheïst’.