Ik ga je (nog) niet loslaten Egon Pas
Lieve zoon van me,
Vandaag kijk ik terug op jouw jaar. Niet het mijne.
Jouw laatste half jaar in het Atheneum, met online lessen, geen examens, geen feestjes, geen grappen, grollen en deugnieterij. Geen boze vader die jou, als je stomdronken en twee uur later dan afgesproken voor de deur staat, uitkaffert en je roes laat uitslapen. Ach man, ik zou er geld voor geven om dat laatste te mogen doen.
Jouw grootste, langste en meest onvergetelijke vakantie. Jouw transatlantic race in Rusland. Het opladen van de batterijen om te beginnen aan dat zware eerste jaar, zonder zorgen, vol dromen, vol hoop. Een vakantie met beperkingen, afzeggingen, geknakte verwachtingen, en vele onzinnige regeltjes. Een vakantie waar je had moeten muilen, kalverliefdes ondergaan, afspraakjes maken, en wie weet wat meer.
Jouw eerste half jaar aan de Universiteit. Een leven als student. Onzekerheden. Studentenverenigingen. Laat ik me dopen of niet. Nieuwe vriendschappen. Filosoferen over de maatschappij en de toekomst. Je eerste cantus. Buizen voor je eerste tentamen (wel, euh, dat laatste heb je niet gemist ). Je verdriet verdrinken in de Overpoort, samen met lotgenoten (dat dan weer wel…). Neen, je kreeg eenzaamheid en online lessen in de plaats. Je moeder, vader en broers waren je belangrijkste contacten. Geen mogelijkheid meer voor je hobby’s en passies. Ook geen mogelijkheid om nieuwe dingen te ontdekken.
Jouw eerste examens. In de kou. Voorbereid in solitude, op zich niet slecht, als je dat wel op tijd afwisselt met een pintje met medestudenten. Maar je kent ze niet eens. Dan het resultaat. Niet schitterend, maar je kan dat niet eens relativeren door te vergelijken met anderen. Je kent hen niet. De enige vergelijking is je punten in het middelbaar. Tja…
En ondertussen: het blamen. Het wijzen met de vingertjes naar de jongeren. Als er toch eens 2 jongeren muilen op een bankje. Of drie kotgenoten die samen een spaghetti klaarmaken. Of een student die op de warmste dag van het jaar zonder mondkapje in een zwembad springt. De idiotie van pers, politici en het lijdzame volk.
Sorry. Sorry voor alles. Sorry voor de angstpsychose die jouw leven onmogelijk maakt. Sorry dat ik niet meer kan doen om oplossingen te vinden.
Vandaag wil je opgeven. Ik begrijp je. Ik snap het helemaal. Maar ik ga je niet loslaten. Ik zal blijven inpraten op jou om dit niet te doen. Dat deze idiotie zal stoppen. En er wel toekomst is. Dat je niet alleen bent. Dat we straks nog steeds ingenieurs, artsen, veeartsen, biologen, wiskundigen, … nodig hebben.
Je bent niet alleen. Een derde van jouw medestudenten is depressief. Een vijfde heeft suïcidale gedachten. Geen idee hoeveel er hun studies willen opgeven. Maar geloof me, je bent niet alleen. Hoewel het zo voelt.
Sorry.
Normaal zou ik je nu moeten loslaten. Normaal zou je je afzetten tegen die oude man met zijn conservatieve ideeën. Die ouwe vent die niet meer begrijpt wat jong zijn betekent. Die ouwe pa die stiekem trots zou zijn op de zelfstandige kerel die zijn zoon geworden is. Die zagevent die normaal enkel goed zou zijn om de ijskast te plunderen (die vooraf met dit doel uitgebreid werd gevuld) en een paar eurobriefjes af te luizen (die vooraf met dit doel werden afgehaald).
Maar ik ga jou (nog) niet loslaten. Vergeet het maar. En nogmaals sorry daarvoor.
De auteur beschrijft zichzelf als een cynische, sarcastische, ongelovige, skeptische waterbouwkundige ingenieur en gewoon vader.