Een pleidooi voor klimaatmegalomanie - François Levrau
Boudry’s ecomodernisme
In een interessante opiniebijdrage schrijft Maarten Boudry dat nogal wat klimaatactivisten menen dat de mens zich al te lang heer en meester van de schepping heeft gewaand en dat het door die hoogmoed is dat we uiteindelijk met een klimaatcrisis opgezadeld zitten. Het succes van de landbouwrevolutie en wetenschappelijke revolutie is de mensen naar het hoofd gestegen. Ze lijden aan hoogheidswaanzin en hebben, als waren het goden die aan niks of niemand verantwoording hoeven af te leggen, de natuur geplunderd om eigengereide behoeftes te bevredigen. Boudry zegt dat zo: “Zoals Prometheus het vuur van de goden stal, zoals Adam en Eva hun tanden zetten in de vrucht van de Boom van Kennis, zo haalde de vermetele westerse mens fossiele smurrie uit de aarde en werd terstond bevangen door grootheidswaan.” Met die manier van voorstellen is Boudry het dus niet eens. Anders dan wat men gewoonlijk denkt had de nobele wilde – de mens die ogenschijnlijk nog in grote harmonie met de natuur leefde – een veel grotere ecologische voetafdruk dan de door de klimaatactivisten zo verfoeide moderne en megalomane mens. Het punt, zo verheldert Boudry, is dat de mens altijd al de natuur naar zijn hand heeft gezet en dat de mens daar sedert genoemde revoluties eigenlijk gewoon beter in is geworden. “Menselijke vooruitgang betekent: loskomen van de natuur. Armoede en onderontwikkeling betekenen: aan de natuur overgeleverd zijn.” Of de industriële revolutie goed nieuws was voor de natuur lijkt me een boude bewering, gelet op het feit dat die revolutie net tot de bevolkingsexplosie heeft geleid alsook tot een levensstijl die voor het klimaat zo nefast is gebleken. Misschien is die industriële revolutie eerder een pyrrusoverwinning waarbij de moderne mens het dan wel mogelijks haalt van de primitieve mens, maar net door het eigen succes zijn eigen doodgraver wordt. Niet dat er moet worden gewanhoopt, maar het punt is natuurlijk dat we vandaag – ondanks en dankzij alle successen van de moderniteit – te maken hebben met een klimaatcrisis.
Boudry stelt dat de klimaatcrisis niet kan en (opvallend!) ook niet moet worden bezworen middels het mantra ‘minder, minder, minder!’ – in casu minder grootheidswaanzin, minder consumptie, minder spilzucht, minder reizen, minder luxe, minder mensen,… Zijn devies is eerder ‘meer, meer, meer!’ – in casu, meer hoogwaardige en innovatieve technologie. De oproep tot bescheidenheid en soberheid, zo stelt hij, miskent te veel de werkelijke omvang van het probleem en derhalve van de menselijke opdracht. Gezien de omvang en het karakter van het probleem (groeiende bevolking met groeiende energiebehoeften) zijn meer doortastende ingrepen nodig en dat veronderstelt dat er een aantal taboes moeten sneuvelen, zoals het taboe over kernenergie, genetische modificatie, etc. Het gaat er dus volgens Boudry niet over dat de uitstoot wat wordt verminderd via zonnepanelen, windmolens en via een meer sobere levensstijl gezien dit het klimaat nu eenmaal niet zal redden. Hij merkt daarbij het volgende op: “Het lijkt bizar dat klimaatactivisten zich al decennia hardnekkig blijven verzetten tegen een technologie [kernenergie] die zo’n grote troef kan betekenen in hun eigen strijd. Als je echter gelooft dat technologische hoogmoed de wortel van het kwaad is, dan is het niet verwonderlijk dat je je neus ophaalt voor kernenergie. Want atomen splijten in hoogtechnologische reactoren, dat is wel het toppunt van prometheïsche hoogmoed, van gevaarlijke grootheidswaan. Ons klimaat redden met kernenergie, dat lijkt als brand blussen met een vlammenwerper.”
Veralgemeende klimaatmegalomanie
Boudry stelt dus dat de opdracht die ons wacht tot geen valse bescheidenheid noopt, maar eerder oproept tot gezonde ambitie, visie, vertrouwen en daadkracht. “Het grootste probleem is niet hoogmoed maar bescheidenheid. Valse bescheidenheid.” Ik ben het daar mee eens, alleen pleit ik voor een soort veralgemeende vorm van (gezonde) hybris. We moeten niet wachten en hopen op een aantal highbrow intellectuals en rocket scientists, maar worden best, elk op onze manier, van de klimaatcrisis doordrongen. Waarom? Omdat we ons allemaal in het diepste van onze gedachten een god voelen en omdat we ons allen graag willen erkend weten in de gedachte dat wat we doen er wel degelijk toe doet. We willen niet machteloos toekijken hoe de ‘wereld naar de knoppen gaat’ of hoe ze door de genoemde bollebozen wordt gered. Mensen worden er dus best bij betrokken en worden in die zin dan ook best allemaal wat meer klimaatmegalomaan. Het is immers in die houding dat een kracht schuilt die tot ethisch handelen voert (vb. minder blinde consumptie, maar ook meer steun voor allerhande structurele maatregelen). Om te begrijpen waartoe de klimaatmegalomaan in staat is, is het interessant hem van de cynicus en de narcist te differentiëren.
De cynicus heeft het eigenlijk allemaal opgegeven. Hij bevroedt niks dan onoprechte motieven bij de ander, hij wantrouwt politici, gelooft niet in wetenschap, keert zich van de maatschappelijke instituties en wijst tot slot ook voortdurend zichzelf af omdat hij van mening is dat het uiteindelijk niet zoveel uitmaakt wat hij doet of laat. ‘Waarom zou ik mijn afval niet gewoon op straat gooien, straks komt de opruimdienst toch om alles weer schoon te maken?; ‘Waarom moet ik gaan stemmen als politici niks dan zakkenvullers zijn en geen groter doel in het vizier hebben?’; ‘Waarom zou ik braaf in de rij aanschuiven als de orde straks, bij het openen van de deur, meteen weg is en mensen elkaar zullen verdringen?’; ‘Waarom moet ik op mijn woorden en gedragingen letten, als alles wat ik zeg of doe als ‘dust in the wind’ verdwijnt?’ De cynicus onderschat zichzelf en is in die zin een micromaan. In een samenleving die wordt bevolkt met veel cynici worden regels, waarden, normen, geboden, verboden voortdurend met de voeten getreden. Omdat de cynicus voor elk voorstel het draagvlak ondermijnt, is er weinig hoop op wezenlijke verandering. Het doet er allemaal niet toe. Defaitisme troef.
De narcist gelooft dat hij anders en uniek is. Hij gelooft misschien wel in het belang van bepaalde regels, maar hij is te laks omdat hij meent dat de wetten en geboden eigenlijk niet echt voor hem gelden. Hij houdt teveel van zichzelf en gunt zichzelf daarom het recht op uitzonderingen. In een samenleving die wordt bevolkt met veel narcisten worden regels, waarden, normen, geboden, verboden voortdurend met de voeten getreden. Omdat de narcist zichzelf als de uitzondering beschouwt en, bij veralgemening, daarmee niet zozeer de regel bevestigt maar veeleer de uitzondering tot de nieuwe regel verheft, is er weinig hoop op wezenlijke verandering. Het doet er misschien wel toe, maar niet persé vandaag, alleen als het hem uitkomt. Nonchalance troef.
In tegenstelling tot de cynicus die in het moeras van zijn defaitisme wegzinkt, en de narcist die zijn uniciteit dermate fêteert dat hij nauwelijks door een groter goed wordt geïnspireerd, begrijpt de megalomaan zichzelf als het centrum van de wereld. Hij is ervan overtuigd dat wat hij doet en zegt een wezenlijke impact op de ander en de wereld heeft. Hij denkt niet dat zijn woorden en gedragingen als ‘dust in the wind’ verdwijnen, maar wel dat ze een vlindereffect in gang zetten – naar de opvatting dat het gefladder van een vlinder in Brazilië uiteindelijk een tornado in Texas kan veroorzaken. Waar de cynicus over alles een laagje ijs legt waardoor elk enthousiasme in de kern bevriest, de narcist zichzelf bij elke inspanning goedkeurend in de spiegel fixeert, is het de megalomaan die als een pyromaan de hoop doet ontbranden en de ander nogal vigoureus met hun defaitisme, nonchalance of naïviteit confronteert. De megalomaan gelooft dat wat hij denkt en doet van belang is, waardoor hij geëngageerd blijft. In een samenleving die wordt bevolkt met veel megalomanen worden regels, waarden, normen, geboden, verboden nauwkeurig opgevolgd. Omdat de megalomaan de eigen impact beseft en overdrijft, is er veel hoop op wezenlijke verandering. Het doet er allemaal toe. Yes we can! Positivisme troef.
Natuurlijk hoort het beeld van de ‘almachtdenker’ wat cum grano salis genomen te worden, maar de kern blijft: individuen hoeven niet aan de kant te staan en op hun enthousiasme hoeft niet laatdunkend te worden neergekeken. Tegelijk moet er vermeden worden dat personen voortdurend op hun particuliere acties en keuzes worden aangesproken. Of nog, men moet van de megalomaan geen paranoïcus maken, iemand die zichzelf voortdurend afvraagt of hij wel het ‘juiste’ doet, want dat levert alleen maar ‘klimaatstress’ op – een aandoening die overigens echt bestaat, net zoals ‘vliegschaamte’. Het schuldbewustzijn van mensen moet niet in overdrive gaan. Men moet zich met andere woorden niet voortdurend een klimaatzondaar voelen die naar penitentie en absolutie smacht. De megalomaan staat met vertrouwen in de wereld en richt zich op impactmaximalisatie. Het is zaak die megalomanie te prikkelen en te koesteren. Naar het mij voorkomt doet Boudry dat te weinig.
Voorbij de disjunctie
Zo stelt Boudry het in zijn bijdrage teveel voor alsof er in de strijd voor het klimaat sprake is van een disjunctie: of je kijkt vooruit en kiest het pad van het ecomodernisme of je blikt achteruit en houdt je bezig met de wind- en zonne-energie en ander ‘gemorrel in de marge’ (dixit Boudry). Dat hij het op die manier voorstelt heeft er wellicht mee te maken dat hij net vreest dat mensen hun eigen (geringe) inbreng overschatten. Boudry heeft dan mogelijks het volgende type individu op het oog: iemand die meent dat de persoonlijke inspanningen de structurele veranderingen goeddeels overbodig maken of iemand die het ganse jaar minder plastic zakjes gebruikt, wat vaker de fiets in plaats van de auto gebruikt, minder vlees eet, Led-lampen gebruikt en daarom vindt dat hij nu toch wel genoeg voor dat klimaat heeft gedaan om die vliegreis naar dat mooie vakantieoord in Spanje te legitimeren. Wie inderdaad meent dat de cumulatie van kleine gedragingen en keuzes voldoende is voor de aanpak van het grote probleem, leeft in een gevaarlijke illusie. Maar, dit soort compensatiegedrag is niet wat de megalomaan waarover ik het heb kenmerkt. Het hoort veeleer bij de paranoïcus die zich doorheen het jaar schuldig voelt of bij de narcist die zijn bijdragen goed bijhoudt en zichzelf op de borst klopt telkens wanneer hij meent dat zijn inspanning het klimaat ten goede komt. De megalomaan die ik voor ogen heb, stelt zich open voor verbetering en maximalisatie omdat hij begrijpt dat het/hij altijd nog beter kan. Dat er dus sprake zou kunnen zijn van compensatiegedrag is mogelijk, maar dat hoeft niet persé en zeker niet altijd het geval te zijn. Men zou immers net zo goed kunnen denken dat het bij diegenen is die persoonlijk al moeite voor het klimaat doen, dat de grootste steun kan worden gevonden voor de maatregelen die Boudry zo emfatisch bepleit.
Als Boudry dus zijn ecomodernisme wil verdedigen ten opzichte van wie (nog) niet overtuigd is, dan moet hij dat volgens mij niet doen door die mensen te zeggen dat hun inspanningen weinig meer zijn dan druppels op een hete plaat. Eerder dan hen te demoniseren, doet hij er volgens mij beter aan de god in hun gedachten te strelen zodat hij hen kan overhalen een betere god te worden. Op het einde van zijn tekst schrijft Boudry zelf: “We zijn als goden, en we móéten er goed in worden.’ En dan liefst geen god zoals die van Franciscus, die zijn hele schepping verzwelgt in een zondvloed, maar verantwoorde en intelligente goden die goed zorg dragen voor de aarde. Daarvoor moeten we wel het hoofd koel houden en de ideologische paardenkleppen afzetten. Het grootste probleem is niet hoogmoed maar bescheidenheid. Valse bescheidenheid.” Net omwille van dat citaat is het jammer dat Boudry de ‘triviale acties’ van mensen geringschat. Hij zou mensen net op sleeptouw moeten nemen onder het motto ‘plus est en vous!’. Boudry moet met andere woorden vanuit de katheder van zijn nieuwe leerstoel – die hem overigens van harte is gegund – mensen niet alleen de les spellen (hij bruuskeert dan en dat heeft mogelijks vooral een contraproductief effect), hij moet hen in de eerste plaats vooral begeesteren. Daarbij hoort geen valse hoop (‘Ja, met jouw Led-lampen en jouw inspanning om te recycleren wordt het klimaat gered!’), maar ook geen ontmoediging. De kans is immers groot dat wie de morele wijsvinger in het gezicht krijgt geduwd van de weeromstuit een cynicus wordt (iemand die afhaakt) of een narcist (iemand die zijn eigen kleine waarheid blijft koesteren).
Voorzichtig met wie en wat men afwijst
Het klopt dat de klimaatzaak niet wordt opgelost door een beroep te doen op het individuele geweten, maar het lijkt me dat het zonder die prikkeling ook niet kan. Mensen moeten zich aangesproken voelen: ‘het klimaat is van ons!’ Scherper gesteld: wie meent zijn individuele verantwoordelijkheid voor het klimaat te kunnen negeren omdat het klimaatprobleem nu eenmaal afhangt van structurele ingrepen die het eigen petje te boven gaan, die handelt zoals diegene die zijn eigen morele verantwoordelijkheid afwijst omdat hij het wel en wee van een samenleving laat afhangen van de (straf)wetgeving. Die strafwetgeving komt er echter alleen wanneer burgers er het belang van inzien – iets dat ze politici kunnen duidelijk maken door geweldplegingen ook uit hun private leven te bannen. Structurele veranderingen die niet collectief worden gedragen komen er niet omdat geen enkele politicus keuzes durft te verdedigen waarvan hij weet of aanvoelt dat er eigenlijk geen draagvlak voor is. Zoals gezegd, uit de klimaatmegalomanie ontspruit een sterke ethische/politieke kracht waarvan Boudry zou moeten gebruik maken. Anders dus dan Boudry lijkt te suggereren, hoeven mensen die zich als burger inzetten om soberder te leven (minder de auto, minder vlees, minder het vliegtuig, etc.) niet persé een krachtdadiger klimaat in de weg te staan. Sterker nog, ze kunnen net de belangrijkste wegbereiders zijn. In die zin bezingt Boudry best wat vaker de lof van de conjunctie. Hij mag niet zelf de fout maken die hij anderen verwijt, namelijk te activistisch worden en de paardenkleppen dragen die hij bij anderen zo vaak bespeurt. De disjunctie tussen kernenergie en hernieuwbare energie leidt bijvoorbeeld vooral tot stilstand en daar profiteren net de fossiele bedrijven van – de vijand die Boudry met de klimaatactivisten deelt.
Boudry stelt dat hij geen blinde vooruitgangsoptimist is – meermaals geeft hij aan dat vooruitgang geen historische noodwendigheid is en dat de oplossingen dus niet zomaar als manna uit de hemel komen vallen. Hij baseert, naar eigen zeggen, zijn stellingen op wat het verleden hem leert waardoor hij meent een aantal extrapolaties naar de toekomst te kunnen/mogen maken. Dat lijkt me een redelijke strategie, maar ze is niet zonder gevaar. Het feit dat men in het verleden al negenennegentig problemen heeft opgelost, zegt niks over de mate waarin men erin zal slagen om het honderdste probleem dat zich aandient op te lossen. Wie vier keer na elkaar met een dobbelsteen gooit en telkens drie ogen zag verschijnen, die zal, bij de vijfde gooi, opnieuw één op de zes kans hebben om drie ogen te gooien. Bij elke worp begint alles gewoon opnieuw. Hoewel de parallel niet helemaal opgaat (er speelt cumulatie van kennis en ervaring), moet toch duidelijk zijn dat elk probleem samengaat met nieuwe vraagstukken en dilemma’s, waarvan het nooit zeker is dat het antwoord (tijdig) zal worden gevonden. Als de Parijs-doelstellingen dus willen gehaald worden, zetten we best in op zoveel mogelijk acties en blijven we best iedereen mobiliseren. Hoe klimaatvriendelijk kernenergie ook moge zijn, als het dan toch fout zou gaan, worden we plots wel geconfronteerd met het risico van een catastrofe. Niet dat Boudry dat doet, maar deze en andere gerelateerde bezorgdheden mogen niet lichtzinnig van de hand worden gewuifd. Mijn suggestie? Iedereen en dan met name de klimaatmegalomaan warm houden – in tijden van klimaatopwarming zou dit niet zo moeilijk mogen zijn, toch?
François Levrau, is Doctor in de Sociale Wetenschappen, verbonden aan UAntwerpen
Referentie
Boudry, Maarten (2019). Soberheid gaat het klimaat niet redden. De Volkskrant, 13 september.
https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/soberheid-gaat-het-klimaat-niet-redden~b55c3f6a/