De zieners - Guido van Hengel
Onlangs is met de nodige toeters en bellen de Nederlandse vertaling van Der Untergang des Abendlandes van Oswald Spengler verschenen, het standaardwerk van het cultuurpessimisme. Is het een teken des tijds dat een warrig theoretisch doemdenkboek weer opgeld maakt? Ook vandaag wordt het maatschappelijk debat ontsierd door onheilszwangere termen als ‘omvolking’, ‘homeopathische verdunning van de cultuur’ en de ‘herovering van de mannelijkheid in feminiene tijden’. Voor wie het spoor bijster dreigt te raken kan ik De zieners. Toekomstvisioen uit een verloren Europa van Guido van Hengel aanraden. Die brengt je weer met beide voeten op de grond.
Deze historicus heeft de bewonderenswaardige moed gehad om zich doorheen een brij esoterische onzin van een aantal zelfbenoemde profeten van het interbellum heen te lezen. Sterker nog, hij is erin geslaagd om daarover een helder leesbaar boek te schrijven. Hoed af. Van Hengel focust zich op het trio Frederik van Eeden, de Duitse filosoof (nou ja) Erich Gutkind en de Bosnisch-Serviche mysticus Dimitrije Mitrinovic, maar ook madame Blavatsky, Kandinsky, Gurdjieff en andere grote geesten draven op. Van Eeden is de oudste van de bende en is even van zijn melk na het floppen van zijn utopische landbouwcommune Walden. Hij verwacht alleen nog heil van ‘de koninklijken van de geest’, denkers die met een spiritueel offensief de ondergang van Europa willen afwenden.
Als Van Eeden Siderische Geburt van ene ‘Volker’ leest, is hij in hemelse sferen. Achter het pseudoniem gaat Erich Gutkind schuil, een filosoof die met zijn familie van industriëlen gebroken heeft – of beter: zij met hem – en desondanks goed in de slappe was zit. Altijd handig. Gutkind, gedegouteerd van het materialisme en de geestelijke leegte van zijn tijd, gaat voor niet minder dan de ‘wereldoplossing’, wat tegelijkertijd de ‘wereldvervolmaking’ zal zijn. Ik kan er me niets bij voorstellen, maar Van Eeden des te meer en Gutkind en hij besluiten een ‘bloedbond’ van spirituele genieën op te richten met als doel ‘een fijnmazig net over de hele wereld’ te spinnen om de mensheid te redden. Een dozijn van dat soort geesteshelden kan al volstaan, aldus de schrijver van De kleine Johannes.
Het duo lukt het om mensen als de filosoof Martin Buber en de industrieel-schrijver Walther Rathenau als leden aan te trekken voor wat ze de Forte Kreis noemen. Ze slagen er warempel in één keer te vergaderen maar dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit en is het momentum voorbij. Intussen is ook de jonge Bosnische Serviër Mitrinovic in Duitsland opgedaagd. Hij zoekt meteen contact met zijn goeroes Gutkind en ook Van Eeden. Hij overtreft ze algauw in kletskoek. Hij is zo wild van de schilderijen en de kunsttheorie van Kandinsky dat hij hem als voorloper ziet van de vernietiging van de burgermaatschappij. Mitrinovic ziet een ‘Arisch Europa’ voor zich opdoemen dat zich manifesteren zal als een ‘geestelijke grootheid’ met ‘de oprichting van de cultuurmens op aarde’. Eindstation is de ‘Pan-Mensheid’.
Wat moet je met dit soort bevlogen maar onrealistische kamergeleerden? Ze wisten het zelf ook niet en al helemaal niet wat ze met elkaar aan moesten, want uiteindelijk verdroegen ze ‘welgeteld een enkele persoon’. Van Eeden keerde zich, na veel gesteggel met zijn maatjes, uiteindelijk af van al zijn utopieën en werd katholiek, Gutman vluchtte voor het nazisme naar de Verenigde Staten en Mitrinovic settelde zich in Londen, liet zich door de Servische ambassade vorstelijk betalen en leidde nog jaren een kleine occulte cel met in hoofdzaak vrouwelijke bewonderaars. Welk project hij ook begon, het een al waanzinniger dan het andere, het eindigde telkens in een sof. Heroïsch leven is nu eenmaal moeilijker dan erover te fabuleren.
Als het boek van Guido van Hengel één ding duidelijk maakt, is het dat Oswald Spengler geen zonderling was met zijn hoogdravende ondergangsvisioenen. Het cultuurpessimisme kleefde een groot deel van de intelligentsia in het interbellum aan, balancerend ‘tussen bedrog en verbeelding, aanstelleritis en bezieling’. De auteur betrekt het toenmalige doemdenken onnadrukkelijk op vandaag en waarschuwt zo impliciet voor de talloze nieuwe onheilsprofetieën die weer opgang maken. Terecht. De zieners is een zinnig boek over een hoop onzin.
Guido van Hengel, De zieners. Toekomstvisioenen uit een verloren Europa, Ambo/Anthos, 2018, 312 blz., €20,00
Recensie door Leo de Haes