Rebellie - Joseph Roth
Een van de meest bekende en indrukwekkende anti oorlogsboeken is Krieg dem Kriege! van de anarchist en pacifist Ernst Friedrich. Oorlog aan de oorlog! bevat zo'n 180 gruwelijke fotobeelden uit de Eerste Wereldoorlog met scherpe commentaren het Duits, Engels, Frans en Nederlands. De auteur omschreef zichzelf niet als ‘Duitser’ maar als ‘mens’. Hij droeg zijn boek op aan de ‘mensen van alle landen’ en dit tegen ‘alle oorlogsdwepers, planners en leiders van slachtpartijen’. De foto’s tonen ondermeer close-ups van zwaar verminkte gezichten, van soldaten met weggeschoten neuzen, ogen, aangezichten en kinnen.
In 1925 richtte Friedrich het Ersten internationales Anti-Kriegsmuseum op in Berlijn als reactie op de gruwelijkheden van de Eerste Wereldoorlog. Vele duizenden soldaten met dergelijke ‘gueules cassés’ lagen op dat ogenblik nog als hopeloos verminkten weg te kwijnen in ziekenhuizen. In 1933 werd zijn boek door de nazi’s verbrand, zijn museum vernietigd en Ernst Friedrich zelf gevangen gezet en gefolterd. Toch overleefde hij de waanzin, hij vluchtte naar Frankrijk en Nederland, en bleef de rest van zijn leven actief in de pacifistische beweging. In 1982 richtte zijn kleinzoon het Anti-Kriegsmuseum in Berlijn weer op. Tot vandaag kan men er de afstotelijke fotoverzameling van Ernst Friedrich bekijken.
Over zo’n verminkte oorlogsveteraan verhaalt de Joods-Oostenrijks-Hongaarse schrijver Joseph Roth in zijn boek Rebellie. Hoofdpersonage is Andreas Pum die in de strijd een been is kwijtraakt en opgenomen wordt in een sanatorium samen met andere verminkten, blinden en doven. Voor zijn ‘heldendaden’ ontvangt Pum een militaire onderscheiding die hij met trots draagt. De regering is rechtvaardig, zo denkt hij, en hij wordt daarin gesterkt als hij van de overheid niet alleen een prothese voor zijn stuk geschoten been krijgt maar ook een officiële vergunning om met een draaiorgel in de stad te mogen bedelen. Elke dag trekt hij, met zijn officiële vergunning in zijn zak, naar buiten om zijn muziek ten gehore te brengen, onder meer het Duitse volkslied.
Hij voelt zich een volstrekt rechtschapen man, een dienaar van de wet, een oorlogsinvalide met een goede betrekking, en zelfs met een toekomst want na de oorlog zijn mannen geen slechte partij voor de vele jonge weduwes. Op een dag ontmoet hij een aardige oorlogsweduwe en zijn geluk blijkt niet op te kunnen. Intussen vernemen we hoe andere oorlogsinvaliden zich keren tegen de regering omdat ze zich in de steek gelaten voelen of de zinloosheid van hun bestaan beseffen. Ze blijken vatbaar voor reactionaire en revolutionaire denkbeelden, maar daar is Andreas Pum het niet met eens. Voor hem zijn het vermaledijde onruststokers, rebellen en heidenen. Mensen die de orde en rechtvaardigheid in vraag stellen.
Verschillende keren klinkt doorheen de roman de kreet ‘Orde moet er zijn!’ Het lijkt wel het stopwoord voor extreemrechts in deze woelige dagen tussen de twee wereldoorlogen, die een grote aantrekkingskracht uitoefent op al wie baalt van de onzekerheid waarin het land sinds het einde van de Grote Oorlog is terecht gekomen. In die zin keert Andreas Pum zich tegen al die oorlogsinvaliden die ontevreden zijn en zich afzetten tegen het wettige bestuur. Roth is een meesterlijk sfeerschepper die de lotgevallen van zijn protagonisten beschrijft met veel ironie en inlevingsvermogen. De plichtsbewuste veteraan voelt zich veilig met zijn vergunning op zak, maar de lezer voelt dat dit slechts een façade is. Het geluk waarin de éénbenige zich uitverkoren voelt, kan niet blijven duren.
Op een dag raakt Andreas Pum betrokken bij een banaal incident dat uitloopt op een gevecht en een tussenkomst van de ordediensten. Vanaf dan valt zijn zorgvuldig opgebouwde leventje in duigen. Zijn vergunning wordt ingetrokken, zijn vrouw keert zich van hem af en tot overmaat van ramp belandt hij in de gevangenis. ‘Zonder dat hij het wist, werd hij langzaam en grondig vermalen’, beschrijft Roth. Hoewel hij daar maar zes weken opgesloten zit, verandert zijn leven en denken dramatisch. Plots beseft hij dat hij niet uitverkoren is, dat het ‘systeem’ onrechtvaardig is en dat een mens weerloos staat tegenover een machtssysteem. Zijn oorspronkelijke afkeer voor de opstandige oorlogsinvaliden die zich keerden tegen de regering slaat om naar regelrechte sympathie. En op zijn beurt keert hij zich tegen de wereld, tegen de autoriteiten, tegen de regering en tegen God, vooral tegen God.
Joseph Roth had een grondige afkeer van het nationalisme dat Europa in zijn greep had en onderkende al vroeg de gevaren van het fascisme en van de opkomende nazi-beweging. In een van zijn andere boeken, Het Spinnenweb, beschrijft hij het lot van Theodor Lohse, een verbitterde conservatieve luitenant die de Grote Oorlog overleefde, maar vanuit een grote rancune aansluit bij de beweging van Adolf Hitler. In 1933 ontvluchtte Joseph Roth nazi-Duitsland waar zijn boeken verboden werden. Hij stierf in 1939 verarmd als banneling in Parijs. Zijn werken getuigen van een visionaire kijk op de dictatuur die zijn land en de Duitse beschaving in de vernieling stuurde.
Joseph Roth, Rebellie, Atlas, 2006
Recensie door Dirk Verhofstadt