Na zonsopgang - Ben Shephard

Na zonsopgang - Ben Shephard

De Tweede Wereldoorlog en de Endlösung blijven schrijvers, historici, filosofen en politici inspireren. Ooit verklaarde de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad dat de Holocaust nooit heeft plaatsgevonden, dat de moord op de Joden een mythe is en dat het een verhaaltje is van de zionisten om er geld uit te slaan. Extreemrechts zit op dezelfde lijn en houdt internationale congressen om de Holocaust te ‘ontmaskeren’. Een actieve negationist is Volen Siderov van de Bulgaarse Ataka-partij en goede vriend van Vlaams Belang-boegbeeld Filip Dewinter. Het is een zorgelijke evolutie, vooral nu de laatste getuigen ingevolge ouderdom en ziekte verdwijnen. Dat maakt dat elke wetenschappelijke publicatie over die vreselijke gebeurtenissen, met getuigenissen van direct betrokkenen, zo belangrijk is. De voorbije jaren verschenen tal van boeken over het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Ze gaven ons inzicht over het ontstaan, de werking en de impact van de judeocide. Maar naast de vernietigingskampen van Majdanek, Chelmo, Belzec, Sobibor, Treblinka en Auschwitz waren nog heel wat andere concentratiekampen in werking waar talloze mensen stierven door ziekte, uitputting en moord. Gruwelijke plaatsen als Buchenwald, Gross-Rosen, Ravensbruck, Dora, Natzweiler, Sachsenhausen, Flossenburg, Neuengamme, Oranienburg, Dachau, enzovoort die stuk voor stuk ‘model’ stonden voor de beestachtigheid waarop de nazi’s omgingen met hun politieke en andere tegenstanders.

Een van de meest gekende kampen is Bergen-Belsen, op vijftig kilometer ten noorden van Hannover. Toen de Britse troepen het kamp bevrijdden op 15 april 1945 deden ze ontdekkingen die de wereld schokten. In het kamp lagen tienduizend lijken in het wilde weg opgestapeld. Minstens vijftigduizend mensen leden aan vlektyfus, uithongering en dysenterie. De cruciale vraag voor de bevrijders was hoe en hoeveel men van de nauwelijks levenden nog kon redden. Een noodhulpoperatie werd op touw gezet. Terwijl de oorlog voortduurde, stuurde het Britse leger medische groepen naar Bergen-Belsen. Ze werden bijgestaan door vrijwilligers uit Engeland, Ierland, Zwitserland, België en de Verenigde Staten. Twee maanden lang deed iedereen zijn uiterste best zoveel mogelijk slachtoffers te redden van de dood. De reddingsacties werden evenwel ernstig gehinderd door een tekort aan medicijnen en materiaal. Tegen eind juni 1945 waren er weliswaar 46.000 mensen gered, maar dat hield in dat na de bevrijding toch nog 14.000 mensen het leven lieten. Ben Shapard beschrijft niet alleen het verloop van de bevrijding van het kamp maar gaat ook in op de delicate vraag of de actie van de Britse bevrijders een succes was, of een aaneenschakeling van blunders als een culminatie van de jarenlange onverschilligheid over het lot van de joden in Europa.

Bergen-Belsen werd in 1940 gesticht als detentieplaats voor krijgsgevangenen, maar eind december 1942 gelastte Heinrich Himmler een speciaal doorgangskamp in te richten teneinde joden met belangrijke buitenlandse connecties af te zonderen. Midden 1943 arriveerden in Bergen-Belsen ongeveer 7.000 ‘ruiljoden’. Het groeide halverwege 1944 tot het grootste concentratiekamp op Duits grondgebied met vijf aparte deelkampen voor ruiljoden, neutralen, criminelen, zigeuners en politieke gevangenen. Op het einde van de oorlog steeg het aantal gevangenen fenomenaal door de evacuatie van duizenden gevangenen uit concentratiekampen uit het oosten. De overbevolkte situatie veroorzaakte nog meer doden door allerlei ziektes. Een van hen was Arthur Vanderpoorten, de Belgische Minister voor Binnenlandse Zaken, die nauwelijks twee weken voor de bevrijding stierf aan tyfus. Een ander bekend slachtoffer was Anne Frank en haar zuster Margot die in maart 1945 overleden. Toen de Britten het kamp bevrijdden konden ze hun ogen niet geloven. Overal lagen onbegraven lijken en wie nog leefde, was aan het einde van zijn of haar krachten.

Ben Shephard haalt van in het begin hard uit naar de toenmalige Britse minister voor Buitenlandse Zaken Anthony Eden die hij ‘passief antisemitisme’ verwijt. Hij zou schrik gehad hebben dat een oplossing voor de joden er toe zou leiden dat de Engelsen meer dan 100.000 joodse vluchtelingen moesten opnemen. Ook Roosevelt geloofde dat alleen het snel winnen van de oorlog de Europese joden kon helpen. Net daarom concentreerde hij alles op een snelle opmars naar Berlijn en niet op het bombarderen van spoorlijnen naar concentratiekampen. Onthutsend was ook de houding van het Internationale Rode Kruis dat besloot om niet in te grijpen maar koos voor behoedzaamheid. Maar wat wisten de geallieerden nu eigenlijk? Volgens de auteur heel veel, en dat wordt ook bevestigd door documenten en geluidsfragmenten die men lezen en horen in de Holocaust Exhibition in het Imperial War Museum in Londen. Daaruit blijkt dat de geallieerde leiders op de hoogte waren van wat er in de kampen gebeurde. Dat neemt niet weg dat de Britse bevrijders met verstomming geslagen werden toen ze de situatie in Bergen-Belsen met eigen ogen aanschouwden. Dit hadden ze nog nooit gezien en hun morele verontwaardiging was zondermeer oprecht.

Himmler besefte dat de oorlog verloren was en probeerde het op het einde van de oorlog op een akkoordje te gooien met de geallieerden. Daarvoor wou hij de ‘ruiljoden’ gebruiken als pasmunt. Maar daarmee zorgde hij ervoor dat de Engelsen in één klap het morele initiatief konden grijpen. De gruwelijkheden in Bergen-Belsen – die al snel werden gefilmd door Britse cameramensen en verspreid over gans de wereld – hadden een dermate impact op de publieke opinie dat ze elke geallieerde daad konden rechtvaardigen. Zoals de bombardementen op de Duitse steden waarbij tienduizenden onschuldige slachtoffers vielen. Onder supervisie van de Britse troepen moesten SS-ers de lijken in Bergen-Belsen begraven en werden gevangen genomen Duitse artsen en verpleegsters ingezet, maar het aantal doden bleef enorm toenemen. In zijn boek haalt Ben Shephard een vreselijk detail aan dat heel wat zegt over de toenmalige mentaliteit van de oorlogsvoerders. Volgens een akkoord mochten 800 Duitse Wehrmacht-soldaten op 19 april het kamp verlaten en terugkeren naar de Duitse linies. Bij hun vertrek hadden ze de watervoorziening in de kazernes bij Bergen-Belsen gesaboteerd. Het zorgde voor bijkomend zinloos lijden voor de vele zieke patiënten in het gruwelkamp. Een onvoorstelbare daad van barbaarsheid tegenover hoofdzakelijk zieke medemensen.

Intussen poogden de Britten de mensen met levenskansen te scheiden van de door tyfus en verzwakking ten dode opgeschreven zieken. Een afschuwelijke handeling waarbij men een kruis tekende op het voorhoofd van patiënten die door brancardiers werden overgebracht naar een geïmproviseerd ziekenhuis waar ze een kans op overleven hadden. Vrachtwagens die zieken met overlevingskans wilden wegvoeren naar het ziekenhuis werden bestormd. Hoe erg de situatie in het kamp was, bleek uit het feit dat bij de overgave van Duitsland op 8 mei 1945 de meeste bewoners bijzonder apathisch bleven. Zij beseften immers dat hun oorlog nog niet voorbij was. Meer dan tienduizend mensen verkeerden nog in levensgevaar en tal van hen zouden het niet halen. Ondermeer door het gebrek aan kennis over de voedselverstrekking aan uitgehongerde mensen. Tal van mensen stierven nadat ze plots overmatig veel voedsel aten, anderen bezweken aan de opgelopen ziektes zoals diarree en hongeroedeem. Uiteindelijk werden alle gevangenen geëvacueerd en besloten de Britten – om verspreiding van ziektes te voorkomen – alle barakken te verbranden.

Na de oorlog werden een aantal van hen opgevangen door Zweden. Anderen gingen naar Israël en de Verenigde Staten. Maar velen bleven in Duitsland waar op dat ogenblik zowat 10 miljoen buitenlandse dwangarbeiders en krijgsgevangenen - die op Duitse bodem waren gestrand op het einde van de oorlog - hun weg naar huis of naar een andere veilige plek op aarde zochten. Op 17 september 1945 begon het proces tegen Josef Kramer, de commandant van Bergen-Belsen en enkele weken later werden de laatste barakken in het kamp platgebrand. Jarenlang stond Bergen-Belsen – meer dan Auschwitz – symbool voor de wreedheid van de Duitsers. De beelden van Britten die met bulldozers opeengestapelde lijken in massagraven duwden, zorgden voor een schok bij de wereldopinie. Misschien was dit wel een van de eerste gruwelijke beelden van de Tweede Wereldoorlog dat door zoveel mensen werd waargenomen. Het eerste diepe besef ook dat er zich in nazi-Duitsland iets vreselijk – moreel onaanvaardbaar – had voorgedaan.

De beelden over Bergen-Belsen vormden het begin van een wereldwijde mobilisatie tegen de barbarij en een appèl op het individueel geweten van elke mens om dergelijke mistoestanden niet langer te aanvaarden. Ze hebben hun doel niet gemist. De bergen lijken die in massagraven werden gedumpt staan op het netvlies van talloze mensen. Ze herinneren er ons aan dat in totalitaire systemen de mens geen enkele waarde heeft. Dat mensen in dictaturen net als ‘dingen’ gebruikt, ingeschakeld en uitgeschakeld worden. Het besef dat mensen geen middel maar een doel zijn, is dan ook een van de belangrijkste inzichten van de moderne mens en tegelijk van de universele beschaving. Bergen-Belsen was de hel, een oord waar duizenden het leven lieten. Wie het overleefde mocht zich gelukkig noemen. Een broos geluk dat balanceerde tussen herinnering en hoop. Die herinneringen dreigen met het afsterven van de laatste getuigen te verdwijnen in de nevelen van de geschiedenis. Daarom komt dit boek over Bergen-Belsen net op tijd. Om er ons aan te herinneren dat het ondenkbare toch gebeurde en opnieuw kan gebeuren.

 

Ben Shephard, Na zonsopgang, Contact, 2005

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Razzia - Nabil Ayouck

Razzia - Nabil Ayouck

Atheologie - Michel Onfray

Atheologie - Michel Onfray