Atheologie - Michel Onfray
‘God is dood’, zo verklaarde Friedrich Nietzsche al meer dan honderd jaar geleden. Maar dat klopt niet. Ondanks de secularisering, geloofsafval en leegstroom van kerken, moskeeën en synagogen kennen we de voorbije jaren een heuse revival van de religies. Niet alleen van de islam die sinds de Iraanse revolutie van 1979 en de aanslagen van 11 september 2001 aan een mondiale veroveringstocht bezig lijkt, maar ook van het christendom in de Verenigde Staten, Oost-Europa, Afrika en Latijns Amerika. Zelfs in het ‘seculiere’ West-Europa neemt de roep naar een benadrukking van de christelijke identiteit toe, zoals we konden vaststellen rond de discussie van de al dan niet verwijzing naar het christendom in het ontwerp van Grondwet van de Europese Unie. Ook in de literatuur en de filosofie is er een hernieuwde aandacht voor het religieuze en keert men zich steeds openlijker tegen de verworvenheden van de Verlichting. Intellectuelen wijzen op de schijnbaar groeiende brutaliteit, de onverschilligheid en het gebrek aan solidariteit in onze samenleving en wijten dat aan het toegenomen individualisme, hedonisme en consumentisme. Ze pleiten voor bezinning, zelfbeheersing en een herstel van een aantal geestelijke normen en waarden. Zelfs voor een terugkeer naar de ‘goede oude tijd’ waarin mensen luisterden naar het morele gezag van geestelijken.
Tegen die trend in publiceerde de Franse filosoof Michel Onfray een controversieel boek onder de titel Atheologie waarin hij de grondslagen van de drie monotheïstische godsdiensten frontaal aanvalt. Hij toont aan dat jodendom, christendom en islam aan het begin van de 21ste eeuw een aanzienlijk steviger greep houden op de maatschappij dan menigeen beseft en dat ze in essentie niet veel van elkaar verschillen. Aan de hand van een ‘deconstructie’ van deze godsdiensten waarbij hij teruggaat naar hun ontstaansgeschiedenis en hun historische voorbeelden, beschrijft de filosoof hoezeer ze gericht zijn op ‘het leven na de dood’ en op de onderwerping van de mens aan irrationele, inperkende geboden en verboden. Onfray staat bekend als een hartstochtelijk vertolker van het atheïsme en het hedonisme. Zijn vorige boek Het lichaam, het leven en het lijden was één grote aanklacht tegen het christelijke nihilisme met zijn verering van de zelfkwelling, het van doodsverlangen vervulde lijden en de morele verheerlijking van pijn teneinde zich betrokken te voelen bij het sterven van Christus. Nu gaat hij een stap verder en keert zich tegen het obscurantisme van alle religies en hun hang naar de dood. Tegelijk pleit hij voor een fellere Verlichting en voor het atheïsme als de levenshouding waarin de mens zich weer verzoent met het leven.
‘God is dood noch stervend’, zegt Onfray, want ‘een verzinsel gaat niet dood, een illusie sterft nooit, een sprookje wordt nooit weerlegd’. Integendeel, een ganse wetenschap houdt het in leven, de theologie, uitgedragen en geholpen door een reusachtig leger van bezoldigde denkers en beroepskrachten, de priesters, rabbi en imams. Wie niet gelooft, de atheïst, wordt door hen vervloekt, verafschuwd en beschouwd als immoreel en weerzinwekkend. Weinigen durfden het aan om de religieuze sprookjes te doorprikken. Cristovao Ferreira, Jean Meslier, baron d’Holbach en Ludwig Feuerbach deden het maar bleven nagenoeg onbekend. Tot Friedrich Nietzsche het heersende joods-christelijke denken aan het wankelen bracht. Hij doorzag de religieuze en morele idealen als maskers van zelfzucht, machtsdrift en ressentiment. Onfray geeft hiermee een verrassende kijk op de omstreden filosoof. ‘Hij wilde mensen die hem gehoorzaamden door zichzelf te volgen en niemand anders, zelfs hem niet’. Dat is inderdaad het tegenbeeld van elke geopenbaarde godsdienst die van mensen verwacht – of juister ‘dwingt’ – dat ze hun eigen wil loslaten en blindelings de heilige teksten volgen. Waaruit de auteur besluit dat enkel het atheïsme kan zorgen voor een uitweg uit het nihilisme.
‘Als God niet bestaat is alles toegestaan’ schreef Dostojevski in zijn boek De Gebroeders Karamazov. Onfray keert die stelling om en schrijft ‘omdat God bestaat is alles toegestaan’ en hij haalt een batterij overtuigende argumenten aan. Van de aanslagen van 11 september en het toenemende antisemitisme, tot het verzwijgen van pedofiel gedrag van priesters. Het bewijst dat we nog steeds leven in een bijzonder religieuze tijd, denk ook aan het verzet tegenover abortus, geboortebeperking en bio-ethiek. Maar ook aan de drammerige afkeer van religies voor plezier, lust en passies. We moeten tijdens ons leven lijden om het later, in het hiernamaals, beter te hebben zo houden de zelfverklaarde vertegenwoordigers van God ons voor. Vandaar de gemeenschappelijke afkeer van de drie geopenbaarde godsdiensten voor de vrijheid, voor het leven, voor de vrouwen, voor het lichaam en vooral voor de kennis. Gehoorzaamheid behoeft geen kennis of een persoonlijk oordeel, laat staan autonomie!
Die verkettering van de rede valt inderdaad op bij zowel het jodendom, het christendom als de islam. Ze roepen op om ‘gevaarlijke’ manuscripten te verbranden. Op de katholieke Index van verboden boeken stonden zowat alle belangrijke wetenschappelijke werken. En ayatollahs riepen fatwa’s uit over islamitische auteurs die kritiek hadden op de islam. Zowel de Kerk als de islam verzetten zich heftig tegen ieder onderzoek. Wie dat toch deed kreeg problemen, zoals Galileo Galilei, of werd afgedaan als een godslasterende idioot, zoals Charles Darwin. De aarde is volgens Bijbelexegeten exact 4.000 jaar oud en daar kan geen geoloog een dag aan toevoegen. Wat volgens de geestelijken wél bestaat is het paradijs en de hel, de beloning of de bestraffing in het hiernamaals. Het is het cruciale geloofspunt omdat het de mens in de handen van Gods soldaten op aarde houdt, niet zelden fanatici. Zij hebben de vermeende sleutels van de hemelpoort immers in handen, kunnen vergiffenis schenken en de mens zijn zonden vergeven. Meer nog, zo kunnen ze hun ‘gelovigen’ aanzetten tot de meest gruwelijke misdaden in naam van God en de heilige teksten. Daarin moeten ook de vrouwen het ontgelden, want die worden beschouwd als minderwaardig, onrein en derhalve ongeschikt om God op aarde te vertegenwoordigen.
Onfray ontmaskert overtuigend de historiciteit van het christendom. Niets bewijst dat Jezus echt bestaan heeft en zelfs al dat het geval zou zijn geweest dan zijn de woorden die hem in de mond worden gelegd, geschreven door mensen die hem nooit persoonlijk gekend hebben. De eerste evangeliën dateren van rond het jaar 70. Ze dragen vooral de stempel van Paulus van Tarsus een jood die zelf eerst christenen vervolgde, zich nadien bekeerde en volgens de auteur uiteindelijk tekeer ging als een fanatieke bekeringshystericus. Met grote afkeer voor het lichaam, vrouwen en het leven. Maar nog belangrijker, het paulinische denken ontziet de machtigen, de Romeinen. ‘Zo zet de Kerk een partnerschap op met de Staat waardoor ze vanaf het begin aan de kant van de tirannen, dictators en despoten komt te staan’, schrijft Onfray. Iets wat Constantijn de Grote als eerste in de praktijk brengt. Hij gebruikt het christendom om mensen te onderwerpen aan de wereldlijke autoriteiten en hij voegt nieuwe wetten toe gericht tegen zedenverval, prostitutie en vrije seksualiteit. In 380 verklaart keizer Theodosius het katholicisme tot staatsgodsdienst, het begin van een meedogenloze strijd tegen andersdenkenden, ketters en ongelovigen, van autodafe’s, vervolgingen en massamoorden.
De ‘heilige’ teksten werden later eeuwenlang gekopieerd, aangepast, geschrapt en verdraaid. Pas in 1546 besliste het concilie van Trente over de definitieve bronnen van het geloof, de canon. Het resultaat is een aaneenschakeling van tegenstrijdigheden, onwaarschijnlijkheden en verzinsels, aldus Onfray. Hij wijst erop dat joden, christenen en moslims naar wens uit de thora, de evangeliën en de koran kunnen putten om elk van hun daden te rechtvaardigen. Het ene vers verbiedt moord het andere legt het op. Hitler beriep zich op Jezus die de kooplieden uit de tempel verdreef, Martin Luther King baseerde zich op diezelfde Jezus om zijn geweldloosheid te prediken. Zo ook in de Koran waarin staat dat ‘het doden van een mens gelijk staat aan het doden van de hele mensheid’ en tegelijk een oproep om de ongelovigen te doden (8:39). Alles wordt verantwoord in naam van God en Onfray verwijst naar paus Pius XII die de volkerenmoordenaar Eichmann hielp vluchten, naar Ariel Sharon die het bevel gaf om Sjeik Yassin te vermoorden die zijn aanhangers dan weer opriep om joden te vermoorden, en naar mollah Omar die vrouwen liet ophangen.
De auteur wijst op het onmiskenbare feit dat de Kerk een partnerschap had met alle fascisten van de twintigste eeuw: Pétain, Mussolini, Hitler, Pinochet, Salazar, de Griekse kolonels, de dictators in Zuid-Amerika, enz. Paus Pius XII zweeg toen de joden werden uitgeroeid. Geen enkele hooggeplaatste nationaal-socialist werd ooit geëxcommuniceerd. Mein Kampf stond nooit op de Index van verboden boeken. In de koran staan 250 verzen die de heilige oorlog legitimeren en tal van andere teksten gericht tegen andersdenkenden, ongelovigen, ontrouwen, atheïsten, vooral ook tegen vrouwen. Ook hier gaat het om een boek uit 630 dat ‘hypothetisch is gedicteerd aan een ongeletterde kamelenhoeder’ en dat ‘tot in de kleinste details over het dagelijks leven van miljarden mensen’ in onze tijd beslist. Onfray markeert de Iraanse revolutie van 1979 dan ook als het begin van een ‘islamitisch fascisme’, aangevoerd door een charismatische leider, zich baserend op het irrationele en de mythe, gericht tegen de rede en de Verlichting, anti-semitisch, anti-westers en anti-modern. Hoor de krankzinnige uitspraken van de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad dat Israël een tumor is die van de kaart geveegd moet worden, dat de Holocaust een mythe is, dat mannen en vrouwen zich niet in dezelfde kamer mogen bevinden, dat ambtenaren een baard moeten dragen en dat westerse muziek verboden is. Opnieuw religieuze barbarij onder het credo ‘God is met Iran’.
Godsdienst is geen opium van het volk dat het volk verdooft, zoals Marx beweerde, het is eerder een agressief makende drug die de grendels van het persoonlijk geweten opzij schuift waardoor mensen tot alles in staat zijn. Zoals de leden van de Einzatsgruppe, Waffen-SS’ers die koppelriemen droegen met de tekst ‘Gott mit uns’ en onder invloed van hoge doses alcohol tienduizenden joden als beesten afmaakten. Of fanatieke moslims die zich koranverzen prevelend met vliegtuigen in de WTC-torens boorden en daarmee in één klap meer dan drieduizend mensenlevens vernietigden, waaronder ook moslims. Of de dolgedraaide orthodoxe jood Yigal Amir die de Israëlische premier Yitzhak Rabin doodschoot omdat hij vrede met de Palestijnen nastreefde. ‘Opgedragen door God’, zo verklaarde hij later tegenover de politie. De lijst van misdaden in naam van God is eindeloos.
Het doet Onfray besluiten dat we op weg moeten naar een postchristelijke wereldlijkheid ‘die militant atheïstisch is en radicaal tegenstander van de keus tussen een joods-christelijke samenleving en een haar bestrijdende islamitische’. De ethiek, de politiek en al het andere moeten bevrijd worden van religieuze dogma’s. In de plaats moet de rede komen. We moeten stoppen met het relativisme waarin het magische en rationele denken als gelijkwaardig worden geacht en behandeld. Er bestaat maar één wereld en dat is deze die we hier en nu kennen. Geen thora, geen bijbel en geen koran dus, maar een consequent doorgetrokken Kritiek van de zuivere rede. Dit boek is vernietigend voor de metafysica maar er zal meer nodig zijn om het religieuze tij te keren. De paus zwaait weer met aflaten. Iran werkt stevig door aan haar kernprogramma. En in het door en door katholieke Polen heeft de overheid de tekst van de tien geboden laten inbeitelen in de muren van een huis langs een openbare straat. Elke dag staat er een soldaat op wacht, het geweer in de aanslag…
Michel Onfray, Atheologie, Mets & Schilt, 2005
Recensie door Dirk Verhofstadt