De val van Prometheus - Ton Lemaire
‘Het heeft er veel van weg dat we bezig zijn aan een collectieve zelfmoord’, zo schrijft de Nederlandse antropoloog en filosoof Ton Lemaire in zijn ophefmakende boek De val van Prometheus waarin hij het heeft over de keerzijden van de vooruitgang. Lemaire wordt zowat beschouwd als de goeroe van de groene beweging, een scherpe observator van de aarde, de mens en de natuur die zich fel keert tegen het dominante neoliberale kapitalisme, het progressisme en het ‘onbeperkt infantiliserend consumentisme’. De draagkracht van onze planeet is al lang overschreden met alle kwalijke gevolgen vandien, aldus Lemaire, en dat zal door de toenemende behoefte aan fossiele energie en de groei van de wereldbevolking alleen nog maar erger worden. Hij laat zijn pessimisme dan ook duidelijk blijken temeer omdat eigenlijk niemand, ook de groene partijen niet, het bestaande ‘kapitalistische systeem met zijn groeidwang’ werkelijk grondig wil aanpakken. Mensen zijn niet bereid om veel van hun welvaart in te leveren en dat vindt hij bijzonder erg temeer omdat de wetenschap heel goed de vernietigende effecten van wat hij de ‘ecocide’ noemt, kent en in kaart heeft gebracht.
Voor Lemaire is het moreel onaanvaardbaar dat we verder doen zoals we bezig zijn. ‘Al geruime tijd hebben we de ecologische draagkracht van de aarde overschreden en verbruiken dus al het erfdeel van toekomstige generaties, we lenen van onze kleinkinderen en leven als het ware “op afbetaling”.’ Er zijn wel enkele lichtpuntjes zoals de milieubeweging, de initiatieven ten gunste van kleinschaligheid, de uitingen van spiritualiteit, het verzet van de kleine boeren en de strijd van tribale, inheemse volken en etnische minderheden, maar voor de rest overheerst volgens de auteur ‘een cultuur van groei’, een obsessie die stevig geworteld is in ons modern wereldbeeld. De grootste boosdoener ligt volgens Lemaire evenwel in het scheppingsverhaal van het christendom waarbij de mens centraal werd gesteld en het recht kreeg te regeren over de natuur en de dieren. Vooral de katholieke kerk moet het ontgelden omdat ze zich nooit in haar geschiedenis bekommerde om de natuur, de dieren en de verwoesting van onze planeet. ‘Sterker nog: ze draagt er dagelijks toe bij, alleen al door haar obstinate weigering om geboortebeperkende middelen toe te staan, dat de belasting van natuur en milieu toeneemt . (…) Mijn inziens zijn er daarom gegronde redenen om zowel Kerk als paus aan te klagen vanwege misdaden jegens de mensheid’, schrijft de auteur.
Lemaire gaat op zoek naar een nieuw wereldbeeld waarin de – vrijwillig gekozen – eenvoud centraal staat, iets wat hijzelf in de praktijk ook deed. Hij ruilde in 1990 zijn wetenschappelijke carrière in Nijmegen voor een boerenbestaan op het Franse platteland, een keuze die hij zich niet beklaagt. ‘Het is mijn overtuiging dat eenvoud heel goed verenigbaar is met genot, vreugde en geluk en bij uitstek samengaat met zelfontplooiing en levenskunst’, zo schrijft hij en hij pleit zoals veel ‘groenen’ voor ‘consuminderen’ als reactie op de ‘nooit-genoeg’ attitude van heel wat mensen. Daardoor zou vooral de ecologische voetafdruk moeten verkleinen. Met het huidige aantal mensen in de wereld zou die maar 1,6 hectare per persoon mogen bedragen als biologische capaciteit van de planeet. Amerikanen ‘verbruiken’ per hoofd van de bevolking evenwel 9,5 en Nederlanders 4,7 hectare. Alleen landen als Congo, Niger, Burkina Faso Mali en andere (doorgaans) Afrikaanse landen verbruiken minder dan 1 hectare. De auteur gaat zelfs te rade bij liberale denkers als Adam Smith en John Stuart Mill die het belang van ‘soberheid en spaarzaamheid’, en van ‘een stationaire bevolking en een stabiliteit van productie’ benadrukten. Het staat niet vermeld in dit boek, maar het beschermen van de rechten van dieren stamt ook uit de liberale traditie zoals tegenwoordig verwoord door de filosofen Martha Nussbaum en Paul Cliteur.
Over de kwestie hoe men dan zou moeten leven, wijst Lemaire op het belang van de beperking van de kwantiteit ten bate van de kwaliteit, een kritischer houding tegenover de ruilwaarde van de zaken die we menen nodig te hebben, het aanhouden van de menselijke maat en onthaasting, waarbij hij de fiets aanduidt als het ideale transportmiddel. Dit houdt in dat we minder lang gaan werken en dus een lager inkomen genieten, het uitwisselen van diensten en misschien zelfs van eigen producten, en een radicale keuze voor duurzaamheid als men zich toch nog iets aanschaft dat men absoluut nodig heeft. Zijn ideaal lijkt wel een terugkeer naar de (kleine) boerenstiel. Het lijkt wel een verheerlijking van het verleden zoals onder meer neergeschreven door Nobelprijswinnaar voor literatuur en latere nazi sympathisant Knut Hamsun in zijn magnum opus Hoe het groeide, maar Lemaire haast zich te schrijven dat ‘deze verdediging en rehabilitering van de plaats en de grond hoeft niet per se in de valstrik te lopen van conservatisme en xenofobie, zoals dat in het verleden zeker is gebeurd’. Essentieel is ook het besef dat we bij de keuze van ons voedsel niet alleen een economische maar ook een politieke daad (ik zou eerder zeggen ‘een ethische daad’) stellen. Waarbij we eerder moeten kiezen voor regionale producten (die weinig transport nodig hebben en duw weinig vervuiling veroorzaken), voor biologische producten en producten die niet door kinderarbeid tot stand kwamen.
Het vooruitgangsgeloof zal onvermijdelijk leiden tot een finale crash waarbij Lemaire de vergelijking maakt met de Titanic. ‘Het schip was een manifestatie van de macht van de moderne techniek en tevens zinnebeeld van menselijke overmoed die werd afgestraft.’ Bij zijn eerste vaart werd de Titanic gekelderd door een ijsberg. Als we niet radicaal van levenswijze veranderen dan zullen we weer gekelderd worden maar ‘dit keer is niet de hardheid van het ijs fataal maar zijn afsmelten’, een verwijzing naar de problematiek van de opwarming van de aarde. De analyse van de auteur is indrukwekkend wanneer hij wijst op de lijst rampen die op ons afkomt: ‘ontbossing, verwoestijning, het uitsterven van soorten, de vergiftiging van de grond, het water, de lucht, enzovoort. Alleen blijft zijn remedie wazig, utopisch of zelfs ronduit gevaarlijk. Alhoewel hij schrijft dat het om een ‘vrijwillig gekozen’ verandering van levenswijze gaat, ontwaar je in zijn boek duidelijk de noodzaak van een sterke overheid die een en ander zal moeten opleggen, met een sterke inperking van de menselijke vrijheid tot onvermijdelijk gevolg. Verder blijft het morele dilemma waarom we mensen in minder ontwikkelde gebieden het recht zouden ontzeggen om hun welvaartspeil op te trekken. Maar mijn voornaamset bezwaar is zijn eenzijdigheid over de effecten van de vooruitgang.
Want naast de door hem vermelde negatieve effecten zijn er natuurlijk bijzonder positieve. Neem de toegenomen levensverwachting, de daling van de kindersterfte en de bevrijding van miljarden mensen (in het bijzonder van vrouwen en kinderen) van bijzonder hard labeur dank zij de technologische ontwikkeling. Het consumentisme is geen negatieve trend maar juist één van de belangrijkste motoren van innovatie en creativiteit. Wat Lemaire onderschat is het menselijk vermogen om oplossingen te vinden voor grote problemen. Neem bijvoorbeeld de geneesmiddelenindustrie. Het is maar dank zij de vrije markt en het winstprincipe dat met grote kracht gezocht wordt naar medicijnen die ziektes kunnen bestrijden en de kwaliteit van ons leven kunnen verhogen.
Dat neemt niet weg dat de boodschap van Lemaire bijzonder belangrijk is en dat we op zijn minst moeten nadenken over de manier waarop we fauna en flora mismeesteren. Hij geeft gelijk dat we in actie moeten komen ter wille van de belangen van de toekomstige generaties. Zijn voorbeeld over de ondergang van de kleine boerenstand en de opkomst van massale en industriële voedselproductie met alle negatieve gevolgen vandien is juist. Alleen ligt de oplossing misschien wel in datgene wat de auteur zo fel bestrijdt, namelijk een echte vrije markt waarin geen plaats is voor de economisch en moreel schandelijke landbouwsubsidies en dumpingpraktijken die de markten (vooral de lokale markten in arme landen) ontwrichten. Dat wil niet zeggen dat de vrije markt alles zaligmakend is. Soms is het nuttig en zelfs nodig dat de overheid optreedt en regels opstelt en afdwingt die moeten leiden tot minder milieuvervuiling. Daarvoor hebben we echter niet alleen lokale politieke krachten nodig, maar ook een mondiale politiek democratische tegenmacht voor de destructieve gevolgen van de economische globalisering.
Ton Lemaire, De val van Prometheus, 2010, 375 blz.
Recensie door Dirk Verhofstadt