The Making of Modern Liberalism - Alan Ryan
Wereldwijd zit het liberalisme in het defensief. Nationalisme, populisme en extreemrechts, maar even zeer ecologisten, socialisten en communisten stellen dat het vrijemarktdenken aan de basis ligt van heel wat problemen. Zeker met de coronacrisis wordt teruggegrepen naar meer overheidsinterventie. Heel wat liberale partijen slagen er ook niet in om een krachtig wederwoord te bieden. Dat heeft te maken met de interne spanningen en tendenzen. Sommigen willen het liberalisme naar rechts duwen en de aandacht vooral leggen op de economische en financiële problemen. Anderen kiezen eerder voor een meer linkse positionering met meer aandacht voor de sociale, ethische en ecologische kwesties. Die interne strijd waarbij men op zoek gaat naar de verschilpunten, in plaats van te zoeken naar datgene wat liberalen bindt, zorgt voor verdeeldheid en dus voor zwakte.
Redenen genoeg dus om terug te keren naar de wortels van het liberalisme en de grondslagen ervan tegen een kritisch daglicht te houden. Dat is wat Alan Ryan, hoogleraar aan de universiteiten van Oxford en Princeton doet in zijn omstandige boek The Making of Modern Liberalism. Daarin gaat hij op zoek naar de basisideeën van het liberalisme vanaf de Verlichting tot onze hedendaagse tijd. In feite betreft het een bundeling van essays die de auteur de voorbije vier decennia schreef en waarin hij bijzonder grondig de teksten analyseert van vooraanstaande liberale denkers zoals Locke, Hume, Tocqueville, Mill, Dewey, Popper, Berlin, Hayek en Rawls. Opmerkelijk is dat hij ook aandacht besteedt aan Hobbes, Machiavelli en Russell die nochtans geen deel uitmaken van de traditionele liberale canon. Maar hij merkt scherp op hoe liberale denkers hun ideeën op een of andere manier hebben verwerkt in hun eigen denkwijzen. Opvallend is ook dat Spinoza, Paine en Gladstone niet aan bod komen in zijn overzicht terwijl die toch behoren tot de eerste pleitbezorgers van de vrijheid van geloof en meningsuiting en heel wat liberale denkers hebben geïnspireerd.
Alan Ryan wijst erop dat het begrip liberalisme veel ladingen dekt, in het bijzonder wanneer het gaat over de rol van de overheid en, in het bijzonder, over de sociale zekerheid. De overheid speelt alvast een rol in de ontwikkeling van het individu, en dat is een kernopdracht van het liberalisme. Daarmee botst Ryan met de zogenaamde neoliberalen en libertariërs die pleiten voor een minimale staat, voor een decriminalisering van prostitutie, drugsgebruik, huisjesmelkerij en ongebruikelijke seksueel gedrag – zoals met minderjarigen. Het zijn zaken die verdedigd worden door Robert Nozick, Walter Block, David Friedman en Hans-Hermann Hoppe, maar die hebben volgens Alan Ryan niets te maken met de klassiek liberale ideeën van Locke, Smith en Mill. Hun gedachtegoed heeft inderdaad niets te maken met mensen die het liberalisme misbruiken om de absolute vrijheid te promoten en praktijken goedpraten die in feite moreel verwerpelijk zijn. Want klassieke liberalen keerden zich in min of meerdere mate tegen elke vorm van een ‘onverdiende’ voorsprong van de ene mens tegenover een andere. In die zin kwamen ze als eersten in het geweer tegen het (erfelijk) absolutisme. Zo kunnen ware liberalen enkel republikeinen zijn.
Want ondanks elke pragmatische reden waarom een koning en zijn kinderen recht zouden hebben op de troon, blijft het principe dat elke mens – koningskind of niet – dezelfde mogelijkheden en rechten heeft. En om diezelfde reden kiezen liberalen onvoorwaardelijk voor de democratie als de minst slechte bestuursvorm. Toch waarschuwen liberale denkers voor de tirannie van de meerderheid. De rechten en vrijheden van elk mens zijn cruciaal en kunnen niet worden ingeperkt door een ‘meerderheid’. Het is een aspect dat veel staatsleiders, die beweren dat ze democratisch verkozen zijn, nog steeds niet begrepen hebben of niet willen begrijpen, denk aan Poetin en Maduro die er enkel op uit zijn hun machtspositie te bestendigen. Of aan Trump, Duterte en Bolsenaro die met een populistisch discours, vaak met regelrechte leugens, aan de macht willen blijven. Of aan de PiS-partij in Polen, Orban in Hongarije en Erdogan in Turkije die de pers aan banden leggen en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht doorbreken, om zo de leiding in hun land in handen te houden. Hun politiek leidt naar een afbraak van de democratie. Cruciaal voor een liberale democratie is juist de onzekerheid voor de toekomst. Liberale leiders beloven geen vaste zekerheid. Dat doen conservatieven, socialisten en populisten wel want met hun utopische denkbeelden, beloven ze dat hun remedies leiden tot een betere wereld. Liberalen doen dat niet omdat ze beseffen dat de toekomst voortdurend onderhevig is aan verandering en dat je die veranderingen niet kan tegenhouden. Het liberalisme is derhalve bijzonder kwetsbaar omdat het de meerderheid van de mensen geen vast, of beter gezegd utopisch perspectief kan bieden.
Een van de belangrijkste liberale filosofen, John Stuart Mill, was zich bewust van het gevaar van de tirannie van de meerderheid. In die zin geloofde hij sterk in de rol van de overheid om de rechten en vrijheden van het individu te beschermen. Hiermee spoorde hij met Kant die de soevereiniteit van het individu als uitgangspunt nam van zijn morele visie. Mill ging zeer ver in zijn verdediging van andersluidende meningen. Zelfs als één mens tegen alle anderen in een andere mening verdedigt, heeft hij het recht om die uit te drukken. Want die ene mening kan misschien veel meer waard zijn dan al die andere meningen. Dus mogen mensen denken en zeggen wat ze willen. De maatschappij mag pas tussenbeide komen wanneer iemand door zijn gedrag een ander schade toebrengt. Elkeen kan en mag dus zijn eigen leven leiden en zelf zijn gedrag bepalen zonder dwang van buitenaf voor zover hij daarmee geen enkele andere mens schaadt. Toch bepleitte Mill geen absolute vrijheid (van meningsuiting). De grens die hij trok was die van de schade die men zou berokkenen aan anderen (‘harm principle’). Dus zeg wat je wil, maar breng geen schade toe aan anderen.
Het schadebeginsel van Mill heeft veel discussie losgeweekt. Veel mensen aanvaarden het principe maar bekritiseren het als te onduidelijk, en derhalve las onpraktisch. Mijn visie is dat Mill geen andere mogelijkheid had om zijn schadebeginsel zo beknopt uit te leggen. Had hij elke vorm van schade willen beschrijven dan was een volledige encyclopedie zelfs niet voldoende geweest. Zo had hij natuurlijk ook geen rekening kunnen houden met nieuwe ontwikkelingen zoals onze moderne communicatiemedia. Iets wat vroeger als ‘schade’ werd beschouwd is dat vandaag niet meer en omgekeerd. Mill was er zich dus goed van bewust dat hij zijn schadebeginsel niet te concreet mocht beschrijven. Maar crucialer was zijn visie dat geen enkel individu schade mocht leiden onder een bepaald groepsrecht. Gedwongen huwelijken of verstotingen zijn binnen bepaalde groepen algemeen aanvaard, maar een individu kan het er niet mee eens zijn. Dat is geen eenvoudige positie, maar wel een liberale visie op het leven. Alan Ryan geeft het voorbeeld van Amish-ouders die weigeren hun kinderen naar school te sturen, maar het Hooggerechtshof veroordeelde hen, want de rechten van het kind gaan voor op die van de ouders, en zo hoort het ook.
Op die manier wordt de liberale ideologie klaar en duidelijk. Ja, we moeten mensen helpen om zoveel mogelijk onderwijs te volgen. En ja, dat zal ertoe leiden dat die kinderen later, eens ze volwassen zijn, bewuste keuzes kunnen maken. Het alternatief is immers vreselijk. In dat geval kiezen we ervoor om onze kinderen te indoctrineren en hen de keuzemogelijkheden te onthouden om zich zelfstandig te ontplooien. “Het is een goede liberale praktijk om erop aan te dringen dat kinderen naar school gaan tot hun zestien jaar, hoe erg ouders dat ook vinden,” aldus Ryan. Opvoeding, opleiding en schoolonderricht zijn dus hefbomen naar meer vrijheid. De vrijheid voor elk individu om zijn of haar levensweg zelf te kiezen, en elke voorgekauwde ‘waarheid’ kritisch te mogen en te kunnen onderzoeken. In die zin is Popper nog steeds een na te volgen voorbeeld. Hij aanvaardde geen dogma’s maar volgde hypotheses die men nadien voortdurend aan de meest onbarmhartige kritiek moest onderwerpen.
Uiteindelijk komt Alan Ryan terecht bij John Rawls en zijn Theory of Justice. Waarschijnlijk is dit het meest invloedrijke filosofische boek van de 20ste eeuw. Rawls bood een antwoord aan al zijn tegenstanders, zowel conservatieven, socialisten, neomarxisten als neoliberalen en libertariërs. Omdat hij erin slaagde om op een rationele manier zijn visie op een rechtvaardige samenleving via de ‘sluier van onwetendheid’ (de ‘veil of ignorance’) duidelijk te maken en toe te passen. Hiermee verenigde Rawls de twee cruciale principes van het liberalisme: vrijheid en rechtvaardigheid. Mensen, aldus Rawls, hebben daarbij niet alleen politieke rechten, maar ook economische rechten tegen armoede en uitbuiting. Het huidige liberalisme zou volkomen in zijn traditie moeten staan. En Alan Ryan heeft dat goed begrepen. Zijn boek is een ode aan die liberalen die opkomen voor een samengaan van die twee principes.
Alan Ryan, The Making of Modern Liberalism, Princeton University Press, 2012
Recensie door Dirk Verhofstadt