Bevrijding van de betutteling - Floris van den Berg
‘En dat alles opdat we gewoon onszelf kunnen worden.’
Studentenleus mei ‘68
We leven in het paradijs op aarde. Dit feest der vrijheid is de gerealiseerde utopie. Beter dan dit wordt het niet. En gezien de ecologische crisis zal het alleen maar snel slechter worden, dat is het pijnlijke ervan. Als je de utopie niet ziet omdat je de geconcentreerde ellende in de krant doorkijkt, doe je er goed aan om een historisch en vergelijkend perspectief in te nemen. Westerse samenlevingen hebben een sociaal vangnet, onderwijs is breed toegankelijk, er is een uitgebreid aanbod aan studies, het culturele leven floreert, er zijn musea, theaters, bibliotheken, boekhandels, goede medische zorg voor iedereen, de levensverwachting is hoger dan ooit. Het is veilig op straat. Er is weinig criminaliteit en geweld – in historisch perspectief. Iedereen heeft stemrecht en kan en mag deelnemen aan de politiek. We zijn allemaal schatrijk.
Ook de arbeiders hebben een huis, een auto, een breedbeeld tv en een caravan. We hebben cao’s, we hebben vrije tijd (inclusief vrije tijd studies) en geld om er wat leuks van te maken. We zijn vrij om te doen wat we willen. Softdrugs zijn legaal. Er is geen censuur. Geen kledingvoorschriften. Er is een breed cultureel aanbod, van hoge tot lage cultuur, je kunt kiezen wat je wilt. Homoseksualiteit is breed geaccepteerd. Taboes op naaktheid en seksualiteit zijn grotendeels verdwenen. De politie is je beste vriend. Er is een overdaad aan voedsel. Een overdaad aan alles. Dit is het paradijs. Dat is ook empirisch bewezen in sociologische geluksstudies. Nederland staat in 2017 op de zesde plaats van de lijst van gelukkigste landen ter wereld in het World Happiness Report 2017 en in de top 10 staan alleen westerse landen.
Dat paradijs leunt op twee pijlers: ten eerste een ongekende rijkdom die behoorlijk egalitair verdeeld is en ten tweede het einde van de betutteling en het begin van de vrijheid van het individu. Als humanisme wordt opgevat als het levensideaal waarbij mensen zelf vorm aan hun eigen leven kunnen geven en dat mensen zich door onderwijs vrij kunnen ontplooien, dan zijn de jaren ‘60 van de twintigste eeuw de doorbraak van het humanisme in de westerse wereld. Humanisme is mainstream geworden. Wat er nog over is van geloof is voor een groot deel geliberaliseerd en gehumaniseerd. De invloed van geloof op de samenleving is ineengeschrompeld.
Het paradijs is ooit ergens begonnen. Een scherp begin kan worden gesteld in mei ‘68. Het lijkt zo gewoon om te leven in een samenleving waar individuen vrij zijn om te doen wat ze willen. In mei 1968 werd de samenleving bevrijd van de muffe deken van paternalistische betutteling. Uitzoomend en reflecterend op het menselijk samenleven door de eeuwen en millennia heen is een ding duidelijk: samenlevingen waarin de vrijheid van het individu om zelf zijn of haar leven te leiden zoals hem of haar dat goed dunkt, om zich te kleden hoe hij of zij wil, om om te gaan met wie z/hij maar wil zijn er niet eerder geweest. Mei 68 geeft een impuls aan de seksuele revolutie waarbij seksualiteit wordt bevrijd van onderdrukkende taboes en komt er meer aandacht voor vrouwelijke seksualiteit.
De cultuurvormen –film, theater, kunst - bevrijden zich van ieder stramien. In de muziek vindt een cesuur plaats door de opkomst van de popmuziek met The Beatles die de toon zetten. De studentenprotesten van mei 1968 hebben geleid tot een bevrijding van het individu in de westerse landen met een explosie aan popcultuur en een hunkering naar die vrijheid en de cultuur elders. Bladerend in Het aanzien van 1968 waarin het nieuws van dat jaar wordt samengevat wordt melding gemaakt van het toneelstuk De Smoeshaan in Nederland wat ophef veroorzaakte vanwege ‘het manipuleren met een voorwerp, voorstellende het mannelijk geslachtsorgaan’. Er heeft een culturele ommekeer, een culturele bevrijding plaatsgevonden.
In mei 1968 wordt het project van de Verlichting over de bevrijding van het individu van de 18de eeuwse philosophes als Diderot, Voltaire, Condorcet, D’Alembert naar een nieuwe fase geleid middels een revolutie zonder bloedvergieten. Niet Herbert Marcuse of Althusser of andere neomarxistische neuzelaars zijn belangrijk om de bevrijding van de betutteling te begrijpen, maar naast de philosophes, de 19de eeuwse filosoof John Stuart Mill. Dat is het voordeel van hind sight. Nu het marxistische stof is neergedwarreld blijkt dat er godzijdank geen communistische maar een liberale samenleving uit voort is gekomen. Terugblikkend is het schaamtevol om te zien dat de studenten posters ophingen van totalitaire dictator als Lenin en Mao. Het is tegenstrijdig dat ze meer vrijheid wilden en dan flirten met dictators waarin de vrijheid van het individu op gewelddadige wijze werd onderdrukt en waarbij vergeleken de burgerlijke samenleving van Frankrijk een paradijs was. De studenten maakten de fout – en het is een veel gemaakt fout – dat de vijand van je vijand je vriend is. Ze hadden beter afbeeldingen van de philosophes en Mill kunnen ophangen. Maar dat was wel minder provocerend.
In zijn Geschiedenis van het liberalisme schrijft Verhofstadt: “Socialisten en communisten zullen het niet graag horen (of lezen), maar in feite vormde dat jaar de finale doorbraak voor het progressief en liberaal denken.” In 1859 publiceerde John Stuart Mill On Liberty waarin hij uiteenzet uit hoe mensen het best met elkaar kunnen samen wonen in een samenleving wanneer mensen van elkaar verschillen over hoe te leven. Ieder individu is autonoom over zijn of haar leven, betoogt Mill. Ieder individu heeft recht op een zo groot mogelijke vrijheid van het individu als verenigbaar is met diezelfde vrijheid voor anderen. De taak van de overheid is niet alleen om die vrijheid te garanderen maar ook om die vrijheid te faciliteren. Mill betoogt dat je alleen aan negatieve vrijheid – de vrijheid om met rust gelaten te worden en verder niets – niets hebt. Als je geen mogelijkheden hebt om je te ontplooien heb je weinig aan je vrijheid. Vandaar dat positieve vrijheid belangrijk is waarbij het gaat om het creëren van mogelijkheidsvoorwaarden voor de ontplooiing en ontwikkeling van het individu.
In 1945 eindigde de tweede en begon de derde wereldoorlog van de twintigste eeuw, de koude oorlog. De fronten van de koude oorlog lagen in de periferie, van Vietnam tot Bolivia en dichterbij de DDR, Hongarije en Tsjechoslowakije. Tijdens de koude oorlog kan in het westen de vrijheid, die wortels heeft in de radicale verlichting, eindelijk tot bloei komen. In 1945 publiceerde Karl Popper The open society and its enemies. In 1945 ontstonden er in de geallieerde landen liberale democratieën die een open samenleving ontwikkelden. Kiesrecht was in de meeste westerse landen gerealiseerd. Toch was er nog lang geen vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Mannen en vrouwen waren niet gelijk voor de wet en zeker niet in het sociale leven. Religie drukte een stempel op het maatschappelijk leven.
Na WO2 was er een snelle economische groei en gepaard met techniek en consumentisme werden de mensen, ook de onderklasse, in rap tempo rijker. De auto werd beschikbaar voor grote groepen mensen. Toch waren de sociale structuren in de samenleving nog conservatief. Er was sprake van een hiërarchische stratificatie tussen rangen en standen, de man vrouw verhouding was niet gelijkwaardig en bazen hadden veel macht over werknemers, leerkrachten en professoren waren autoritair. Mei 1968 heeft ertoe geleid dat de vrijheid van het individu om zelf richting aan het eigen leven te geven de nieuwe norm is geworden. De manier van leven van de gemiddelde burger anno nu is gezien vanuit het perspectief van de jaren 50 van de vorige eeuw revolutionair anders en progressief. Zo dragen vrouwen dragen thans en masse broeken en kunnen mannen hun haar lang dragen. Er is meer ruimte om jezelf te zijn. En we zijn rijk: kijk naar de hoeveelheid spullen die we hebben en de adolescenten die de wereld als speeltuin gebruiken om te gaan backpacken in hun gap year.
In 1968 komt het tot een grotendeels vreedzame revolutie (behalve in Mexico). Op 8 januari 1968 komt de minister van Jeugdzaken en Sport naar de universiteitscampus van Nanterre vlak boven Parijs om een nieuw zwembad te openen. Tot zijn verbazing wordt hij er niet in dankbaarheid onthaald maar zijn er studentenprotesten, de eerste protesten die wereldwijd zullen aanzwellen in de rest van het jaar. Daniel Cohn-Bendit, die bekend zal worden als een van de studentenleiders, zegt tegen de minister: “Maar waarom heeft men het niet over de seksualiteit?” De minister denkt dat het een grap is of provocatie en antwoord: “Met die verhitte kop van u heeft u daarmee natuurlijk problemen. Ik raad u aan in het zwembad te springen om af te koelen.” Daarmee was de kous niet af. Het probleem was dat de studenten behandeld werden alsof ze in een katholiek internaat waren met een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen in de slaapvertrekken. De seksuele betutteling is het begin van de protesten en het is wellicht de essentie. Studenten pikken het niet langer dat de samenleving hun levens betitteld en hun vrijheid inperkt. Ze willen niet alleen een universiteit, een zwembad, maar vooral ook vrijheid. In 1968 verschijnt ook het pauselijk encycliek Humanae Vitae van Paus Paulus waarin hij het gebruik van voorbehoedsmiddelen inclusief de pil veroordeelt.
De studenten nemen het voortouw in het verzet tegen de paternalistische samenleving. Ze zijn de betutteling zat. Roel Janssen schrijft in het jaarboek 1968: “Het is alsof studenten in de hele wereld eensgezind van plan zijn het maatschappelijke systeem omver te werpen. […het is] een stormloop op de gevestigde politieke orde.” De maatschappelijke omwentelingen die zich vanaf mei 1968 hebben voltrokken zijn genormaliseerd dat we het nauwelijks nog opmerken. Je hoeft geen hippie te zijn vandaag de dag wanneer je als leraar of universitair docent in je alledaagse kloffie college geeft. De docenten en studenten mogen zelf bepalen wat ze dragen. Er zijn geen (informele) kledingvereisten. De hiërarchische verschillen zijn klein. Docenten en leidinggevenden zijn benaderbaar.
Verhofstadt beziet mei ‘68 vanuit het liberaal perspectief hij ziet de demonstraties als “een wereldwijd protest vooral tegen autoritaire gezagsstructuren, tegen traditionele normen en gebruiken, tegen militairisme en tegen de greep van de kerk.” “[…] 1968 was meer dan een opstoot van linkse activisten, oproerige en gezangsvijandige jongeren die in hun dogmatisme sympathiseerden met collectivistische waanbeelden.” 1968 betekende “de definitieve doorbraak van het individualisme in alle geledingen van de maatschappij. […] Zelden zijn in de geschiedenis meer taboes gesneuveld dan in die jaren.” Ik hoop dat Verhofstadt gelijk heeft met zijn stelling dat het hier een definitieve doorbraak betreft, maar vrijheid is kwetsbaar en paternalistische krachten, zoals momenteel de islam en het uit de as verrezen totalitaire communisme van Xi Jinping, staan te popelen om de vrijheid van individuen in een keurslijf te dringen.
Schrijver Cees Nooteboom (1933) was als verslaggever aanwezig bij de rellen in Parijs en de stakingsacties van mei 1968 en hij publiceerde zijn indrukken als De Parijse beroerte. Daarin schrijft hij: “Wat de betekenis ervan zal zijn kan ik niet inschatten. Maar het is het definitieve einde van een tijdperk, en dat geldt niet alleen voor Frankrijk.” Dat had hij goed ingezien.
We leven in het paradijs op aarde. Geniet ervan en koester deze tere vrijheid.
Floris van den Berg
De auteur is filosoof en auteur van De Olijke Atheïst (Houtekiet, 2008)