Nacht over Europa - Ernst Piper
In zowat alle Europese landen vinden herdenkingen plaats rond de Eerste Wereldoorlog die honderd jaar geleden, van 1914 tot 1918, het Oude Continent teisterde. Daarbij werden bijna negen miljoen soldaten gedood en nog eens zes miljoen burgers. En meer dan twintig miljoen andere soldaten raakten, vaak gruwelijk, gewond. Die herdenkingen hebben de voorbije maanden en jaren geleid tot een stroom van publicaties over de moordaanslag in Sarajevo op de Oostenrijke kroonprins, de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije tegen Servië die leidde tot de andere oorlogsverklaringen, het verloop van de strijd met de aanvankelijk succesvolle opmars van het Duitse leger tot aan de buitenwijken van Parijs, de belangrijke slag aan de Marne die leidde tot een stellingenoorlog, het leven in de loopgraven, de inzet van moderne moordwapens, de enorme opoffering van mensen tijdens de beruchte veldslagen in Ieper, Verdun en aan de Somme, de hier minder bekende oorlogstaferelen in het Oosten en het Zuiden tussen de Centrale Mogendheden, het Turkse, Servische, Russische en Italiaanse leger, de bolsjewistische revolutie, de deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog en de uiteindelijke nederlaag van Duitsland die dan leidde tot het beruchte Verdrag van Versailles.
De meeste van die boeken behandelen vooral het militaire aspect van de Grote Oorlog. Maar intussen gaan steeds meer publicaties dieper in op de oorzaken, de drijfveren en de gevolgen ervan voor de legers en de bevolkingen. In Frankrijk, Engeland en België was hier de voorbije decennia al heel wat aandacht voor. In Duitsland bleef men eerder gericht op de impact van de Tweede Wereldoorlog en dan vooral de dramatische Holocaust. Naar aanleiding van de honderdjarige herdenking verschijnen nu ook meer overzichtswerken in Duitsland over die Eerste Wereldoorlog. Een uitstekend boek is Nacht over Europa van de Duitse historicus en filosoof Ernst Piper. Hij beschrijft hoe de bevolkingen in de diverse oorlogvoerende landen enthousiast reageerden op het uitbreken van de oorlog. Zeker in Duitsland waar nationalisten, pan-Germanen, conservatieven en antisemieten voorstander waren van een imperialistische koloniale politiek en een doorgedreven bewapening. Politici en intellectuelen die aanstuurden op diplomatie en compromissen werden beschouwd als zwakkelingen en volksverraders. Toch bestond er ook een sterke pacifistische beweging, mee geleid door de Socialistische Internationale, die tot net voor de oorlog massale demonstraties organiseerde tegen de oorlog.
Toen het Duitse Rijk de oorlog verklaarde aan Frankrijk volgden de sociaaldemocraten en de vakbonden echter eensgezind hun nationale regeringen en keurden de oorlogskredieten goed. Ook in Frankrijk sloten de rangen aaneen en verpulverde het kosmopolitische gedachtegoed. Tal van intellectuelen bejubelden in 1914 de oorlog, al waren er ook tegenstemmen. Exemplarisch was de houding van de broers Heinrich en Thomas Mann. Terwijl de eerste vasthield aan zijn goede relaties met kunstenaars uit ‘vijandige’ landen en de oorlog vanaf het begin afkeurde, volgde de tweede het nationalistische discours. ‘Het was frappant met hoeveel fanatisme veel kunstminnaars, publicisten en kunstenaars (…) voortaan de nationale zaak tot de hunne maakten,’ aldus Piper. Zoals de schrijver Ernst Jünger die zijn oorlogservaring verheerlijkte, en de dichter Ernst Lissauer die met zijn ‘Haatzang tegen Engeland’ op slag beroemd werd. Toch waren er, zeker na de euforie van de eerste weken, ook tegenstanders, doorgaans expressionisten. Naarmate het aantal doden en gewonden drastisch toenam en de oorlog verzandde in een uitzichtloze loopgravenstrijd, sloeg de twijfel toe en verschenen kritische teksten, gedichten en boeken die soms pas na de oorlog konden verschijnen.
Piper wijdt een afzonderlijk hoofdstuk aan België. De aanval van de Duitsers op het neutrale land werd in tal van landen fel afgekeurd. Zeker toen het Duitse leger de bewoners van hele dorpen uitroeiden en de stad Leuven met haar waardevolle universiteitsbibliotheek vernielde. Deze gruwelijkheden, later nog gevolgd door de vernietiging van de kathedraal van Reims, hadden een enorme impact op de geallieerden, in het bijzonder in Engeland, Italië en de VS. Het leidde ertoe dat tienduizenden vrijwilligers zich kwamen aanmelden in de Britse leger (dat geen dienstplicht kende) en stimuleerde de National Security League in de VS. ‘The Rape of Belgium’ werd een van de doeltreffendste propagandamiddelen tegen het Duitse Rijk. Zeker nadat een rapport verscheen dat vernietigend was voor het Duitse optreden. Daarnaast leverden ook het tot zinken brengen van de Lusitania door Duitse torpedo’s en de executie van de Engelse verpleegster Edith Cavell, die tal van Belgische krijgsgevangen hielp ontvluchten naar het neutrale Nederland, bijkomende propaganda tegen het Duitse optreden. Het zorgde er mee voor dat in de latere oorlogsjaren de Verengde Staten in de oorlog stapte wat mee de genadeklap gaf aan het Duitse leger.
De vernietiging van Leuven zorgde ook voor een ware propagandaslag tussen de Duitse en de geallieerde kunstenaars, schrijvers en wetenschappers. Al in oktober 1914 verscheen de tekst‘An die Kulturwelt!’ van 93 intellectuelen met als doel de beschuldigingen tegen het Duitse leger te weerleggen en zo de reputatie van het land te herstellen, en wat later een oproep van meer dan 4000 universitaire docenten in het Duitse Rijk. Het werd amper geloofd en gecounterd door tegenargumenten van Britse zijde. Het zou leiden tot een diepe kloof tussen kunstenaars en wetenschappers die tot lang na de oorlog zou aanhouden. En zij die tijdens de oorlogsjaren toch poogden op te komen voor vrede, zoals Hermann Hesse, Bertrand Russell, Henri Barbusse en Romain Rolland werd weggezet als verraders en onvaderlandse criticasters. ‘De gedurende vele jaren opgebouwde netwerken (tussen kunstenaars en academici) hielden geen stand tegen de nationalistische razernij,’ schrijft Piper. Verschillende onder hen gingen zich trouwens vrijwillig aanmelden voor het leger, al raakten sommigen zodanig onder de indruk aan het front dat ze gedesillusioneerd en vaak depressief een einde maakten aan hun leven. Anderen, die omsloegen naar het pacifisme, werden na de oorlog soms vermoord.
Een interessant hoofdstuk handelt over de situatie van de Joden, in het bijzonder in Rusland, Oost- en Midden-Europa. Daaruit blijkt dat het dodelijke antisemitisme al lang voor het nazisme een rol van betekenis speelde en mede door de Eerste Wereldoorlog gruwelijke gevolgen kende. De Joden in Duitsland wilden absoluut hun loyaliteit aan hun (nieuwe) vaderland bewijzen en trokken mee te strijde. Een specifiek voorbeeld was Fritz Haber die het gifgas ontwikkelde dat uitgroeide tot een geducht en gevreesd wapen. Ondanks hun inzet werden de Joden door de nationalisten geminacht en beschuldigd van onvaderlandsliefde. Het leidde tot de beruchte Jodentelling van 1916. Daaruit bleek dat de inzet van de Joden aan het front ongeveer evenredig was met de Duitsers maar dat overtuigde veel Jodenhaters niet. Nog veel erger was de situatie in Rusland. De Joden werden er als ‘volk zonder land’ argwanend bejegend en werden bij elke wisseling van de krijgskansen aan het Oostfront beschuldigd van sabotage en heulen met de vijand, met uitmoording tot gevolg. Al voor de oorlog waren Joden het slachtoffer van vreselijke pogroms wat leidde tot opeenvolgende emigratiegolven. Toen Duitsland de oorlog verloor, ontstond nog eens de dolkstootlegende waarbij men onder meer de Joden de oorlogsnederlaag in de schoenen schoof, iets wat de nazi’s later beklemtoonden.
Een apart geval was het neutrale Zwitserland dat al snel het toevluchtsoord werd van tal van intellectuelen die in hun land bedreigd werden omwille van hun pacifisme, hun revolutionaire ideeën of hun oorspronkelijke afkomst. Bekende figuren zoals Vladimir Iljitsj Lenin, Leo Trotski, Kropotkin, Rudolf Steiner, Martin Buber, Hermann Hesse, Ernst Bloch, Romain Rolland en anderen vonden er een veilig onderkomen. Ook kunstenaars die aan het front hadden gestreden, maar er zwaar gewond of met een zenuwinzinking onderdoor gingen, probeerden in Zwitserland te geraken. Een voorbeeld was Andreas Latzko die naar Davos kon gaan en er een pacifistisch boek schreef. In Zwitserland verscheen ook het tijdschrift Die Weisen Blätter dat snel ‘een toonaangevende stem in de kritiek op de oorlog (werd),’ zo schrijft Piper die dit hoofdstuk afsluit met de volgende zin: ‘Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde Zwitserland overigens een minder roemrijke rol.’ Dat is een terechte verwijzing naar het feit dat het Alpenland heel wat minder gastvrij was ten aanzien van nazi-critici en er bij de Duitsers toen had op aangedrongen om in de paspoorten van Joden een letter J te drukken.
Piper bespreekt verder het verloop van de oorlog in 1917 en 1918 en wijst met veel oog voor detail op de gemoedswijzigingen bij zowel soldaten, burgers als intellectuelen. Hij heeft het over de intrede van de VS in de oorlog, de benarde voedselsituatie in Duitsland, de afnemende steun voor de officiële propaganda, en de manier waarop de Duitse legerleiding bij monde van vooral Hindenburg de oorlogsnederlaag in andermans schoenen probeerde te schuiven: van de sociaaldemocraten, het parlementarisme, het pacifisme, de Joden. Samen met de bijzonder harde voorwaarden die de Duitsers tijdens het Verdrag van Versailles opgelegd kregen, begrijp je met dit boek beter hoe de basis gelegd werd voor het succes van Hitler en zijn nazibeweging. Daarnaast wijst de auteur ook op het feit dat door de Eerste Wereldoorlog de aanzet werd gegeven tot massale etnische zuiveringen waarbij miljoenen mensen hun geboortegrond moesten verlaten. Piper schreef een magistraal werk dat heel wat inzichten geeft in de oorzaken en gevolgen van de Grote Oorlog, en dat tegelijk een belangrijke waarschuwing inhoudt, namelijk het grote gevaar van het nationalisme.
Ernst Piper, Nacht over Europa, De Bezige Bij, 2016
Recensie door Dirk Verhofstadt