Jan Terlouw' - Joep Boerboom
In de jaren zeventig trokken Vlaamse liberale studenten regelmatig naar Nederland om er de congressen van de politieke partij Democraten 66 te volgen. Dat deden ze om drie redenen. Ten eerste omwille van het progressief liberale gedachtegoed dat toen ook sterk aanwezig was onder de leden van het Liberaal Vlaams Studentenverbod. Ten tweede omwille van de bijzondere sfeer op die congressen. Er was altijd veel volk, de debatten waren levendig en het ging er democratisch aan toe. Elke deelnemer kon er gewoon naar de microfoon stappen en er zijn mening zeggen. Ten derde omwille van de aanwezigheid van de charismatische leiders Hans Van Mierlo en Jan Terlouw. De eerste was de oprichter van de partij, een flamboyante persoonlijkheid die hamerde op meer burgerdemocratie. Hij overleed in 2010. De tweede was zijn opvolger als fractievoorzitter, een rustige en pragmatische persoonlijkheid die meer de klemtoon legde op de milieuproblematiek. Hij is 84 jaar en nog steeds bijzonder actief.
Onlangs verscheen het boek Jan Terlouw. Jeugdboekenheld op het Binnenhof van de biograaf Joep Boerman. Die slaagde erin om aan de hand van gesprekken met Terlouw zelf, zijn familieleden, kennissen en partijgenoten, een goed beeld te scheppen van de staatsman en van de tijdsgeest waarin hij actief was als wetenschapper, jeugdromanschrijver en politicus. Boerman begint bij de hongerwinter van 1944 en 1945, het laatste jaar van de oorlog, die veel indruk maakte op Jan Terlouw. Later zal hij hierover het autobiografische boek Oorlogswinter schrijven, een klassieker onder de jeugdboeken die nog steeds veel gelezen wordt. Ook zijn andere jeugdromans werden bestsellers waarvoor hij twee Gouden Griffels won. Intussen studeerde hij wis- en natuurkunde en werkte hij als kernfysicus. Zijn leven nam echter een heel andere richting toen hij in januari 1967 naar een bijeenkomst van de pas opgerichte D66-afdeling in Utrecht ging en er prompt lid werd. Vier jaar later werd hij voor het eerst verkozen in de Tweede Kamer en startte zijn opvallende politieke carrière.
Binnen de Tweede Kamer volgde hij de thema’s economie, energie en milieu. Hier maakt Boerman een parallel tussen Terlouws succesvolle jeugdroman Koning van Katoren en zijn politieke interesses, zoals milieu, democratisering en wapenbeheersing. ‘Hij is kritisch over de ‘wegwerpmaatschappij’, zo merkt de biograaf op, want ‘de westerse “roofbouweconomie” leidt bovendien tot uitputting van grondstoffen en tot verwoesting van het milieu.’ Het is een thema dat Terlouw gedurende zijn verdere leven steeds opnieuw zal beklemtonen en dat zowat een rode draad vormt doorheen zijn politiek en maatschappelijk engagement. Vandaag blijft hij bijvoorbeeld waarschuwen voor de nefaste gevolgen van de klimaatopwarming die een mondiale dimensie heeft en verwoestende effecten dreigt te veroorzaken in vooral de meer arme landen. Terlouw ziet het als de plicht van de huidige generaties politici om hier daadwerkelijk iets aan te doen.
Zo blijkt ook dat Terlouw reeds in een vroeg stadium begaan was met de risico’s van bodemverzakking in Groningen als gevolg van gasboringen, een profetische waarschuwing want die boringen hebben inmiddels geleid ‘tot bevingen, verzakkingen en scheuren en daarmee tot veel schade’, schrijft Boerboom. ‘In plaats van in heel Nederland te boren naar olie en gas, zouden we ons meer moeten richten op natuurbesparing,’ was toen al de mening van Terlouw, een standpunt dat nu algemeen gedeeld wordt. Even actueel was zijn standpunt dat men via belastingen en heffingen de milieukosten tot uitdrukking zou brengen in de prijs van de goederen en zo de gebruiker hiervoor te laten betalen. En hij zag ook snel in dat de wereld is een steeds meer economische richting evolueerde die andere waarden dreigde aan te tasten. ‘De feitelijke macht ligt al lang niet meer bij het parlement. Zij ligt bij het bedrijfsleven, in het georganiseerde kapitaal en de georganiseerde arbeid, bij technocratische elites, bij de bureaucratische bolwerken,’ aldus Terlouw.
Na een verkiezingsnederlaag in 1972 belandt D66 toch in een regering, maar Van Mierlo stapt op als fractievoorzitter. Terlouw volgt hem op al blijft de vraag of de partij zich niet beter zou opheffen. Wat volgt is een thrillerachtige periode waarin een congresmeerderheid van 55 procent kiest om de partij op te heffen, maar de statuten vereisen een twee derde meerderheid. Zo blijft Terlouw aan het hoofd van een kleine fractie en vecht hij opnieuw voor een groot en symbolisch milieudossier: de al dan niet dichting van de Oosterschelde. Terlouw beseft dat de dichting ervan grote ecologische gevolgen zou hebben (waaronder het verlies van de mossel- en oestercultuur) en pleit tegen de meerderheid van de bestuurders in voor een alternatief. Hij schaart zich achter de Zeeuwse actiegroepen en met veel diplomatie en pragmatisme haalt hij finaal zijn slag thuis. ‘Het besluit de Oosterschelde niet af te sluiten behoort zonder twijfel tot de belangrijkste wapenfeiten van Terlouws Kamerlidmaatschap,’ aldus Boerboom.
Als in 1977 de partij twee zetels wint, maar toch in de oppositie belandt, na de vorming van een CDA/VVD kabinet, breekt voor Terlouw naar eigen zeggen ‘zijn fijnste jaren in de landelijke politiek’ aan. Thema’s als abortus, de olieboycot van Zuid-Afrika, de levering van duikboten aan Taiwan en de wapenwedloop beheersen de politieke agenda, en nu toont hij zijn groot politiek talent. Het loont, en in mei 1981 boekt D66 een grote overwinning van 8 naar 17 zetels. Er volgt een kabinet van CDA, PvdA en D66 met Terlouw als vicepremier en minister van energie. Het blijkt echter een struikelkabinet en D66 heeft ministersposten waarop de partij zich maar moeilijk kan profileren. De nieuwe vicepremier botst al snel met de socialistische regeringspartner over de te volgen economische koers. Den Uyl gelooft in een keynisiaanse benadering van meer overheidsgaven. Het valt op dat Terlouw in deze kiest voor een echt liberale visie met als speerpunten innovatie, technologisering, afbouw van steun aan bedrijven in moeilijkheden, het verbeteren van het investeringsklimaat, het matigen van de lonen en het beheersen van de overheidsuitgaven.
Terlouw richt zich volledig op zijn bevoegdheid en verliest, aldus de biograaf, voeling met wat er leeft in zijn partij. Vooral het milieubeleid komt niet uit de verf. Voor het eerst krijgt de vicepremier veel kritiek vanuit de media en dat lijkt hij niet gewoon. Later spreekt hij van zijn slechtste tijd in zijn leven. Het kabinet houdt het niet zo lang uit en er volgen nieuwe verkiezingen in 1982 waarin D66 met Terlouw als lijsttrekker terugvalt op 6 zetels. Hij trekt er zijn conclusies uit en trekt zich terug uit de politiek. Hij gaat aan de slag als secretaris-generaal van de Europese Conferentie van Transportministers in Parijs en herleeft. Het is duidelijk dat Terlouw eerder een pragmatische voorzitter en bruggenbouwer is dan een geslepen en niets ontziende topminister. Dat blijkt ook als hij vanaf 1991 Commissaris van de Koningin in Gelderland wordt, een functie die hem op het lijf geschreven staat. In 1996 moet hij met pensioen gaan, maar dat betekent niet het einde van zijn actief leven. Hij keert terug als lid van de Eerste Kamer (Senaat) en wordt voorzitter van tal van verenigingen.
Hij geeft ook nog regelmatig lezingen en voordrachten, zoals in Gent voor Liberales waar hij de eerste John Rawlslezing uitsprak, en waarin milieuthema’s zoals de uitputting van de aarde en de klimaatopwarming de volle aandacht kregen. Het lijkt wel of Terlouw met het ouder worden scherper wordt in zijn standpunten. Dat blijkt uit een recent interview ‘We gaan kapot aan neoliberalisme’. ‘Ik hoor nog wel eens om me heen: wat ben je links geworden. Dat is een verkeerde aanname. Ik zei dit soort dingen al in de jaren zeventig. Toen was daar niets radicaal aan. Het is de samenleving die zo rechts is geworden, zo verschrikkelijk rechts,’ zo sprak hij. Terlouw is sinds het overlijden van Van Mierlo en Els Borst het levende geweten van het progressief liberalisme in Nederland. Maar nog meer kent men hem als een levenskunstenaar, een begenadigd schrijver en een bezorgde vader, grootvader en echtgenoot die heel actief blijft. Terlouw maakte zich wat zorgen over deze biografie, hij zag het liever na zijn dood verschijnen. Maar dat is ongegrond. Joep Boerboom schreef een levendige, goed gestructureerde biografie die een sterk beeld schetst van een beminnelijke en integere man die een onvoorstelbaar boeiend leven had en heeft, en er met trots mag op terugkijken.
Joep Boerboom, Jan Terlouw, Boom, 2016
Recensie door Dirk Verhofstadt