De Patagonische haas - Claude Lanzmann
De voorbije twintigste eeuw was voor Europa niet alleen de meest fascinerende, maar tevens de meest gruwelijke. Daarover verschenen reeds boekenkasten vol met historische werken over de onvoorstelbare gruwel van de Grote Oorlog waarbij miljoenen soldaten vanuit stinkende loopgraven van de Belgische kust tot aan de Zwitserse grens elkaar vier jaar lang bestookten. Daarop volgde het Interbellum met de ineenstorting van heel wat Europese democratieën die plaats maakten voor een fascistisch regime. Nadien de opmars van Hitler, zijn veroveringstocht doorheen het Avondland en zijn débacle in het Oosten. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog raakte al snel het drama van de concentratiekampen en de Holocaust bekend. In de naoorlogse jaren groeide het Israëlisch-Palestijns conflict tot eenprobleem dat de hele wereld beroerde en begon de Koude Oorlog. In het Westen kreeg de Europese Unie langzaam maar zeker vorm en groeide de welvaart in snel tempo. In het Oosten werden de burgers onder de knoet gehouden van het communisme. Intussen groeide ook de kritiek op het kolonialisme. Mei ’68 zou in veel opzichten een kentering veroorzaken. En in 1989 viel de zo gehate Berlijnse Muur.
Over die waanzinnige twintigste eeuw verschenen tal van indrukwekkende historische boeken zoals In Europa van Geert Mak met een globaal overzicht over de voorbije eeuw, De duizelingwekkende jaren van Philip Blomm over de periode voor de Grote Oorlog, De Eerste Wereldoorlog van Luc De Vos, Hitler, de Duitsers en de Holocaust van Ian Kershaw, 1968. Het jaar waarin alles anders werd van Mark Kurlansky, Na de oorlog van Tony Judt en vele andere. Maar wie een dieper inzicht wil krijgen in de kleine en grote tragedies die zich voordeden bij de talloze slachtoffers van die periode kan nog beter terecht bij autobiografieën van directe getuigen. Denk aan De wereld van gisteren van Stefan Zweig, Het verhaal van een Duitser van Sebastian Haffner, Mijn leven van Marcel Reich-Ranicki, Een verhaal van liefde en duisternis van Amos Oz, Geluk en Zonsverduistering van György Konrad, Negen koffers van Béla Zsolt, en andere talentvolle schrijvers. Zo verscheen ook De Patagonische haas van Claude Lanzmann, de autobiografie van de filosoof en vooral realisator van de hoogst indrukwekkende tv-film Shoah.
Claude Lanzman is Fransman en joods, iets wat zijn leven sterk zou beïnvloeden en als thema vaak terugkomt in zijn boek. Zo herinnert hij zich zijn grootvader die met zijn gezin wegvluchtte uit het Moldavische Chisinau, waar in 1902 een massale pogrom had plaatsgevonden om terecht te komen in Parijs. Als kind is hij ook daar getuige van het felle antisemitisme dat op zijn school bestond en waarbij men ‘joden te grazen nam’. Na de inval van de nazi’s werden ook in Frankrijk rassenwetten aangenomen en besloot zijn vader als het ware onder te duiken door een andere identiteit aan te nemen. Claude zelf sloot zich als overtuigde antifascist al snel aan bij de Jeunesses Communistes en raakte in de loop van de oorlog betrokken bij het verzet. Eerst bleef dat nog beperkt tot het verspreiden van illegale blaadjes, later smokkelde hij wapentuig voor de militaire verzetseenheden, en uiteindelijk voerde hij zelf raids uit tegen de Duitse bezetters en de Franse collaborateurs van het Vichy-regime. Lanzmann beschikt over een fenomenaal geheugen en beschrijft gedetailleerd de militaire acties waarbij hij verschillende keren door het oog van de naald kroop. Dan is al duidelijk dat hij meerdere levens geleefd heeft.
Frankrijk kwam met De Gaulle, een man voor wie Lanzmann een grote bewondering had, als grote overwinnaar uit de oorlog. Het fascistische beest was verslagen en de Joden konden weer opgelucht ademhalen. Zo lees je het in de geschiedenisboeken. Maar de auteur laat een andere, minder fraaie kant van de ‘overwinnaars’ zien. Zo werd begin 1945 op zijn school hevig geprotesteerd tegen het proces tegen de Franse schrijver Robert Brasillach die het nazisme had omarmd en had opgeroepen om ‘de joden om te brengen’. Zijn klasgenoten verdedigden de antisemiet en wilden hun klaslokaal de Brasillach-zaal noemen. ‘Toen begreep ik meteen, met een walging die ik misschien nooit meer ben kwijtgeraakt, dat het grote fregatschip Frankrijk zijn koers onverstoorbaar had voortgezet, ongevoelig voor wat voor anderen een catastrofe had betekend, de vernietiging van miljoenen levens en van een hele wereld’. Waarop hij en enkele medestanders erop lossloegen. Later kreeg Brasillach de doodstraf en werd geëxecuteerd. Veel fascisten in hart en nieren zijn hem blijven eren en verdedigen. Onder hen de Franse letterkundige Maurice Bardèche en Karel Dillen van het Vlaams Blok, die een van zijn omstreden boeken vertaalde naar het Nederlands.
Zo staat het boek vol kleine en grote ervaringen van Lanzmann met het nog steeds aanwezige antisemitisme en de farce van de denazificatie. Het hield hem alert en maakte hem uiteindelijk ook een overtuigde verdediger van de Joodse staat. Op zich wel bijzonder want zijn vader en hijzelf voelden zich door en door Frans, en beleefden de stichting van Israël met een zekere onrust. Maar toen de Arabische staten de jonge Joodse natie wilden vernietigen, hield hij in Frankrijk gloedvolle speeches. ‘Ik zei dat na Auschwitz, de vernietiging van Israël indenkbaar was en dat, mocht het onverhoopt toch zo ver komen, het voor mij persoonlijk onmogelijk zou zijn om nog verder te leven’. Ondanks het enorme militaire overwicht van de Arabieren werden ze tot vreugde van Lanzmann in de pan gehakt. En in één zin legt hij uit wat de Joden vrezen: ‘ik denk dat wat er in werkelijkheid in onze geest omgaat, voornamelijk angst is. Angst voor vernietiging…’. Vandaar ook zijn bewondering voor Sartre en zijn Réflexions sur la question juive uit 1947 die het portret van de antisemiet beschreef: “De sadistische aantrekking tot de Joden maakt het niet uitzonderlijk voor een antisemiet om één of twee goede Joodse vrienden te hebben, zij zijn de uitzonderingen voor hem. Zo houdt hij een levend beeld van dat wat hij veracht dichtbij zich.”
Het vormde het begin van een levenslange, maar bizarre vriendschap met de beroemde filosoof en zijn levensgezellin Castor (Simone de Beauvoir) waarmee Lanzmann een intieme relatie begon, een soort driehoeksverhouding. Hij trad toe tot de redactie van het door Sartre opgerichte tijdschrift Les Temps Modernes waarvan hij tot op heden de uitgever is. De auteur is en blijft lovend over Sartre waarmee hij onbedoeld een zwakke plek van zichzelf blootlegt. Want Sartre was net als Castor een beruchte fellow traveller van het Sovjet-communisme en Lanzmann lijkt daar geen graten in te zien. Blijkbaar wilde hij niet inzien dat het totalitarisme van Stalin en zijn opvolgers even onmenselijk was als het nazisme, waardoor miljoenen mensen het leven verloren. Nochtans hadden ze beter moeten weten. Sartre had diverse reizen gemaakt naar de Sovjet-Unie en Lanzmann kreeg een ideologisch gekleurde rondreis aangeboden in Noord-Korea. Ze bewonderden Cuba want ‘het was in die tijd uitgesloten niet van Cuba te houden’. Die uitspraak en vele andere van Lanzmann getuigen van een griezelige blindheid. Tal van andere intellectuelen hadden wél de donkere kern van het communisme tijdig onthuld zoals André Gide, Albert Camus en Raymond Aron. Het neerslaan door Russische tanks van de Praagse lente in 1968 doet hij af in één neutrale zin. Toen Tsjechische studenten Sartre het communisme hoorden verdedigen zegden ze tegen hun docenten: “Die Sartre van jou kruipt voor de autoriteiten”.
Lanzmann wijdt pagina’s lang aan zijn vriendschap met Sartre. Dan overvalt je plots een gemis, een kritische beschouwing, een afrekening van de man die zo blind bleef voor tal van excessen. De auteur wijdt geen woord van kritiek op Sartres jubelzang over het stalinisme, zijn jubelzang op de Sovjet-Unie als het enige land waarin burgers ‘volledige vrijheid van kritiek’ hebben, zijn idiote veroordeling van Chroesjtsjov omwille van diens kritiek op de moordzucht van Stalin, zijn oorverdonderend stilzwijgen bij de bloedige onderdrukking van de opstand in Hongarije in 1956, zijn instemming met de moordpartijen van Castro, zijn latere bekering tot het maoïsme als een volgzame rode gardist, zijn onvoorwaardelijke steun aan de Palestijnse moordenaars van elf Israëlische atleten tijdens de Olympische Spelen in Munchen, zijn primaire anti-Amerikanisme, zijn gebaren van sympathie ten aanzien van de terrorist Andreas Baader, en zijn krankzinnige oproep om de ‘bazen te kelen’ omdat ze varkens zijn. Lanzmann zwijgt over Sartres stompzinnige belediging van mensen, collega’s schrijvers en filosofen, zoals Alexander Solzjenitsyn die hij ‘een schadelijk element voor de ontwikkeling’ noemde en zijn verraad tegenover de grootmoedige Albert Camus omdat die weigerde de mens onder te brengen in een systeem of te onderwerpen aan een ideologie. ‘Afrekenen met de utopie heeft me tijd gekost’, is zowat het enige zinnetje waarin hij zich hierover blootgeeft.
Het meest pakkende deel van zijn autobiografie handelt natuurlijk over de realisatie van zijn levenswerk Shoah, de uitroeiing van de zes miljoen Joden in het Derde Rijk en de door de nazi’s bezette gebieden. Uiteindelijk is het een film geworden van meer dan negen uren lang waarin slachtoffers en daders getuigen over wat ze gezien en meegemaakt hebben. Daarin legt hij vooral nadruk op de vernietigingskampen die door de nazi’s quasi totaal ontmanteld en vernietigd werden, in een poging om hun wandaden compleet uit te wissen. Het gaat om Chelmno, Belzec, Majdanek, Sobibor en Treblinka die maar door enkelingen overleefd werden. Het grootste werk was het terugvinden van die enkelingen, vaak leden van de Sonderkommandos die tot taak hadden de gaskamers te ledigen, de gouden tanden uit de lijken te trekken en de lichamen te verbranden. Maar nog moeilijker was het om enkele van de moordenaars terug te vinden en hen te doen spreken, vaak met verborgen opnameapparatuur. Twaalf jaar lang heeft Lanzmann gewerkt aan Shoah. Het is een meesterwerk, de meest aangrijpende film over de Endlösung der Judenfrage, een confrontatie met de meest duistere kanten van de mensheid. Alleen daarom verdient dit boek gelezen te worden. Als waarschuwing naar komende generaties waartoe nationalisme en racisme kunnen leiden.
Claude Lanzmann, De Patagonische haas, De Arbeiderspers, 2011
Recensie door Dirk Verhofstadt