Mijn broer bijvoorbeeld - Uwe Timm

Mijn broer bijvoorbeeld - Uwe Timm

De Tweede Wereldoorlog blijft een bron van inspiratie voor heel wat schrijvers. Dat hoeft ook niet te verwonderen. Nooit werd de tegenstelling tussen goed en kwaad zo scherp aangevoeld als in de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw. Interessant is dat nu ook steeds meer hedendaagse Duitse auteurs in de pen kruipen en de gebeurtenissen onder het Derde Rijk aan de hand van hun familiegeschiedenis analyseren en beoordelen. Vorig jaar verscheen het boek Am Beispiel meines Bruders van de filosoof en schrijver Uwe Timm dat nu in het Nederlands verscheen onder de titel Mijn broer bijvoorbeeld. Het boek werd in Duitsland onmiddellijk een bestseller. Uwe Timm werd geboren in 1940 en wordt algemeen erkend als een van de belangrijkste Duitse schrijvers van zijn generatie. Als een uitgesproken vertegenwoordiger van de generatie van 1968 zette hij zich in zijn werken fel af tegen de oorlogsthema’s van de auteurs van Gruppe 47 waarvan Alfred Andersch een van de stichters was. Hij kreeg vooral bekendheid als politiek geëngageerd schrijver met boeken als Kerbels Flucht, Rot en Morenga.

Mijn broer bijvoorbeeld is een uiterst persoonlijke roman waarin Uwe Timm zich voor het eerst verdiept in de nationaalsocialistische tijd. Hij gaat de pijnlijke confrontatie aan met het dagboek van zijn in de Oekraïne gesneuvelde, zestien jaar oudere broer, Karl-Heinz die zich in 1942 als vrijwilliger bij de SS-Totenkopfdivisie aanmeldde en niet uit Rusland terugkeerde. Het is niet alleen een speurtocht naar de motieven van zijn oudere broer, die hij nooit echt heeft gekend, maar ook een poging om inzicht te krijgen in zijn eigen levensgeschiedenis en zijn vorming en de schuld van zijn ouders. Waarom had zijn broer zich vrijwillig bij de SS gemeld? Hoe ging hij om met de plicht te doden? Welke mogelijkheden had hij in zijn korte leven, en van welke bleef hij verstoken? Heeft hij ooit liefde gekend? En uiteindelijk de cruciale vraag: wie is er schuldig? Het is een grandioos boek waarbij de auteur vat probeert te krijgen op grote vragen over schuld en onschuld, herinnering, goed en kwaad.

Om dit alles te begrijpen dook Uwe Timm niet alleen in het dagboek van zijn broer maar vergeleek ook met zijn veldpostbrieven en de neergeschreven oorlogshandelingen van zijn SS-divisie. De dagboekaantekeningen van Karl-Heinz begonnen op 14 februari 1943 en eindigden op 6 augustus 1943. Dat was zes weken voor hij als soldaat aan het oostfront zwaar gewond raakte en tien weken voor zijn dood. Volgens zijn moeder sloot hij zich bij de SS aan uit idealisme maar zelf had ze een afkeer van het leger. Maar zijn vader was er trots op en dat blijkt ook uit de diverse brieven die vader en de oudste zoon elkaar toestuurden. Uwe Timm citeert ze uitvoerig en dat maakt het boek zo interessant. In een brief aan zijn vader verafschuwt Karl-Heinz de Engelse bombardementen op Duitse steden. ‘Dat is toch geen oorlog meer, dat is moord op vrouwen en kinderen – en dat is niet humaan’, zo schrijft Karl-Heinz terwijl hij met zijn eigen divisie betrokken was bij de vernietiging van de Oekraïnse stad Charkov. Daar moeten ook duizenden burgers, vrouwen en kinderen bij vermoord zijn, maar zij komen in de brieven nergens aan bod.

Op 6 augustus 1943 schrijft zijn vader terug dat hun huis vernietigd is en dat minstens 80 procent van Hamburg in puin ligt door geallieerde bombardementen. De broer antwoordt elf dagen later dat de tranen in zijn ogen staan bij het lezen dat zijn geliefde huis verwoest is. Op 19 september 1943 raakt Karl-Heinz zelf zwaargewond. In een laatste brief van 9 oktober 2003 schrijft hij aan zijn moeder dat zijn beide benen zijn afgezet, maar dat ze niet moet huilen want ‘bovendien is de oorlog voor mij afgelopen en jij hebt je zoon terug ook al is hij invalide’. Een week later overlijdt hij en wordt begraven in Heldengraf L 302 in Snamjenka. Intussen was Uwe met zijn moeder gevlucht naar Coburg. Daar bleven ze tot het einde van de oorlog. Nadien raakte het gezin herenigd en begonnen ze een bonthandel.

Uiteindelijk komt Uwe Timm niet veel te weten over wat zijn broer dacht en deed. Daarvoor zijn de aantekeningen in zijn dagboek en brieven te kort en te zakelijk. Ze verraden geen emoties behalve verdriet om tegenslagen op het thuisfront. Maar zijn speurtocht naar zijn broer geeft hem wel een beter beeld van de manier waarop zijn ouders en vele andere Duitsers terugkijken op de oorlog. Hij signaleert hoe ze zichzelf in een slachtofferrol proberen te wringen, naar anderen wijzen als het om schuld gaat en hoe ze als het voor hen te moeilijk wordt het verleden gewoon doodzwijgen. Zo toonde zijn vader in de rest van zijn leven niet zozeer verdriet over zijn verloren zoon, maar wel woede over al diegenen die geen poot uitstaken, de verraders, de knoeiende leiders (waarom liet Hitler de Britten ontsnappen in Duinkerken?), de Britten en Amerikanen (waarom hebben ze de spoorlijnen naar Auschwitz niet gebombardeerd?). Alhoewel hij nooit lid was geweest van de nazi-partij bleef de plicht voor het vaderland voor hem essentieel. Uwe Timm begrijpt de vadergeneratie - die hij ‘dadergeneratie’ noemt - niet. Bijna iedereen heeft gezwegen en weggekeken toen men de joden kwam halen. En na de oorlog zwegen ze opnieuw toen bekend raakte wat er met de joden was gebeurd.

Wat Uwe Timm vooral intrigeert is de vraag waarom zijn broer bij de Waffen-SS ging, net de meest fanatieke kern van de Duitse strijdkrachten. Alleen wie kon aantonen dat hij tot en met zijn overgrootouders geen joodse voorouders had, kon toetreden. Ze beschouwden zich als ‘Herrenmenschen’, droegen dezelfde uniformen als de bewakers van de dodenkampen en waren de direct betrokkenen bij de Endlösung. Het zwaren elitesoldaten, bikkelhard en zonder scrupules. Juist daarom staat Uwe Timm stil bij de laatste notities in het dagboek van zijn broer: ‘Hiermee sluit ik mijn dagboek af, omdat ik het onzinnig vind zulke wrede dingen die soms gebeuren, bij te houden’. Het lijkt erop dat Karl-Heinz de grens van het menselijk verdraagbare had overschreden. Ergens hoopt Uwe Timm dat zijn broer op een bepaald ogenblik ‘neen’ heeft gezegd als een begin van het einde van gehoorzaamheid. Maar veel hoop heeft hij niet want nergens in zijn brieven staat een teken van medeleven. Het enige zekere is dat dit dagboek eigenlijk niet mocht bestaan want het bijhouden ervan was voor SS-ers verboden. Karl-Heinz heeft het dus stiekem geschreven. Een aangrijpend boek.

 

Uwe Timm, Mijn broer bijvoorbeeld, Van Halewyck, 2004

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Identity and violence - Amartya Sen

Identity and violence - Amartya Sen

Gesluierde vrijheid - Naema Tahir

Gesluierde vrijheid - Naema Tahir