Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap - Fernando Savater

Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap - Fernando Savater

We leven in tijden van angst en onzekerheid. De wereldwijde economische crisis komt nog eens bovenop de gevoelens van onmacht ingevolge de globalisering, de opmars van China, de toenemende migratie, de spanningen binnen de multiculturele samenleving, de dreiging van terreur, het vermeende verval van normen en waarden, en de ecologische rampspoed. Heel wat politici en intellectuelen wijzen met een beschuldigende vinger naar de liberale democratie, de vrije markt en de westerse beschaving als oorzaken van al dit onheil. Sommigen onder hen willen zelfs teruggrijpen naar beproefde recepten van vroeger: meer overheidsinterventie, nationaliseringen, protectionisme en nationalisme. Allemaal zaken die in de loop van de twintigste eeuw juist geleid hebben tot de meest vreselijke gebeurtenissen zoals oorlogen, geweld en onderdrukking. De recepten van vroeger zijn niet de juiste. Ze hebben geleid tot een almachtige staat die de menselijke vrijheid en creativiteit doodde, tot een economische puinhoop en een oplopende staatsschuld waarvan we de gevolgen tot vandaag voelen. We moeten goed opletten dat de wereldwijde crisis niet wordt misbruikt om rechten en vrijheden van de mens, waarvoor onze voorouders zo gevochten hebben, terug te schroeven. We moeten ervoor zorgen dat de pijlers van de liberale democratie overeind blijven.

Tegen het doemdenken van conservatieven, populisten, nationalisten en collectivisten in heeft de Spaanse-Baskische filosoof Fernando Savater een bijzonder boekje geschreven onder de titel Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap waarin hij de idealen van de Verlichting en de grondslagen van de westerse democratie met verve verdedigt. Savater is een van de meest gelezen filosofen van onze tijd. In de nadagen van het Franco-bewind werd hij om politieke redenen korte tijd gevangen gezet, werkte daarna als journalist en sinds 1983 is hij hoogleraar filosofie in Madrid. Hij schrijft vooral over ethische kwesties. Zo maakte hij naam met zijn boeken De waarde van opvoeden, Goed samen leven, De moed om te kiezen en De tien geboden. Al deze werken getuigen van zijn geloof in de vrijheid en van een groot vertrouwen in de vrije wil van de mens. En dat is hoopgevend. Elk alternatief vertrekt immers vanuit dwang, vaak geïnspireerd door een vermeend algemeen belang waaraan het individu ondergeschikt wordt gemaakt. Het verleden heeft bewezen dat dergelijke systemen niet werken en de menselijke waardigheid en vrijheid ondermijnen. Steeds opnieuw slaagt Savater erin om moeilijke ethische kwesties op een gevulgariseerde manier toe te lichten aan de hand van citaten van historische denkers en hedendaagse voorbeelden. En dat is nu weer het geval.

Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap is in feite een beknopt woordenboek waarin Savater op zoek gaat naar de essentie van het modern burgerschap en dit aan de hand van enkele concrete maar tegelijk abstracte begrippen zoals tolerantie, dialoog, identiteit, nationaliteit, respect, integratie, enzovoort. In zijn gekende heldere taal en directe stijl brengt hij elk van die begrippen terug tot hun essentie, wijst hij op de mogelijke misinterpretaties en misbruiken ervan, en legt hij uit hoe belangrijk ze zijn voor een harmonieus samenleven van mensen met uiteenlopende en zelfs tegenstrijdige politieke, religieuze en andere overtuigingen. Hij opent alvast met de centrale boodschap van Kant over de Verlichting: ‘Sapere aude!’ of ‘Durf je eigen verstand te gebruiken!’ waarmee hij resoluut stelling neemt voor het individualisme, zijnde het recht op zelfbeschikking van elke mens, zonder evenwel de plicht tegenover de medemens te vergeten. Zo houdt hij een gepassioneerd pleidooi voor een democratisch burgerschap waarin ‘iedereen dezelfde aanspraak kan maken op veiligheid en welzijn, maar ook dat iedereen dezelfde verplichtingen heeft daaraan bij te dragen’.

Heel vaak horen we de stelling dat de rijkdom van de mens ligt in hun onderlinge verschillen, en dat is natuurlijk juist wanneer we het gevaar van het conformisme zien, zoals het in totalitaire staten het geval is, maar Savater wijst erop dat de rijksdom van de mens ook ligt ‘in het feit dat wij allemaal op elkaar lijken’. Voor hem zijn het immers niet onze verschillen, maar ‘onze gemeenschappelijke en intellectuele vooruitgang die de grondslag vormt van onze gelijke rechten’ waarbij hij verwijst naar het algemeen kiesrecht, het recht op onderwijs en de noodzaak van een sociale zekerheid voor iedereen. Mensen zijn op elkaar aangewezen om in vrijheid te kunnen leven, aldus de auteur. Juist via democratisch genomen besluiten waarin bepaalde regels worden afgesproken, kan men de vrijheid van mensen verzekeren. Deze zienswijze sluit aan bij de woorden van de Franse politicus Henri Lacordaire die al in de 19de eeuw wees op de noodzaak om in een aantal zaken duidelijke regels en wetten te maken, juist om de zwakkeren te beschermen en hun vrijheid te vrijwaren: ‘Entre le fort et le faible, c'est la liberté qui opprime et la loi qui affranchit’. Interessant is dan ook zijn houding tegenover de overheid waarbij hij zich zowel afkeert van de collectivisten die de almacht van de staat bepleiten, van de religieuze traditionalisten die mensen willen ‘verlossen van de zware last van hun autonomie’ (denk aan Wouter Beke), als van libertariërs die de staat het liefst zien verdwijnen. Een staat is nodig, aldus Savater, want ze ‘bepaalt immers de bedding waarin elke burger in politieke, sociale en menselijke zin zijn autonomie vorm kan geven’.

Bij Savater is het vooral te doen over de mogelijkheid, zelfs de plicht, om als gelijken met elkaar te praten over zaken die ons allemaal aanbelangen. In die zin zegt hij dat men eigenlijk niet kan ‘leven in een samenleving zonder aan politiek te doen’. Onze kernwaarden staan in onze Grondwet die hij niet ziet als een ‘heilige’ en derhalve onaantastbare tekst, maar toch een tekst die men slechts met een bijzondere meerderheid kan aanpassen. Essentieel is voor hem dat ‘geen enkele burger is vrijgesteld van de naleving van de Grondwet’. Deze visie is bijzonder actueel, zeker in de wetenschap dat zowat alle radicale moslims de Koran boven de Grondwet van het land van aankomst plaatsen. Volgens de auteur moeten we van migranten eisen dat ze die aspecten van hun cultuur loslaten ‘die in strijd zijn met de grondwettelijke beginselen en de fundamentele mensenrechten die gelden in het land van aankomst’. Hiermee haalt hij fors uit naar het cultuurrelativisme en keert hij zich tegen ‘het importeren van tradities van onderdrukking en bijgeloof’. In diezelfde zin blijft hij op de bres staan van een effectieve scheiding van kerk en staat. Het recht om te bepalen wat moreel en immoreel is komt finaal niet toe aan religieuze groepen of instellingen, maar aan het parlement

Net als Mario Vargas Llosa en Amartya Sen heeft Fernando Savater een afkeer van elke vorm van een opgedrongen ‘identiteit’. Elke mens bestaat uit een verzameling van identiteiten – de auteur heeft het zelf liever over ‘sleutels tot diverse identiteiten’ – die we dan naargelang van plaats, tijdstip en omstandigheid aan bod laten komen. Het is alsof we door een caleidoscoop kijken. Wel zijn er drie identiteiten die Savater verwerpt: ‘identiteiten die buitensluiten’ (bv. identiteiten gebaseerd op kleur, afkomst of geslacht), ‘identiteiten die binnensluiten’ (bv. ik ben eerst en vooral een Vlaming, christen, zwart…) en ‘identiteiten die reduceren’ (bv. alle moslims zijn zus of zo), al zou ik dat laatste eerder generaliseren noemen, iets wat extreemrechtsen, religieus intoleranten, maar ook cultuurrelativisten en populisten regelmatig doen. Cruciaal voor de auteur staat evenwel de vrijheid waarbij hij zelfs stelt dat het bij wet zou moeten geregeld worden dat niemand het slachtoffer mag worden van ‘een ongewenste identiteit waarin iemand anders hem wil opsluiten’. Opnieuw verwoordt hij hier de kern van het individualisme of het recht op zelfbeschikking.

Savater keert zich ook tegen het ‘nationalisme’ dat hij samen met het orthodox geloof als de ‘meest sektarische machten’ ziet. In het bijzonder ‘het nieuwe nationalisme van staten die een doeltreffende samenwerking in de Europese Unie in de weg staat’. In één snoeiharde zin maakt hij komaf met het separatisme zoals dat van de De Wevers en Dewinters ‘die zich vastklampen aan hun droom van vermeende etnische identiteit en die de onvermijdelijke vervaging van de grenzen in de moderne tijd niet kunnen bijbenen’. En hij vervolgt dat dit soort nationalisten niets anders zijn dan ‘een uiterst reactionaire politieke beweging die ondubbelzinnig tot doel heeft om de eeuwige rechten te claimen op het grondgebied waar men woont’. De auteur heeft het ook niet begrepen op die manie om de taal als enige basis voor de natie te aanvaarden, een evolutie die in Vlaanderen op diverse vlakken en in zowat alle partijen trouwens steeds kwalijker vormen aanneemt. ‘Elke moderne staat (is) de samensmelting van diverse culturele en linguïstische tradities zodat één gemeenschappelijk politiek project ontstaat’, schrijft Savater. Het is een afrekening met diegenen die de eigen taal misbruiken om hun perverse drang naar alles zaligmakende zuiverheid te realiseren. 

Een maatschappelijk belangrijk en moeilijk thema betreft de ‘immigratie’. Savater wijst erop dat we eigenlijk allemaal immigranten zijn. Op een of andere manier zijn we allen verspreid geraaktover de hele wereld, vaak naar een plaats waar het gewoon beter was om te leven. Het is armoede die mensen doet besluiten om bijvoorbeeld naar het rijke Westen te komen en niet een vorm van hebzucht zoals extreemrechts beweert. De auteur beseft heel goed welke problemen de huidige migratiegolf met zich meebrengt en neemt een opvallend gematigd standpunt in, namelijk dat ‘het even onverstandig (is) om migratie te verheerlijken als om die botweg af te wijzen’. Dit is een meer realistische houding dan die van allerlei lobbygroepen die van de regering vragen om alle asielzoekers eenvoudigweg papieren te geven, iets wat zou zorgen voor een totale ontwrichting van ons sociaal stelsel, dat tegelijk een aanzuigeffect naar talloze anderen zou hebben en in feite niets ten gronde zou oplossen. De echte uitdaging is volgens Savater immers ‘verbetering van de leefomstandigheden in de landen waar de migranten vandaan komen’. Cruciaal daarbij is dat rijke landen hun economisch en moreel schandelijke politiek van protectionisme waarmee ze hun eigen economieën afschermen, stopzetten, iets waar diezelfde lobbygroepen dan weer in alle talen over zwijgen. Een andere reden waarom Savater argwanend staat tegenover een al te ruimhartig migratiebeleid is zijn vrees dat veel van die asielzoekers in handen vallen van maffiose organisaties.

Ook in het deel over ‘progressief’ tegenover ‘reactionair’ toont Savater zich een uitgesproken voorstander van het individualisme. Progressie betekent voor hem een beweging naar meer vrijheid en rechtvaardigheid. Progressie is er maar als ‘er groei is van de mogelijkheid van individuen om zelf te kiezen, van hun vermogen om leiding te geven aan hun eigen leven’. Hier weerklinkt de basisvisie van de liberale filosoof John Stuart Mill die hij150 jaar geleden neerschreef in zijn befaamde werk On Liberty. Savater ziet, net als Mill destijds, twee grote obstakels voor die progressie, namelijk armoede en onwetendheid. Daar tegen strijden is waarachtig ‘progressief’. Progressief betekent dus niet veranderen om te veranderen. ‘De strijd aan te gaan tegen slechte veranderingen en je sterk maken voor het in stand houden voor wat goed is’, dat is even cruciaal en de auteur heeft het concreet over de bescherming van bestaande culturele en sociale verworvenheden die goed zijn.

Savater eindigt met bespiegelingen rond het begrip ‘volk’ dat zowel vroeger als nu zoveel gebruikt en misbruikt werd. Zijn tekst is een aanklacht tegen het populisme met zijn holle leuzen: ‘het gaat er vooral om wat het volk wil’. Het is de leuze waarmee ze inspelen op bestaande gevoelens van angst en onzekerheid en burgers het idyllisch beeld voorhouden dat we het tot voor kort of veel vroeger beter hadden en dat we daar terug moeten naar streven. ‘Vrije burgers zijn niet op zoek naar een gemeenschappelijk verleden’, aldus de auteur, ‘maar naar een nieuwe, gemeenschappelijke toekomst’. In diezelfde zin willen vrije burgers zich ook losmaken van culturele en religieuze tradities en gewoontes die mensen blijven knechten. Waarbij de auteur eindigt met een citaat van de liberale filosoof John Stuart Mill: ‘Het principe van vooruitgang is altijd en in elke vorm de vijand van het rijk der gewoonte’. Op nauwelijks tachtig bladzijden geeft Savater ons zowat alle redenen waarom we de strijd voor de Verlichting met volle kracht moeten doorzetten. Een absolute aanrader.

 

Fernando Savater, Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap, Bijleveld, 2009

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Lof van de geesteswetenschappen - Fareed Zakaria

Lof van de geesteswetenschappen - Fareed Zakaria

Zonsverduistering - György Konrad

Zonsverduistering - György Konrad