Zonsverduistering - György Konrad

Zonsverduistering - György Konrad

‘Mijn leven? Ik werd geboren in 1933; ik was zes jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en elf toen ik als gevolg van geluk en vindingrijkheid in leven bleef. Ik was twaalf toen ik het nationaalsocialisme overleefd bleek te hebben. Ik was vijftien in het jaar van de krachtdadige invoering van het communisme, werd daarna samen met het regime ieder jaar ouder, en was zesenvijftig toen het eindelijk de geest gaf. Het leven was traag. Ik vond dat niet erg – dat wat vanzelf komt is wel genoeg. Alles wat belangrijk is, komt voort uit de beslissing die ik in mijn puberteit heb genomen: dat ik schrijver wilde worden. Een rij boeken: een voortdurende strijd tegen een engel die door het lot tegenover mij was gezet. Ik stap voort in de openbaarheid, markeer mijn sporen, maak mijn stations zichtbaar.’ Zo kondigt György Konrad zijn boek Zonsverduistering aan.

Dit boek vormt eigenlijk het tweede deel van zijn autobiografie. In zijn vorig werk Geluk beschreef Konrad reeds zijn herinneringen aan de Jodenvervolging en de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog. Nu pakt Konrad de draad weer op in 1945. Hij schrijft over zijn studententijd, over het beslissende jaar 1956, over het ontstaan van zijn schrijverschap en de donkere vijftien jaar waarin hem in Hongarije een publicatieverbod was opgelegd. Ondanks het feit dat hij meermaals de kans had om naar het Westen te emigreren besloot Konrad om in Hongarije te blijven. Het resultaat is een scherpe ontmaskering van het communisme als een mensonwaardig systeem door een man die het aan den lijve ondervonden heeft. Voor al wie nog zou geloven in de ‘weldaden’ van het communisme, in de glorie van de socialistische ‘heilstaat’ en in de dictatuur van het proletariaat vormt dit boek een antidotum. Het failliet van dit collectivistisch systeem bleek niet alleen economisch maar ook, en vooral, moreel. Omdat het de mens niet beschouwde als een unieke persoonlijkheid, met zijn intrinsieke en persoonlijke talenten, kwaliteiten en tekortkomingen, maar als een ding, een voorwerp, een zielloos object net zoals een tafel, een stoel of een paar schoenen. Iets dat je kan gebruiken of wegwerpen in functie van je behoeften. “Mest op de velden van de toekomst”, zo zag Trotski de mens.

De verpulvering van de mens tot ‘een ding’ is wellicht de grootste tragedie geweest van de voorbije eeuw en Gyorgy Konrad beschrijft dit meesterlijk. Dat doet de auteur niet door een opeenstapeling van feiten, data en gebeurtenissen, maar eenvoudigweg door terug te blikken op zijn rijk gevulde leven. Over zijn dromen, zijn liefdes, zijn schrijverschap. En schijnbaar achteloos verwijst hij terloops naar iemand die hem dierbaar was maar verdween in de nevelen van de geschiedenis. Zoals naar zijn oom Pista en tante Ilona, de lievelingszus van zijn moeder die in mei 1944 plichtsbewust het bevel opvolgden dat elke jood zich moest aanbieden in het getto van Nagyvarad, en nadien vergast werden in Auschwitz. Naar zijn dierbare neef Gyuri Frank die aan tyfus overleed in Mauthausen. Naar zijn oom Imre door het hoofd geschoten door een pijlkruizer (de Hongaarse nazi’s). Naar het schijnproces en de ophanging van Laslo Rajk - zelf een communist maar die weigerde in de pas van Moskou te lopen - wegens zijn vermeende spionage voor de Amerikanen. En naar zijn opstandige collega schrijver Imre Sarkadi die zich radeloos uit het raam gooide en te pletter sloeg op de straatstenen.

Hijzelf heeft geluk, zijn ouders hebben de waanzin overleefd en terwijl hij het grijze, zachte haar van zijn vijfennegentig oude moeder streelt blikt hij terug. Op de machtsgreep van de communisten in 1948 alhoewel de Partij van de Kleine Boeren de laatste vrije verkiezingen hadden gewonnen. Ze pakten onmiddellijk het huis en de winkel van zijn vader af zonder schadevergoeding want privé-bezit was niet langer toegelaten. En toen hij dit in een opstel op school aanklaagde moest hij voor een tuchtcommissie verschijnen. Het werd zijn eerste confrontatie met het communistische regime, er volgden er nog meer. In 1956 studeerde Konrad af als leraar Hongaarse literatuur en rolde als vanzelf in de volksopstand tegen de Sovjetbezetting. In die dagen liep hij rond met een machinegeweer dat hij evenwel nooit gebruikte. Zijn verzet bestond vooral in het lezen van de werken van Albert Camus, Raymond Aron en Laslo Németh die met zijn boek Galilei de opstand tegen de Russische troepen inspireerde.

‘Afgelopen met de verdoving, het is het volksfeest der ongehoorzamen’, zo noteert Konrad, maar hij beschrijft met evenveel afkeer de lynchpartijen waarvan de mannen van de staatsveiligheid tijdens de opstand het slachtoffer zijn. Hij verafschuwde dat ziekelijke volksverlangen naar het afmaken van mensen. Na de onderdrukking van de opstand sloegen tweehonderdduizend Hongaren op de vlucht, waaronder zijn zuster, zijn neven, nichten, vrienden en geliefdes. Konrad bleef en begon te schrijven. Daarop volgt een lange periode van huiszoekingen, afluisterpraktijken, ondervragingen, intimidaties, inbeslagnames van ‘staatsgevaarlijke’ teksten, illegaal kopiëren (kopieerapparaten stonden onder controle van de politieke politie), het naar het buitenland smokkelen van bundels en het drukken van zijn werken via de samizdat, de ondergrondse pers. In 1974 werd Konrad gearresteerd door de staatsveiligheid. Na een korte opsluiting in een psychiatrische kliniek kwam hij vrij, maar zowel hijzelf als zijn vrouw verloren hun werk en boeken uitgeven werd hem verboden.

Maar zijn werk circuleerde reeds in het buitenland en het bezorgde hem naambekendheid en internationaal respect. Na de val van de Muur in 1989 werd hij gevraagd als voorzitter van de internationale PEN-club. In deze autobiografische roman verwijst Konrad zelden naar de eerbetuigingen die hem te beurt vielen. Zo ontving hij in 2001 de prestigieuze Karel De Grote prijs omwille van zijn grote bijdrage aan de Europese eenwording. Want Konrad, die zich onder het communistische bewind zo had ingezet voor een vrij en onafhankelijk Europa, bleef ook na 1989 hameren op de noodzaak om zijn land zo snel mogelijk op te nemen in de Europese Unie. “Onze ziel werd in 1989 verheven. Het was een wonderschoon jaar. We zijn geen slachtoffer meer van willekeurige besluiten, weten nu hoe we de besluitvorming kunnen controleren, hoe we de staat kunnen aanklagen en kunnen een onderscheid maken tussen goed en kwaad. Zonder democratie bestaat er geen vrijheid, rechtszekerheid en geciviliseerde omgang tussen burgers onderling. Vooral het principe van wederzijds respect is van het grootste belang.” Het verankeren van de rechten en vrijheden van elke Hongaarse mens binnen de bescherming van een Europees politiek en rechtssysteem was voor hem essentieel om te vermijden dat de oude demonen van het fascisme, het communisme en het radicaal nationalisme opnieuw zouden opduiken.

Gyorgy Konrad is altijd dissident gebleven (in zijn boek De onzichtbare stem verzette hij zich tegen de luchtbombardementen van de NAVO op Joegoslavië). Een dissident voor de vrede. Dat komt door zijn diepe afkeer voor elke vorm van willekeur, fanatisme en geweld die zo kenmerkend was voor de twintigste eeuw. Voortdurend was hij op zoek naar die unieke plek op aarde waar hij zich echt thuis kon voelen. En ‘waar is thuis’, zo vraagt hij zich op het einde van dit indrukwekkende boek af. Thuis is ‘waar ze me niet doodslaan. Waar ik mijn kinderen in veiligheid kan weten. Waar personen en woorden respect verdienen.’ Het klinkt als een noodkreet. De noodkreet van een wijs man die niet alleen in aanmerking komt voor de Nobelprijs voor Literatuur maar ook voor die van de Vrede.

 

György Konrad, Zonsverduistering, De Bezige Bij, 2004

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap - Fernando Savater

Vrijheid, Gelijkheid, Burgerschap - Fernando Savater

Angst vreet de ziel op - David Grossman

Angst vreet de ziel op - David Grossman