Door Spinoza's Lens - Tinneke Beeckman

Door Spinoza's Lens - Tinneke Beeckman

“Spinoza gaat ervan uit dat er ook een soort axiomastelsel van de mechanica bestaat, dat de natuurwetten bepaalt. Aan de basis van dit alles ligt de wezenlijke aard van God, die ook de substantie heet. Die substantie ligt aan de grondslag van alles en die kan men zowel Natuur als God noemen. Uit de substantie volgen alle wetten uit de wiskunde, de natuurkunde, de statica, de hydrostatica, enzovoort, dus alles wat de wereld inhoudt; en uit de definitie, zeg maar de formulering van die substantie, volgt onze kennis van dit alles.” Dit is zowat de essentie van het denken van de 17de-eeuwse Joodse filosoof Spinoza zoals samengevat door professor emeritus Etienne Vermeersch. Sommigen zullen die uitspraak wat cryptisch vinden, maar ze is cruciaal om het denken van deze bijzondere man te begrijpen. Er bestaat geen Goddelijk plan, aldus Spinoza, en hij pleitte dan ook voor godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting – een bijzonder radicale gedachte in die tijd – die hem in problemen bracht met de Joods Sefardische gemeenschap die hem verstootte.

Velen beschouwen Spinoza als een atheïst, iemand die de goddelijke oorsprong van de Bijbel ontkende en de rede belangrijker beschouwde dan blind geloof. In die zin kan hij beschouwd worden als de voorloper van Kant die met zijn uitspraak ‘Sapere Aude’ de essentie van het moderne denken vastlegde. Ons verstand is in staat om kennis te vergaren die zekerheid biedt maar onze hartstochten kunnen ons op het verkeerde pad brengen. Dat wordt genuanceerd door Jonathan Israël in zijn boek over de Radicale Verlichting. “Spinoza en Bayle maakten een belangrijk onderscheid tussen religie en bijgeloof. In hun ogen had religie ook een uitgesproken positieve kant, niet omdat het de mensen de waarheid vertelt over bepaalde dingen, maar omdat het er voor zorgt dat ze zich beter gaan gedragen. Het zorgt voor ordelijker gedrag en verhoogt zodoende de veiligheid van het leven van iedereen, en er minder geweld is. Religie is dus heel nuttig. Het is inderdaad een nogal utilitaristische opvatting van religie. Volgens Spinoza was religie in een archaïsche samenleving vooral een juridisch en politiek werktuig. Het was een manier om een rechtsorde te vestigen.”

Maar hoe relevant zijn de ideeën van Spinoza vandaag nog? Op die vraag geeft de Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman een antwoord in haar scherpzinnig en vlot leesbaar boek Door Spinoza’s lens. Het resultaat is een boeiende reis doorheen het gedachtegoed van de grote filosoof die uiteindelijk bijzonder actueel blijkt te zijn. Dat woord ‘lens’ in de titel verwijst naar het feit dat Spinoza een bekwame lenzenslijper was. Lenzen waren al gekend bij de Oude Grieken zoals Aristophanes, Democritus en Aristoteles. Maar ze werden pas echt bruikbaar in de 17de-eeuw door de Nederlanders Jansen en Snell. Het is het instrument bij uitstek dat toestaat om scherp en correct de feiten te bekijken en te beschrijven. De door Spinoza gemaakte lenzen waren trouwens van een uitzonderlijke kwaliteit. Daarmee kon de jonge Spinoza voorzien in een behoorlijk inkomen, wat hem in staat stelde om op een onafhankelijke manier te leven, te denken en te schrijven.

In zes verschillende hoofdstukken ontleedt Tinneke Beeckman het gedachtegoed en de actualiteit van Spinoza’s denken en dat doet ze in een begrijpbare taal. Zo verwoordt ze de al bij al theoretische, soms wat enigmatische uitspraken van Spinoza op een heldere manier. Dat blijkt al onmiddellijk uit het deel over de vrijheid van denken. In zijn Ethica verklaarde Spinoza zich een voorstander van de meningsuiting, juist omdat dit werk in het teken staat van de ‘zelfverwerkelijking’. Dat laatste is enkel mogelijk als mensen vrij zijn om te denken wat ze willen en staat derhalve lijnrecht tegenover het dogmatisme van religieuze groepen. Wie de Bijbel letterlijk neemt, kan niet vrij denken. Daarom vestigt Spinoza zijn hoop op de wijsbegeerte en de wetenschappen. En komt hij tot de conclusie dat de democratie de beste staatsvorm is – een moderne gedachte in die tijd – tegenover de tirannie als de slechtste staatsvorm. Heel concreet is hij daarover niet geweest, maar uit zijn werk kan men terecht afleiden dat dit zijn voorkeur wegdroeg.

Terecht schrijft Tinneke Beeckman dat de tolerantiegedachte van Spinoza verder gaat dan die van John Locke in zijn Brief over tolerantie. “Het is niet de veelheid van opvattingen, die onvermijdelijk is, maar de weigering van de tolerantie die men had kunnen opbrengen tegenover die mensen met een verschillende mening, die het merendeel van de religieuze conflicten en oorlogen in de christelijke wereld heeft voortgebracht”, aldus Locke. Spinoza vat dit breder op, want terwijl Locke nog katholieken, atheïsten en deïsten uitsluit, pleit hij voor tolerantie tegenover elke overtuiging. In die zin liep Spinoza vooruit op liberale denkers als John Stuart Mill en Thomas Paine die de vrijheid van meningsuiting essentieel vonden, maar ook wezen op het gevaar voor meningen die schade toebrachten aan derden. Spinoza was zich daar ook van bewust maar stelt een soort rangorde voor: “De twisten die ontstaan uit vrijheid, vormen een kleiner kwaad dan het verbod op vrijheid. En wie kwaad niet kan verhinderen, moet het toestaan, zelfs al volgt daaruit enige schade”, schrijft Beeckman.

Interessant in deze tijden van populisme en nationalisme is de visie van Spinoza dat er een verband bestaat tussen het gevoerde vrije beleid (waaronder de vrijheid van denken) en de welvaart van zijn geboortestad Amsterdam. Dat dit verband inderdaad bestaat, werd intussen aangetoond door de Amerikaanse hoogleraar Amy Chua in haar indrukwekkende boek Wereldrijk voor een dag. Daarin beschrijft ze de opkomst en glorieperiode van het Nederlandse wereldrijk in de zeventiende eeuw. Het land stelde zijn deuren wijd open voor deJoden die zich vestigden in Amsterdam, dat al snel het centrum van de diamanthandel werd. Ook vervolgde protestanten trokken er naartoe (onder de Spaanse katholieke furie daalde het aantal inwoners van Antwerpen, Gent en Brugge spectaculair). Descartes, Locke enBayle vonden er bescherming en zorgden mee voor een enorme opstoot van het culturele en intellectuele leven. De opmars van Nederland tot een grootmacht verliep dus ook via tolerantie en de geest van vrijhandel die zorgde voor een ongeëvenaarde aanwas van rijkdom.

Tinneke Beeckman houdt ook het neoliberale model onder de kritische lens van Spinoza. Zo wees hij economische invloed op de politieke besluitvorming af (denk aan de impact vandaag van de financiële- en de energiesector) en verkoos hij een systeem van ‘gestructureerde maatschappelijke herverdeling’ boven vormen van vrijwillige liefdadigheid. Een ander interessant aspect van Spinoza is zijn terughoudendheid tegenover passies. Wie zich door passies laat leiden, verliest zijn vrijheid en redelijk vermogen (Nussbaum vindt dit overdreven en ziet ook positieve kanten aan emoties). Vandaar Spinoza’s afkeer voor revoluties en zijn keuze voor langzame evolutie naar democratie. Hij lijkt hier wel de voorloper van Karl Popper: “Van alle politieke idealen is het ideaal andere mensen gelukkig te maken wellicht het allergevaarlijkste. Het leidt onveranderlijk tot pogingen om onze schaal van ‘hogere’ waarden aan anderen op te leggen, om hen te doordringen van wat wij als het belangrijkste voor hun geluk beschouwen, om als het ware hun zielen te redden.” Waaruit hij afleidde dat revolutionaire pogingen om de hemel op aarde te vestigen onveranderlijk leiden tot de hel.

Spinoza zou het ook niet begrepen hebben op hedendaagse marxisten zoals Negri en Hardt die hun heil niet zozeer zoeken bij de arbeidende klasse, maar bij de ‘multitude’. Zij zien de menigte als het enige sociale subject dat in staat is de democratie, een regering van iedereen door iedereen, te verwezenlijken. Voor hen is de menigte het moderne proletariaat, een verzameling van uiteenlopende singulariteiten die eenzelfde doel zouden hebben, namelijk de vervanging van het huidige systeem door een ander. Wat dat andere systeem dan juist is, blijft onduidelijk. In elk geval zou het een antikapitalistisch systeem moeten worden waarin de vrije markt deels of geheel aan banden wordt gelegd. Met andere woorden, een systeem dat gestuurd wordt vanuit de collectiviteit, via nationalisaties, collectivisering en regulering en dat via het nieuwe imperatief: de menigte die dan natuurlijk moet vertegenwoordigd worden door een leidende klasse om de ‘algemene wil’ te verdedigen. Tot welke drama’s deze utopische gedachten hebben geleid, konden we vaststellen tijdens de 20ste eeuw. Tinneke Beeckman beseft dit ook: “Negri en Hardt falen”. Maar ze wijst terecht op het feit dat het najagen van eigenbelang ten koste van anderen evengoed een schadelijke utopie is.

Hoe kunnen we de samenleving dan binnen goede banen houden. Spinoza rekent hiervoor op de rede, al is dan niet eenvoudig. “In periodes van grote onzekerheid wendt de mens zich des te makkelijker tot het bijgeloof”, schrijft Tinneke Beeckman, en dat klopt. Mensen die geconfronteerd worden met onrust en onzekerheid zijn bereid om zich over te geven aan profeten die simplistische voorstellen hebben en zich keren tegen eenvoudig te onderscheiden vijanden, ook dat zien we vandaag. Zijn afkeer voor bijgeloof verklaart ook de botsing van Spinoza met geïnstitutionaliseerde godsdiensten die de angsten en onzekerheden van mensen capteren en misbruiken. Die schakelen de vrijheid, de rede en het recht op zelfbeschikking uit. “Wie greep wil op zijn bestaan, kan best zoveel mogelijk inzicht verwerven in zichzelf en in de werkelijkheid”, aldus Spinoza. Daarmee vat Tinneke Beeckman goed de kern samen van de grote filosoof. Het is maar een korte greep uit dit boeiende boek waarin ook aandacht gaat naar Darwin, meditatie en seksualiteit en waarom Spinoza ook op die terreinen relevant blijft. Dit boek is een absolute aanrader.

 

Tinneke Beeckman, Door Spinoza’s Lens, Pelckmans-Klement, 2012

Recensie door Dirk Verhofstadt

mailto:verhofstadt.dirk@telenet.be

Print Friendly and PDF
Atheïstisch Manifest - Herman Philipse

Atheïstisch Manifest - Herman Philipse

De echte twintigste eeuw - Anna Achmatova

De echte twintigste eeuw - Anna Achmatova