De echte twintigste eeuw - Anna Achmatova
Rusland heeft in de loop van de geschiedenis veel grote schrijvers en dichters voortgebracht. Denk maar aan Aleksandr Poesjkin die in de negentiende eeuw model stond voor talenten als Michail Lermontov, Nikolaj Gogol, Ivan Toergenjev, Fjodor Dostojevski, Lev Tolstoj en Anton Tsjechov. Ook tijdens en na de Russische revolutie leverde het land getalenteerde poëten zoals Vladimir Majakovski, Aleksandr Blok, Marina Tsvetejana, Boris Piljnak, Osip Mandelsjtam, Boris Pasternak en Anna Achmatova. Die laatste was een typische ‘middleclass woman’ – een zeldzaam verschijnsel in het toenmalige Rusland, zelfs vandaag nog – en trouwde al vroeg met de jonge dichter Nikolaj Goemiljov die in 1921 door de bolsjewieken werd gefusilleerd. Onlangs verscheen haar dagboek De echte twintigste eeuw waarin ze een beeld geeft van de precaire positie waarin de toenmalige dichters zich toen bevonden. In feite vormt het één lang pleidooi voor de spirituele onafhankelijkheid van mensen in de poëzie. Haar man werd vermoord, haar zoon gearresteerd en jarenlang gevangen gezet, net zoals haar latere geliefde Nikolaj Poenin, en tal van haar collega’s en vrienden werden verdacht, bespioneerd, monddood gemaakt, opgesloten, gemarteld en vermoord. In de Sovjetunie werd ze beschouwd als een ‘klassenvijand’ en een ‘verjaarde dichteres’. In feite zorgde ze ervoor dat de Russische poëzie door die vreselijke twintigste eeuw werd geloosd, en dat op zich is een bijzondere vermelding waard.
Op indringende manier schrijft Anna Achmatova over haar jeugd in Sint-Petersburg, haar relatie met Modigliani, haar bijzondere relatie met Aleksandr Blok, en haar vriendschap met Osip en Nadezjda Mandelsjtam. Tegelijk biedt ze een zicht op die hardvochtige twintigste eeuw vol oorlog, revolutie en onderdrukking, vooral in dat deel van de wereld. Na een al bij al gelukkige jeugd moest de dichteres vanaf de jaren twintig strijd leveren met de sovjetcensuur. Zelf bracht ze het er levend vanaf, maar met tal van haar medestanders liep het anders. Haar man Nikolaj Goemiljov en haar grote voorbeeld Osip Mandelsjtam werden samen met tal van andere ‘contrarevolutionaire’ subjecten gefusilleerd. Alleen Jevgenij Zamjatin, de duivel van de Sovjetliteratuur, kreeg om onbekende redenen de toelating om het land te verlaten, waarna hij ziek van heimwee stierf in Parijs. De dictatuur van het proletariaat, de willekeur van haar leiders en het gruwelijke geweld tegenover tegenstanders zorgde voor een onpeilbare angst onder de bevolking. ‘Jezelf moet je zo min mogelijk blootgeven’, zo schrijft ze, als de beste strategie om te overleven. Het gaat voor de dichteres zover dat ze naar andere mensen keek als gelukzakken, want mensen van wie geen dichtbundel verschenen hadden geen problemen.
Anna Achmatova begon reeds voor de Grote oorlog te schrijven. Vanaf 1911 publiceerde ze regelmatig in tijdschriften en een jaar later verscheen haar bundel Avond. In 1917 was ze een veelgelezen en geprezen dichteres. Maar na de revolutie werd ze door de rode leiding en de pers afgemaakt omdat haar werk te persoonlijk, mondain en verderfelijk zou zijn. In het midden van de jaren twintig besloot men haar werk niet langer te publiceren en volgde een verordening van het Centraal Comité: ‘Niet arresteren, maar ook niet publiceren’. Tussen 1925 en 1939 werd ze doodgezwegen en leidde ze het leven van iemand die als het ware niet bestond. ‘Mijn portretten werden van tentoonstellingen weggehaald, mijn naam werd van lijsten geschrapt, mijn boeken werden niet heruitgegeven, buitenlanders kregen te horen dat ik was opgehouden te schrijven en geloofden dat heilig’, zo schrijft ze. Dat was niet alleen het lot van dichteressen maar van zovele andere ‘contrarevolutionairen’. Waarop Achmatova quasi achteloos vermeldt dat tijdens de terreur weduwen en kinderen zeiden: ‘Godzijdank dat hij er niet meer is’, alsof ze een nog groter onheil konden verwachten en blij waren dat de man in kwestie – hun echtgenoot of vader – dood was.
De Russische dichter Aleksandr Blok die tegenover de machthebbers de vrijheid van creatie verdedigde, profeteerde ooit: ‘O, als jullie wisten, kinderen, welke kou en donkerte komt…’ Welke kou en donkerte zouden volgen kon Blok zich niet voorstellen. Osip Mandelsjtam, een goede kennis van Anna Achmatova, en zijzelf wel. Hij werd op 13 mei 1934 gearresteerd, volgens de meeste waarnemers omwille van zijn gedicht De heerser waarin hij Stalin had gehekeld. Anna was bij de arrestatie aanwezig en zag hoe al zijn papieren uit kasten en burelen werden gegooid. Pasternak en zijzelf gingen na zijn arrestatie voor hem pleiten bij de autoriteiten maar zonder succes. Mandelsjtam werd even vrijgelaten maar toen weer opgepakt en stierf uiteindelijk in 1938 in een Siberisch doorgangskamp. Dit drama heeft haar duidelijk getekend. Achmatova was een zeer gelovige vrouw – Stalin noemde haar zelfs ‘de non’ – enbleef van kindsbeen af tot haar dood trouw aan de orthodoxe kerk. De katholieke kerk daarentegen had voor haar iets godslasterlijk, zo schrijft ze na een bezoek in 1964 in Rome. ‘Het is net een tweestrijd van mensen met God. Verschrikkelijk’, aldus Achmatova.
In elk geval horen we hier een van de weinige stemmen die de wreedheid van het stalinisme als bij wonder overleefd heeft. Het dagboek van Anna Achmatova is niet neutraal. Doorheen het boek voel je haar ijdelheid. Zo boetseert ze zorgvuldig en met oog voor detail haar eigen onsterfelijkheid. Dat neemt niet weg dat ze op de eerste rij zat om de onmenselijkheid van het toenmalige regime vast te stellen. In zijn boek Mijn Russische ziel noemt de Nederlandse auteur en vertaler Hans Boland de verzencyclus Requiem van Achmatova ‘het belangrijkste gedenkteken voor de slachtoffers van Stalin dat de Russen bezitten, maar was in eigen land tot de dagen van Gorbatsjov strenger taboe dan de bijbel’. In 1965, een jaar voor haar dood, kreeg Anna Achmatova eindelijk publieke erkenning en 22 jaar later, onder Gorbatsjov, werd haar werk opnieuw uitgebracht in de voormalige Sovjetunie. Vandaag wordt ze erkend als een van de voornaamste dichters van de voorbije eeuw. Een klein deel van haar dichtwerk werd in het Nederlands vertaald, maar dat zal in de toekomst ongetwijfeld veranderen. Wat volgt is een van haar mooiste gedichten uit: Maar mijn liefde voor jou maakt me machteloos uit 1934 in een vertaling van Hans Boland.
Laatste toast
Op mijn bestaan vol nijd en spijt,
Ons huis in stof en as,
Ons samenzijn in eenzaamheid,
Op jou hef ik het glas,
En op die ogen, kil en dof,
Die mond, die mij verried,
En op de wereld, wreed en grof,
Op God, die ons verliet.
Een indrukwekkend boek, van een indrukwekkende vrouw die getuigde over een van de zwartste bladzijden van de vorige eeuw.
Anna Achmatova, De echte twintigste eeuw, Privé-domein, 2006
Recensie door Dirk Verhofstadt