Over vrijheid - John Stuart Mill
John Stuart Mill (1806-1873), zoon van de filosoof James Mill, was een Engels filosoof, econoom en activist. Hij verfijnde het utilitarisme van zijn leermeester Jeremy Bentham. Zijn eigen versie hiervan beschreef hij in Utilitarianism, waarbij hij aangaf dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen verschillende soorten genot. In zijn bekende werk On Liberty zette hij het schadebeginsel uiteen. In 1869 publiceerde hij samen met zijn vrouw Harriet Taylor The Subjection of Women, waarin hij vrouwenrechten verdedigde. Hij was vier jaar parlementslid waar hij eveneens ijverde voor vrouwenkiesrecht en de vooruitstrevende liberalen steunde.
In 1859, het jaar waarin On the Origin of Species van Charles Darwin, verscheen, publiceerde Mill zijn boek On Liberty. Deze twee boeken zijn van fundamenteel belang voor het humanistisch wereldbeeld. De roem van Darwins boek is echter vele malen groter dan Mills boek, terwijl de grondslag van de liberale democratieën uiteengezet wordt in het manifest van Mill. Het is ook vreemd dat veel mensen wel Karl Marx kennen, grondlegger van het communisme, maar niet Mill die de grondslag van het politiek liberalisme heeft gelegd. Mill staat in de traditie van de Verlichting. Hij probeert door middel van de rede een zo goed mogelijk systeem van samenleven te vinden. Het axioma van Mill is de vrijheid van het individu.
Natuurlijk zijn er mensen die het daar niet mee eens zijn, maar met welk recht zouden zij hun mening en wil aan een ander mogen opleggen? Mill denkt na over de consequenties van wat het inhoudt om iedereen een zo groot mogelijke vrijheid te geven. Ten eerste meent Mill dat de primaire taak van de overheid is om de zo groot mogelijke vrijheid van individuen te waarborgen. De staat heeft het geweldsmonopolie en mag alleen dan geweld toepassen om individuen te beschermen tegen andere individuen (rovers, moordenaars, verkrachters). Ten tweede formuleerde Mill het schadeprincipe (harm principle). In moderne taal: alles mag zolang je anderen maar geen fysieke schade toedoet.
Mills vorm van liberalisme als individualisme is een tegenhanger van paternalisme. Paternalisme is als een individu door andere individuen, groep, of staat, verplicht wordt dingen te doen of te laten tegen zijn of haar zijn. Paternalisme blijkt een heel menselijke neiging. De culturele antropologie laat zien dat er geen cultuur bestaat of heeft bestaan waar de vrijheid van het individu centraal staat. Mills pleidooi voor individualisme is een uniek document, een hoogtepunt van de beschaving. Het probleem met paternalisme is dat, hoe goed het soms ook bedoeld is, het mensen dingen opdringt die hun ongelukkig maken of leed toebrengen. Zelfbeschikking, dat wil zeggen een zo groot mogelijke vrijheid van het individu (ook wel individualisme genoemd), is een van de uitgangspunten van het humanisme. Humanisme zou wars van alle vormen van paternalisme moeten zijn en moeten opkomen voor de vrijheid van het individu. Mills pleidooi is het fundament waarop humanisme en liberalisme staan. Mills pleidooi voor individuele vrijheid is in de loop van de 20e eeuw in de liberale democratieën stapsgewijs grotendeels verwezenlijkt, met gelijkberechtiging van vrouwen, homoseksuelen en gehandicapten.
Het gedachtegoed van Mill is actueel op tenminste twee punten. Ten eerste in de discussie over de reikwijdte van de vrijheid van expressie. Mill pleit voor een zo groot mogelijke vrijheid van expressie, inclusief de vrijheid van expressie die anderen mentaal pijn kan doen en kan kwetsen of beledigen. De staat dient zich niet te mengen in de vrije expressie van individuen, zolang er geen sprake is van fysiek leed (geweld) of dreigen met geweld. Het is van fundamenteel belang om te beseffen dat Mill het alleen heeft over fysiek leed. Want als mentaal leed ook wordt meegerekend wordt de vrijheid van expressie ernstig beperkt. Immers iemand die meent mentaal gekwetst te zijn zou zich dan kunnen beroepen op het schadebeginsel en dat zou een enorme inperking van de vrijheid van expressie betekenen.
Het tweede punt van toepassing van het Milliaanse liberalisme is op het gebied van de milieu-ethiek. Wie het schadeprincipe serieus neemt, zal zijn of haar handelen moeten beperken. Immers, de leefwijze van de gemiddelde westerse mens veroorzaakt schade aan 1) toekomstige generaties, 2) mensen in arme landen (door export van ons afval bijvoorbeeld) en 3) dieren in de intensieve veehouderij. Mill beperkte zijn schadeprincipe tot mensen in het hier en nu. Maar is het terecht het schadeprincipe te beperken tot mensen hier en nu? De eerste toepassing van Mill over de vrijheid van expressie vindt vooral aanhang onder vrijdenkers. De toepassing van Mill op milieuethiek is grotendeels onontgonnen terrein.
Recensie door Floris van den Berg