Nieuwe vrijheid - Gwendolyn Rutten
In een interview in Het Laatste Nieuws ter aankondiging van haar nieuwe boek Nieuwe vrijheid, verkondigde Open Vld-voorzitter Gwendolyn Rutten dat ‘onze manier van samenleven superieur is aan alle andere’. Deze uitspraak veroorzaakte heel wat polemiek. Uit heel wat reacties hierop bleek dat men dacht dat Rutten het over onze cultuur had, welke dat dan ook mag zijn, of over haar eigen levensstijl. Maar wie de passage in haar boek hierover erop naslaat, zal merken dat dit niet is wat ze hiermee bedoelt. Met ‘onze manier van samenleven’ bedoelt ze onze samenlevingsvorm, onze liberale democratie met haar fundamentele grondrechten en vrijheden, waardoor we over alles en nog wat vrij onze mening kunnen verkondigen, vrij kunnen kiezen met wie we willen samenleven, evenals – wat ze ook benadrukt in haar boek – dat we vrij kunnen kiezen om al dan niet een religie aan te hangen en deze naar wens ook weer terug kunnen afvallen. Kortom: dat je zelf je leven kan inrichten naar eigen wens. Blijkbaar rust er nog een groot taboe op het zo helder formuleren van deze superioriteit. Merkwaardig, want het is zeer moeilijk om het daar niet mee eens te zijn. Dat zou namelijk betekenen dat je een samenleving verkiest waar je niet vrij je mening mag uiten, niet zelf mag kiezen met wie je een relatie wil aangaan, niet zelf je religie mag kiezen, waar vrouwen niet gelijk zijn aan mannen, en ga zo maar door.
De uitspraak geeft de toon van het boek wel goed aan. Zeer scherp en bevlogen behandelt Rutten een groot aantal thema’s. Hierbij legt ze de focus op onze verworven vrijheden, hoe deze bedreigd worden vanuit verschillende hoeken en hoe deze moet worden veiliggesteld. Daarnaast positioneert Rutten zich steevast als vooruitgangsoptimisme tegenover eenieder die beweert dat het vroeger zoveel beter was. Dit uit zich bijvoorbeeld duidelijk wanneer ze de technologische veranderingen in onze samenleving bespreekt. Vooruitgang hou je niet tegen, zo stelt ze. Daarom is het de kunst van de politiek om van die verandering een verbetering te maken. Volgens Rutten moeten we daarom voornamelijk focussen op de voordelen die technologische ontwikkelingen met zich meebrengen, bijvoorbeeld hoe robotica en technologie ons kunnen helpen om de uitdagingen van de vergrijzing op te vangen. Over de onheilsberichten waarin wordt verkondigd dat technologische veranderingen tot massaal banenverlies en achteruitgang zal leiden – zoals vaak verkondigd door conservatief links – stelt Rutten ook terecht dat deze vrees nog nooit is uitgekomen. Door technologische disruptie verdwijnen er natuurlijk banen, maar dit heeft ook steeds geleid tot de ontwikkeling van nieuwe jobs.
Het belang van technologische vooruitgang wordt door Rutten ook terecht aangehaald als oplossing voor de klimaatopwarming. Terugplooien op onszelf en stoppen met handel drijven zal hiervoor geen oplossing zijn, want dit zal enkel leiden tot achteruitgang en minder vrijheid. Eigen aan het klimaatprobleem is echter de beperkte tijd die we hebben om de opwarming voldoende te beperken, wat nodig zal zijn om de vrijheden van de toekomstige generaties veilig te stellen. Aan de onzekerheid over de hiervoor beschikbare tijd, gaat Rutten spijtig genoeg voorbij. Enkel inzetten op technologische vooruitgang zal mogelijks onvoldoende zijn. Daarom kunnen best ook andere methoden worden overwogen. Bijvoorbeeld de systemen die economen hebben ontwikkeld om dit probleem via marktwerking aan te pakken, waarbij de maatschappelijke kost veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen in de prijs van goederen wordt opgenomen. Denk maar aan CO2-taksen, rekeningrijden, of verhandelbare emissierechten.
Wat sterk is aan Nieuwe vrijheid, is dat Rutten geen belangrijke thema’s links laat liggen. Zo geeft ze ook haar visie op de sociale zekerheid van de toekomst. Hierbij moet de focus liggen op het voorzien van ontplooiingskansen. Een echte sterkte sociale zekerheid is nodig, zo schrijft ze hierover, maar dan wel een die mensen opvangt als het nodig is, zonder ze in de afhankelijkheid van een uitkering te houden. Deze focus op ontplooiingskansen past ze consequent toe doorheen haar boek. Ook haar voorstel om kinderen zo vroeg mogelijk naar school te laten gaan komt hieruit voort. Evenals haar pleidooi om een gemeenschappelijk vak in het secundair onderwijs in te voeren over levensbeschouwing, ethiek, filosofie en burgerschap (LEF), dat de bestaande segregatie op basis van levensbeschouwing zou moeten vervangen. Dit is natuurlijk de juiste benadering. Mensen informeren, emanciperen en gelijke kansen aanbieden zal ervoor zorgen dat ze zich kunnen ontplooien en zelf hun eigen keuzes kunnen maken.
Een groot deel van het boek wordt besteed aan de wisselwerking tussen vrijheid en veiligheid. Als antwoord op verschillende dreigingen wordt er heel kwistig omgesprongen met onze vrijheden, stelt Rutten vast. Zo zijn we in de bizarre situatie terecht gekomen waarin sommigen vinden dat het nodig is om bepaalde vrijheden af te schaffen, net om deze te beschermen – wat verwijst naar het voorstel van N-VA-politicus Peter De Roover om de vrijheid van meningsuiting van radicale moslims te beperken. Als antwoord hierop stelt Rutten dat onze vrije meningsuiting er net is ter bescherming van een overheid die beweert de waarheid in pacht te hebben. En hierin heeft ze gelijk. Onze vrijheid van meningsuiting is net nodig om meningen die niet als normaal worden beschouwd toch te kunnen uiten. Wat natuurlijk niet betekent dat we alles wat gezegd wordt ook goed moeten vinden. Daarom is de oproep van Rutten om ‘normaal’ te doen niet gericht op bijvoorbeeld het verbieden van meningen, maar een oproep om respectvol samen te leven.
Rutten bespreekt ook de manier waarop onze vrijheden misbruikt kunnen worden. Politici die geen enkel respect hebben voor onze rechten en vrijheden kunnen democratisch verkozen worden en vervolgens hun macht misbruiken om vrijheden af te schaffen. Hiermee haalt ze een heel actueel thema aan. Denk maar aan het Turkije van Erdoğan en het Hongarije van Orbán, waar de ene vrijheid na de andere op de schop dreigt te gaan. Ook de opkomst van de radicale islam vormt een gevaar. ‘De terreur van IS en de opkomst van het salafisme heeft wel met de islam te maken. Met een deel van de islam dat zich afzet tegen de moderne tijd en de secularisering en dat op die manier een vijand is van de vrijheid’, zo stelt Rutten hierover. Om de moderne rationele islam een kans te geven is het volgens haar nodig om salafistische organisaties van nabij te volgen en indien nodig aan banden te leggen, om salafistische moskeeën te sluiten en haatpredikers het land uit te zetten. En hierin gaat ze ver: de financiering vanuit Saoedi-Arabië en andere golfstaten zou in kaart moeten worden gebracht en stopgezet. Ook onze diplomatieke relaties met Saudi-Arabië moeten volgens Rutten worden stopgezet. Als verdediging van de internationale mensenrechten zou dit een zéér sterk signaal zijn. Hieruit volgt echter direct de vraag of je deze redenering dan moet doortrekken naar alle dictaturen, of dat je deze moet beperken tot die landen waar de meest grove mensenrechtenschendingen plaatsvinden, zoals Saoedi-Arabië?
Een ander thema in het boek is asiel en migratie. Om een antwoord te bieden op deze uitdaging, is er volgens haar meer Europese samenwerking nodig. Ons gezamenlijke buitengrenzenbeleid zou moeten samengaan met één enkele asielprocedure voor de hele Europese Unie. Daarnaast zou de opvang aan de Europese buitengrenzen moeten gebeuren, waar dan moet worden nagegaan wie in aanmerking komt en wie niet. Vervolgens zouden deze mensen volgens een objectieve verdeelsleutel aan de verschillende lidstaten moeten worden toegewezen. Hoewel ze het niet vermeld, zou dit voorstel een einde kunnen maken aan de hypocriete manier waarop we vandaag de dag met Turkije omgegaan. De vrijheden waar Rutten in haar boek zo sterk voor pleit worden er op massale schaal geschonden. Maar door de Europese Commissie en de regeringsleiders wordt hier heel zwak op gereageerd, doordat ze vastzitten aan de ‘vluchtelingendeal’ met Turkije.
Dit pleidooi voor meer Europese samenwerking komt ook meermaals aan bod bij andere thema’s. Zo is meer samenwerking volgens Rutten ook nodig om onze defensie-uitgaven te optimaliseren, aangezien het door onze budgettaire krapte onmogelijk zal zijn om die naar 2 procent van het BBP te verhogen. Haar pro-Europese pleidooi is echter niet blind voor de gebreken aan het Europese project. Zo haalt ze aan dat de Europese Unie nauwelijks aan de drang kan weerstaan om zich bezig te houden met dingen waarmee ze zich niet zou moeten bezighouden. Maar omdat de Europese Unie het potentieel in zich draagt om in een veranderende wereld een baken van vrijheid, vrede en vooruitgang te zijn, vindt Rutten dat België een voortrekker zou moeten zijn om met een kleine maar vastberaden groep Europese landen, de samenwerking te versterken op onder meer buitenlands beleid, defensie en veiligheid.
Als een soort van rode draad doorheen het boek probeert Rutten een lijn te trekken die niet mag worden overschreden. Haar stelling is dat er aan de vrijheden die we hebben verworven niet mag worden getornd. Hierover compromissen sluiten zal immers altijd ten koste gaan van minderheden. Daarnaast toont ze duidelijk aan dat keuzes die onder onze vrijheden vallen, niet altijd op een vrije manier worden gemaakt. Wie opkomt voor vrijheid trekt een grens zodra er sprake is van dwang, zo stelt ze. ‘Er is geen sprake van vrijheid als kinderen uitgehongerd of uitgeput op school zitten. Zowel als dat te wijten is aan kansarmoede als wanneer ze verplicht worden de ramadan te volgen.’ Door dit onderscheid te benadrukken haalt Rutten een heel belangrijk punt aan, dat vaak over het hoofd wordt gezien.
Wanneer Rutten haar ongenoegen uit over betutteling en moraalridders – waarmee ze verwijst naar die mensen die bijvoorbeeld zeggen dat we geen vlees meer mogen eten en geen open haard mogen aansteken – gaat ze daarentegen wat kort door de bocht. De individuele vrijheid stopt namelijk wanneer je die van een ander begint te schaden. Dit schadebeginsel is hier echter perfect van toepassing, aangezien houtkachels en open haarden de grootste bron zijn van fijn stof in Vlaanderen en hierdoor nadelige gezondheidseffecten veroorzaken bij anderen. Mensen die opkomen voor minder vleesconsumptie wegzetten als moraalridders is ook wat te gemakkelijk. Natuurlijk moet vleesconsumptie niet verboden worden, maar men kan er niet aan voorbij dat een vegetarisch dieet minder dierenleed met zich meebrengt dan dat van een vleeseter, en op métavlak belangrijk is voor de draagkracht van onze aarde.
Met Nieuwe vrijheid positioneert Rutten zich zeer duidelijk ten opzichte van de andere ideologieën in een boek boordevol ideeën. Zo komt onder meer haar visie op de vakbond van de toekomst en een pleidooi voor een moderne rationele islam aan bod. Rutten durft duidelijk stelling te nemen en problemen helder te benoemen. Wanneer ze het belang van vrijheid voor emancipatie beschrijft, doet ze dit bijvoorbeeld door consequent op te komen voor degene wiens vrijheid het meest in het gedrang komt. Dit is een verademing in een tijd waarin bepaalde vrijheidsbeperkingen vaak worden goedgepraat onder het mom van multiculturaliteit. De positieve en optimistische stijl van het boek is ook zeer aanstekelijk en zal lezers aanzetten om op te komen voor onze vrijheden. En dit is belangrijk. De kern van de boodschap van dit boek is namelijk dat onze vrijheden niet permanent verworven zijn, en we ze steeds opnieuw zullen moeten heroveren.
Recensie door Johannes Derboven
Gwendolyn Rutten, Nieuwe vrijheid, Polis, 2017