De bescheidenheid van de liberale democratie maakt ze superieur - Andreas Tirez
Bijna twee weken geleden opende Gwendolyn Rutten, voorzitster van Open VLD, een debat dat vandaag nog woedt. Ze stelde dat “onze manier van leven zonder enige twijfel superieur is aan alle andere in de wereld”. Voor sommigen was dat evident, zoals voor de filosoof Maarten Boudry, die onmiddellijk de link met de liberale democratie maakte. Anderen vonden de stelling stuitend arrogant of stoorden zich aan de term “superieur”.
Rutten heeft in essentie gelijk als ze met “onze manier van leven” de liberale democratie bedoelt, het samenlevingsmodel waarbij cruciale individuele vrijheden gegarandeerd worden. En dat samenlevingsmodel is net niet arrogant, omdat de liberale democratie gelijkstaat met het collectief erkennen dat iedereen voor zichzelf mag kiezen wat het goede leven inhoudt, zolang je anderen geen schade berokkent.
Bescheiden over wat het goede leven is
Als mensen van hetzelfde geslacht samen een leven willen opbouwen en trouwen, dan mag dat. Als mensen goed geïnformeerd een einde willen maken aan hun leven omdat ze ondraaglijk lijden, dan mag dat. Als mensen om religieuze redenen een hoofddoek willen dragen, dan mag dat. Die vrijheid is er omdat we collectief erkennen dat we niet weten hoe het goede leven er uitziet en dat elk individu dat bijgevolg voor zichzelf mag bepalen. De liberale democratie getuigt met andere woorden van een grote bescheidenheid.
In samenlevingen waar er wel een bepaalde vorm van leven wordt vooropgesteld (of andere vormen worden afgeremd) is die bescheidenheid er niet. Daar bepalen de machtshebbers wat je moet geloven en denken, met wie je wel en niet mag trouwen en hoe je je moet kleden. En het zijn net die samenlevingsmodellen die arrogant zijn, omdat ze impliciet of expliciet beweren te weten wat het goede leven inhoudt voor anderen.
De superioriteit van de liberale democratie is dus paradoxaal. Ze is zeer bescheiden over hoe het goede leven er moet uitzien, maar tegelijk onbescheiden omdat ze duidelijk stelt dat niemand voor anderen kan bepalen wat het goede leven is. Zelfs een overweldigende democratische meerderheid kan niet tornen aan de individuele vrijheden. Zelfs als morgen het Belgische parlement unaniem stemt dat een hoofddoek dragen op straat niet kan, zal die wet door een rechter vernietigd worden. Voor sommigen komt dit arrogant over, terwijl het gewoon het logisch doortrekken is van de bescheidenheid: ik kan niet zeggen hoe jij moet leven, maar iemand anders kan dat ook niet. En dus garanderen we ieders individuele vrijheid. Ziedaar het fundament van de liberale democratie.
Het is volgens mij dan ook duidelijk dat een liberale democratie superieur is, net omdat ze geworteld is in een grote bescheidenheid. Ik kan me geen beter model voorstellen en ik heb ook geen betere voorstellen gehoord in de vele discussies
Ideaal en praktijk
De vraag is evenwel in welke mate onze maatschappij het ideaal van de liberale democratie benadert. Ten eerste vermoed ik sterk dat een meerderheid “onze manier van leven” niet spontaan vereenzelvigt met de liberale democratie, maar wel afzet tegenover de islam, terwijl andere religies en geen religie perfect naast en met elkaar zouden moeten kunnen gedijen in een liberale democratie (zolang ze de individuele vrijheden respecteren).
Ten tweede is ons samenlevingsmodel met grote individuele vrijheden pas rechtvaardig en efficiënt als alle volwassenen goed geïnformeerd hun keuzes kunnen maken. Onderwijs en gelijke kansen zijn dus essentieel in een liberale democratie, omdat het bijzonder cynisch is om veel vrijheid te geven aan mensen met weinig kansen op goede informatie of opleiding. Het is dan alsof je ze midden in de woestijn zou droppen en zeggen dat ze vrij zijn om te doen wat ze willen. Aan een dergelijke valse vrijheid heb je niets.
Kinderen moeten dus de kans krijgen om zich tot goed geïnformeerde, ontvoogde volwassenen te ontwikkelen. Eén van de grootste drempels hiervoor is kinderarmoede, omdat een kind dat in (kans)armoede opgroeit doorgaans beperkt wordt in die ontwikkeling. En gezien kinderen geen verantwoordelijkheid kunnen dragen, heeft de overheid de plicht een kader te creëren opdat elk kind genoeg kansen krijgt. Als politici de superioriteit van de liberale democratie promoten moeten ze volgens mij dan ook de logica doortrekken en de strijd voor gelijk kansen, in al haar complexiteit, als één van de hoogste beleidsprioriteiten verdedigen. Daar is volgens mij nog veel werk aan.
Andreas Tirez
Een licht bewerkte versie van deze tekst verscheen eerst als column in De Tijd.