Maak van de welvaartsstaat opnieuw een vangnet én een trampoline
België pionierde in de 19de eeuw met een liberale grondwet en in de 20ste eeuw met de welvaartstaat. Dat kwam door generaties van politici die “bold ideas” hadden voor een betere toekomst. Dat lef zijn we ergens onderweg kwijt gespeeld. Wij durven taboes -van een vermogensbelasting tot minimumlonen- niet meer doorbreken. Als deze crisis ons nochtans iets leert, is het dat we opnieuw nood hebben aan een generatie politici die het debat durft aangaan. Aan pioniers die de koterij van onze welvaartstaat durven platgooien om een nieuw huis op te trekken, vol grandeur. Eén van de pilaren van dat huis voor mij? Het negatief belastinginkomen (NBI) dat de combinatie van werken én uitkering mogelijk maakt. Wie neemt de handschoen op?
Een land van pioniers
Wij zijn een land van pioniers. In de 19de eeuw stichtten wij met onze liberale grondwet één van de eerste democratische rechtsstaten. In de 20ste eeuw liepen we voorop met de uitbouw van onze welvaartstaat. Burgers beloofden zorg te dragen voor elkaar bij tegenslag en iedereen kreeg de kans om vooruit te geraken in het leven. We bouwden zo een kansenmachine van sociale mobiliteit en economische groei. Dankzij generaties van politici met “bold ideas” voor een betere toekomst
In deze 21ste eeuw ziet het er steeds meer naar uit dat dat model zijn houdbaarheidsdatum is gepasseerd. Dat komt omdat onze samenleving radicaal is veranderd: gezinnen zijn anders samengesteld, vrouwen eisten hun plaats op, migratie is een realiteit, de vaste baan bij één werkgever is een loopbaan geworden. Maar dat komt ook omdat politici ergens onderweg hun lef zijn kwijt gespeeld. “Bold ideas” ruimden plaats voor taboes en oplapwerk.
Ze hebben het huis dat de welvaartstaat is keer op keer vertimmerd om het aan te passen aan nieuwe maatschappelijke evoluties. Maar je kan een huis niet eindeloos blijven verbouwen zonder dat het zijn grandeur verliest. Het resultaat is dat onze welvaartstaat haar dubbele belofte niet langer waar maakt. Geen vangnet: 16,4 procent van de Belgen leeft onder de armoedegrens. Geen springplank: het duurt 120 jaar om van het onderste inkomensdeciel op te klimmen naar een mediaaninkomen.
Dit betekent niet enkel een verlies van individueel welzijn. Elk talent dat we niet benutten, schaadt ook onze collectieve welvaart. En zonder welvaart geen welvaartstaat. Dat we moeten hervormen weten we al langer dan vandaag. Begin dit jaar kwam de OESO alweer met een alarmerender cijfer: bij ongewijzigd beleid zou onze staatsschuld tegen 2060 oplopen tot 200% omwille van de oplopende vergrijzingskost. De kost hiervan valt op de schouders van jongere generaties. Morrelen in de marge is dan geen optie meer. Als we er niet in slagen om onze welvaartstaat om te vormen tot een echte investeringsstaat, voorspel ik u nu al dat de volgende polariserende breuklijn zich zal afspelen tussen jong versus oud.
Binaire arbeidsmarkt
Hoewel je altijd moet opletten met het gebruiken van crises om je eigen analyse te bevestigen, kan je alleen maar concluderen dat de huidige economische storm het huis doet kraken en piepen. Het wankelt onder de bric-à-brac. Van freelancers over werknemers tot ondernemers en zelfstandigen, al dan niet in bijberoep en al dan niet met een fysieke locatie: er was geen vangnet dat hen automatisch opving. De complexiteit van onze welvaartstaat bleek efficiënt noch fijnmazig. Een wildgroei aan steunmaatregelen was het gevolg. Nieuwe koterij om de bestaande koterij aan te vullen.
Die complexiteit complementeren wij met een hoge fiscaliteit. Bijna nergens wordt arbeid -en dan vooral de laagste lonen- zwaarder belast. Het resultaat is een binaire arbeidsmarkt: je bent werkloos of je werkt. In ons land waar de combinatie van werk en uitkering onmogelijk is, is dat een valse keuze. Het betekent deel uitmaken van de “working poor” die werken voor een overbelast laag loon. Of van een groep mensen met een vervangingsuitkering en zonder perspectief. Dan hoeft het niet te verbazen dat er vorig jaar in ons land slechts 70% van de 20-64-jarigen aan de slag waren. Dat is tien procent minder dan onze noorderburen waar combinaties van uitkering en loon wel mogelijk zijn.
Op een moment dat een kwart miljoen mensen hun job dreigen te verliezen, is het tijd om onze arbeidsmarkt een reboost te geven. Daarbij hebben we geen nood aan meer van hetzelfde. Maar moeten we heilige huisjes durven slopen -zoals een vermogenswinstbelasting of herfederalisering- en opnieuw lef tonen met “bold ideas” voor een betere toekomst.
Het Negatief Belastinginkomen – Het Opstaploon
Eén van de radicale voorstellen is die van het universele basisinkomen. De analyse ervan onderschrijf ik: de meeste mensen deugen. Terwijl onze huidige welvaartstaat te vaak uitgaat van het principe ‘vertrouwen is goed, controle is beter’. Dat voedt bureaucratie, remt sociale mobiliteit af, en leidt er steeds meer toe dat het samenleven stroef loopt. De ene helft kan steeds minder bijdragen, de andere helft wil steeds minder bijdragen. Alleen is het UBI dan misschien wel eenvoudiger, het zorgt niet voor sociale mobiliteit. Iedereen krijgt immers hetzelfde bedrag waardoor middelen niet terecht komen waar ze het meest nodig zijn. Het maakt het onrechtvaardig en economisch inefficiënt. Kenmerken die het negatief belastinginkomen daarentegen wel combineert.
De persoon verantwoordelijk voor het populariseren van deze weinig wervende term in de jaren ‘80 is de econoom Milton Friedman. En hoewel een nieuwe naam absoluut nodig is -waarom niet bijvoorbeeld opstaploon?- is het idee erachter net wel enorm wervend. Dit omwille van zijn eenvoud: zolang werkende mensen een bepaalde inkomensgrens niet bereiken, krijgen ze bovenop hun loon een uitkering. Dit tegen een negatieve belastingvoet op basis van het verschil tussen hun inkomen en die inkomensgrens. Stel bijvoorbeeld dat we een puur fictieve belastingvoet van 50% en een even fictieve inkomensdrempel van 2000 € nemen. Ben je werkloos, dan ontvang je 1000€ (50% van 2000€). Kan je de maand nadien aan de slag en ontvang je een loon van 1200€, dan krijg je hier bovenop nog 400€ (50% van 2000€-1200€) en houd je dus 1600 euro over.
Het resultaat? Ten eerste krijgen meer efficiëntie en eenvoud. Dit door te schrappen in de wildgroei aan statuten en vervangingsinkomens en door te vertrekken van het individu in plaats van het gezin. Zo zullen bijvoorbeeld vrouwen in kwetsbare posities toegang hebben tot dit opstaploon wat hun positie versterkt. Ten tweede maken we komaf met de binaire keuze tussen “working poor” of werkloosheid. Het NBI geeft met zijn combinatie van loon en uitkering mensen immers de kans om op de sociale ladder te klimmen. Met elke euro die zij verdienen, gaan zij er op vooruit en versterken ze bovendien mee de welvaartstaat. Het zorgt er immers voor dat meer schouders minder lasten zullen moeten dragen. Waardoor we de vicieuze cirkel van een zware welvaartstaat, een grote overheidsschuld en dus een hoge belastingdruk eindelijk kunnen doorbreken.
We zijn het stadium van de zoveelste nieuwe uitbouw aan het huis nu echt gepasseerd. The definition of insanity is doing the same thing over and over again and expecting a different result.
In deze 21ste eeuw hebben we geen nood meer aan recepten uit de 20ste eeuw.
In deze 21ste eeuw hebben we vooral nood aan politici uit de 21ste eeuw.
Een nieuwe generatie die de koterijen durft platgooien en een nieuw huis optrekken, vol grandeur. Die kijken naar de toekomst en zo terug aanknopen met onze traditie als land van pioniers. Laat ons samen het debat aangaan: hoe kan het anders en beter? Hier is alvast mijn voorzet. Let’s get to work.
Sihame El Kaouakibi